BMBMID Weekblad van Haarlemmermeer, De handelswaarde der Liernursmest. Jugczmtbcu. van Vrijdag 17 April 1874, N°. 16. De Geneeskundige Raad in Noord-Holland gaf in Januarij 1874 een Rapport uit van zes zijner Leden omtrent de Lier nursmest. Zoolang de Raad aandringt op onmiddellijke verwijdering van menschelijke uitwerpselen uit bewoonde plaatsen zoolang de Raad aantoont hoe verderfelijk de gisting en rotting dier stoffen werkeu kan op de gezondheid der bewonersbeweegt de Raad zich op een hem eigen en bekend terrein. Zoodra echter de Raad het landbouwterrein betreedt, zien wijdat hem de grond als het ware onder de voeten ontzinkt. Waar de Raad landbouwproeven is gaan nemen, en meent ge- lukkig geslaagd te zijnis, mijns oordeels, dat proefnemen ge- heel onvoldoendeen in strijd met de allereerste beginselen der laudhuishoudkunde. Ik gevoel dat deze mijne stelling bewij3 behoeften ga er toe over om dit bewijs te leveren. De vader van den beredeneerden Landbouw, Albrecht Thaer, zegt in 1 van zijn onovertroffen boek „dat de landbouw een bedrijf is, hetwelk ten doel heeftdoor voortbrenging (nu en dan ook door verdere bearbeiding) van plantaardige en dierlijke zelfstandighedenwhist te belialenof geld te verwerven." Het belialen van winst, het verwerven van geld, is de toets- steen waarop de ware Landbouw wordt beproefd. Wie zon- der winstbejagzonder geldzucht (hoe plat die woorden klinken mogen) het land wil bebouwen, hij is misschien een zeer edei mensch een zeer wetenschappelijk maneen bevorderaar van het welzijn der Maatschappijeen liefhebber van bloemen kruiden en boomen, maar hij is geen landbouwer in den re- delijken zin des woords. De landbouwer moetmet zijn gezin van zijn beroep kunnen bestaanen voor de toekomst iets overhouden. Nu zeggen de proefnemers (bl. 10 rapport) „Wij spreken opzettelijk niet van de geldelijke uitkomsten, dewijl daarbij ta! van factoren in aanmerking komen die buiten ons bereik waren, en dus in het.uadeel van finantiele vergelijking zouden komen 1" Dit besluil strijdt eerstelijk lijnregt tegen hetgeen voorafge- gaan is (bl. 4), waar gewezen wordt op het doel om „de gemeenten met voordeelof tenminste tegen geringe geldelijke opoffering, zich te kunnen laten ontdoen van hunne faeeale stoffen" en verder „den landbouwenden stand door zien en nogniaah zientot de overtuiging te brengen dat faecaal-bemesting goede oogsten op- leveren kan, waardoor hij haar zal gaan toepassen en waar- door faecalia handelswaarde zullen bekomen en een algemeen handelsartikel worden." Indien de Raad zich enkel hadde willen bepalen, zooals hij later beweert, „om aan te toonen welk bemestend vermogen faecalienin vergelijking met oplosbare guano en stalmest in ongekultiveerden heidebodem van de slechtste soort bezitten" dan hadde hij met de handelswaarde der laecalien niets uit- staande gehad. Deze proefneming omtrent het bemestend vermogen nu ware volkomen onnoodig geweesten ook hier hadde eene eenvoudige lezing der voorschriften van vader Thaerhet kost- bare der proefnemingen kunnen voorkomen daarheen had men twijfelaars kunnen en moeten verwijzen. Hij toch schrijft (Dl. II, Hoofdst. IV, 18) over de men- lijke excrementa het volgende „De menschelijke uitwerpselen zijn eehe erkende werkzame meststof, en overtreffen, bij het vermengen met den grond, verre de uitwerpselen der dieren. Zij ziju waarschijnlijk ook van elkauder verschillendenaar de meerdere of mindere dier lijke voeding der menschen. „Waar men hun gebruik behoorlijk kent en den afschuw daartegen behoorlijk overwonnen heeft, worden zij boven elke andere mestsoort geacht", enz. Trouwens indien men in 1874 nog proeven moet nemen of menschenmest eene goede mest zij? dan heeft zelfs Liebig vergeefs geleefd en geschreven De proeven van den Geneeskundigen Raad te Hilversum zijn niet met die zorg genomen die men van wetenschappe- lijke heeren zoude mogen verwachten, ook daar waar het er alleen op aankwam te bewijzen daten zoo ja hoeveel mest- kracht de gebruikte menschelijke uitwerpselen bevatteden. De klagt over den roof van het zaaigraan en de opbrengst, door vogels en loopend wildtoont de ongeoefende band van den proefnemer. Moge het al onmogelijk zijnin zulke gevalleneen geheel veld tegen het wild te beschermenmen kan toch zeer gemak- kelijk van elke soort zaadal is het maar 6en vierkanten meter tegen de roovers beveiligendoor gevlochten metalen draadwerk. Eerst wanneer men dit gedaan heeft, weet men of het zaad niet opkomt wegens eenig gebrek in 't zaad of aan voedselof omdat het geroofd is. Dat b. v. hier alle erwten door kraaijen eksters en woudduiven zouden zijn opgegeten, betwijfel ik zeer. Ik houd het er liever voor dat dit gewas niet gekiemd heeft, omdat de bodem (het kiezelzure heizand) volkomen gebrek had aa,n kalk de grondstof die, om erwtenstroo te doen groeijen, onmisbaar is. De waarheid dezer stelling zoude door scheikundig onder- zoek moeten blijken zij wordt waarschijnlijk, doordien de erwten beter stonden op faecalien, die althans eenigen kalk bevattendan op guano waarin geene kalk voorkomt. De uitwerpselen der katoenspinnerij gaven andere uitkomsten dan die der jongeheeren-kostschool. Van geen van beide wordt het scheikundig gehalte der bestanddeelen opgegevenevenmin wordt gezegd of zij in verschen toestanddan wel sedert lang verzameld warenof daar, al of niet, water bij gemengd was eene vergelijking, met het eigenlijke Amsterdamsche Liernurs- rioolwater is dus geheel onmogelijk. De commissie van den Raad heeft, volgeus hare eigen bekentenis, in aanmerking genomen dat geen harer leden practisch landbouwer is, en dat dus, met hoeveel zorg hare proeven ook genomen zijn er toch ligt iets aan konde ontbreken. Zij heeft dus nieuw licht gaan opsteken bij den heer J. C. van de Blocquery Jr. in de Haarlemmermeer, en legt zijn ver- slag over, als bijlage van haar rapport. Van dezen praktischen landbouwer mogen wij eene naauw- keurigheid in proefneming vergendie het onheusch zoude zijn van eenen Geneeskundigen Raad te vorderen. Ik ga over om zijn verslag te oritleden, en mag hier eischen dat mij be- wezen worde, het geldelijk voordeelde winstdie er met de menschelijke uitwerpselen behaald is. Al dadelijk treft mij de vermelding dat elke hectare bemest werd met 4500 kgr. faecalien: dit toch is geheel in strijd met hetgeen later gezegd wordt omtrent het haverland, dat met 8000 kilo faecalien werd bemest: de meting schijnt bij gissing te zijn gegaan, hetgeen voor proefneming afkeuring ver- dient; een verschil van 3500 kgr. op 8000 kgr. 77 is te groot. Wat de hoedanigheid der mest betreft, eene opgave harer scheikundige bestanddeelen ontbreekt ten eenenmale. Er wordt slechts gezegddat de stof dun genoeg wasom te kunnen worden gegierdbij warm weder werd ze met on- geveer de helft of een derde water vermengd. Het verschil der vermenging is voor eene wetenschappelijke proef zeer zeker veel te groot. Dat de stof, te Leiden verkregen, sterker moet zijn (rneer stikstof enz. bevat?) dan die uit Amsterdam, blijkt mij daar- uit, dat de heer van de Blocquery het verbranden van het gras vermeldt; bij een ruim en aanhoudend gebruik van het Amsterdamsche rioolwater, uit Lieruurs buizen, heb ik dit, mij zeer wel van elders bekende verschijnsel, ook bij het warmste weder, nimmer opgemerktofschoon ik het had verwacht, en voor het geval dat het zich mogt vertoond hebbeneen grooten hoop aarde en ruigt tot bereiding van compostmest had laten in gereedheid brengen, die echter nimmer is behoeven gebruikt te worden. Dat trouwens tusschen de bestanddeelen van verschillende menschelijke uitwerpselen veel verschil bestaat, heeft Thaer gegist; heeft Liebig met de schaal bewezenen is op nieuw gebleken bij de tneer of minder guustige gevolgen door de be- mesting van den Spijkerpolder (zie rapport van den G. R.) met mest uit de katoenspinnerij en uit de jongeheeren-kostschool. De haveroogst van 1872 is door den heer van de Blocquery niet gemetenalthans de maat is door hem niet opgegeven hij zegt alleen, dat het een tameljjk goed gewas wasook van de garst zegt hij alleen „het leverde nog een zeer goed gewas op." Bij zulke opgaven is berekening onmogelijk. Omtrent het graslandzijn de opgaven niet veel naauw- keuriger. Wel blijkt dat het getal van het vee vermeerderd was, maar er blijkt niet of het vee volwassen was, of wel jong vee, of onder de schapen ook lammeren zijn mede geteld evenmin hoe lang het vee op het land kon gebouden worden zonder toevoer te ontvangen. Van de 4000 kgr. hooi wordt alleen gezegddat het van mindere kwaliteit was. De brand die volgdevernielde het stroo, en wat daarvan als stalmest den akker in een volgend jaar te goed had kun nen komen was voor de hoeve verloren. Nu eindelijkin 1873, wordt melding gemaakt van twee hectaren haverland, die in 1872 gebraakt waren; daarna met 8000 kgr. faecalien werden bemesten waarvan de opbrengst is gemeten: zij leverden op 70 mudden a 104 pd. per mud. Van het stroo wordt geene melding gemaakt. Het is in het verslag van de Blocquery de eenige opgaaf waaraan eene geldelijke berekening van winst of verlies, al thans eenigzins, kan worden vastgeknoopt. Van de wijze van bewerking van het land, wordt niets gemelddie kan alleen bij gissing worden opgemaakt. Nu is het voor een landbouwer wel mogelijk naar opbrengst van stroo en kosten van bewerking te gissendoch naauw- keurige opgaven van den proefnemer waren te verkiezen geweest. Bij ontstentenis van deze wil ik eene poging wagenom althans globaal, kosten en opbrengst met elkander te vergelijken. Ik zal trachten de kosten zoo laag doenlijk te schatten ten einde niet, met voordacht, de schaal in het nadeel der proefneming van den heer van de Blocquery te doen over scan. Ieder gewone boer zal de waarheid mijner gissingen aan eigen ondervinding kunnen toetsen. A0. 1872. De braak ligt ploegen. (De bewerking door de Commissie van den Geneeskundigen Raad Sehillen genoemd), twee hectaren h f 10.per hectare. 20. Eggen 2 hectaren a5.per hect. 10. Voor de tweede maal ploegen (dieper) 2 hectaren a f 15.per hectare 30. Krozen slootmaken kosten van hek- ken, wegenenz. 2 hectaren 5. per hectare10. Huur van het land2 hectaren a /60.— per hectare (1872)120. A°. 1873. Per hectare 8000 liter Liernursmest, aan de stad Leiden door den heer van de Blocquery betaald met 30 cent per 100 liter 24. Vervoer van Leiden naar Bennebroek, aankoopenon- derboud petroleumvaten, terug- vracht ledige vaten transport van de Ringvaart tot op het laud, naar gissing 20 cts. per 100 liter, is voor 8000 liter 16. Per hectare te zamen. 40. Transportere 190. per Transport 190. Voor twee hectaren M 80. Zaaizaad. Een mud haver, a 5. per hectare, voor twee hectaren H 10. Kosten van zaaijen, a 1.per hec tare; twee hectaren 2.— Inslegten per hect. 5. twee hect. it 10.— Wieden a f 5.per hect.twee hect. ti 10.— Maaijen en binden a f 7.per hec tare; twee hectaren it 14.— Mennen en schelften a f 12.per hectare; twee hectaren i1 24.— Dorschen 70 mud a 24 cts. per mud it 28.— Krozen sloot makeu, enz. (als boven), twee hectaren a 5. it 10.— Assurantie granen tegen brand it 1.— Opzigt twee jaren, a f 5.per hect. it 10.— Landhuur 1873, twee hect. a/60. a 120.— De gezamelijke kosten bedragen dus voor twee hectaren haverland509. De opbrengst bestondvolgens den heer "van de Blocquery, uit: (Hierbij valt op te merken, dat met de ponden zeker bedoeld zijn ponden van vijf ons, hetgeen eenigzins vreemd is, wanneer men het land bij hectaren meet, en voor het graan oud gewigt gebruikt. Ook verdient opmerking dat alle ha ver even zwaar heeft gewogenterwijl men gewoonlijk ook ligte haver dorschf, die minder geldswaarde heeft. Ik houd mij aan de opgaven van den heer van de Blocquery, en zal in 't vervolg der rekening.waar ik van ponden spreekook ponden van vijf ons bedoelen.) 70 mud haver a 104 pond, tegen f 5.per mud350. Om het gewigt van 't stroo te gis sen, reken ik aldus", bij gebrek aan betere opgaven Honderd bos (een vim) stroo geven, gedorschen zijnde, dikwijls een mud haver. Een bos stroo weegt gemiddeld vier ponden van vijf ons, dus een vim (hon derd bos) vierhonderd pond. Uit 400 pd. wordt dus gedorschen 104 pd. haver. Om dus 7280 pd. haver te kunnen dorschen worden vereischt 28000 pon den stroo. 28000 ponden stroo, berekend te gen f 5.per 1000 pd., eenen ge- wonen marktprijsgeven140. Aldus is de gezamenlijke opbrengst 490. t Aldus is er zuiver verlies op de twee bunders. 19. Bij deze berekening is aangenomen dat de pachter al het stroo van de hoeve mag wegvoeren en ten zijnen voordeele verkoopen; moet het stroo, volgens een regelmatig pacht- contractop de hoeve blijveuen aldaar, 't zij als mest, 't zij in natura weder worden op het land gebragt, zoo wordt het verlies voor den pachter 19 -j- /140, dus 159. In plaats van dus, zoo als het doel was, winst te belia len is er hier gedurende twee jaren met verlies gearbeid. Misschien zal iemnnddie dit opstel leest, zich verwon- deren dat de heer van de Blocquery op deze wijze voortgaat met boeren. Hij diene te wetendat de heer van de Blocquery het land, dat hij bebouwt, van mevrouw Diemont voor eenige jaren in pacht verkregen heeft om niet, zonder dat hij pacht- penningen behoeft te betalen. Deze omstandigheid verandert de zaak zeeren komt uit den aard der zaak ten voordeele van den pachter, die, geeue huur verschuldigd zijnde, iets meer voor de mest kan geven, en dan nog geene schade lijdt. Nu is echter door de landeigenares het land daarom eenige jaren om niet gegeven, omdat zij hoopte dat door den heer van de Blocquery, het door vroegere huurders uitgeputte land zoude worden verbeterd, opdat het later wederom eene be- hoorlijke huur zoude kunnen opbrengen. Het verdient dus nu onderzoek of welligt de bewerking en de Liernursmest, door den heer van de Blocquery aan het land besteedde kapitaalswaarde daarvan hebben verbeterd. Ook hiernaar kan eene gissing worden gewaagd, waarbij het echter jammer is, dat de Leidsche Liernursmest nimmer scheikundig werd onderzoeht, of althans dat haar gehalte nimmer is bekend gemaakt. Bij gebreke van dien zal ik daarvoor aannemen het ge halte der Amsterdamsche Liernursmest, opgegeven in het Rap port van Prof. Gunning Tijdschrift van Nijverheid, St. 5 Dl. XII). Beter ware eene analyse zelve, maar ik heb op dit oogenblik niets beters, en moet mij voor mijne gissing be- helpen met wat ik bezit. Volgens Prof. Gunning wordt gevonden in een liter Lier nursmest aan stikstof, gemiddeld Gram. 4.03 Als men volgens den heer Blocquery opbrengt per hectareLiters 8000 Zoo wordt dit, de liter gerekend 1 kilogram,Kilogr. 32,24000 dus voor twee hectaren 2 Kilogr. 64.48 herleid tot ponden van vijf ons 2 Transportere Ponden 128.96

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1874 | | pagina 5