- 67
Landbouw.
werken, wil de Heer H. van Wickevoort Crommelin de
f 12,000 voor het afwerken van den Eingdijk verminderen.
De Heer H. A. Hanedoes verklaart zich legen de 600
op staat Q uitgetrokken voor een kevel in Sectie RR; dit
laatste in stemming gebragt, wordt met 16 tegen 1 stem, die
van den Heer H. A. Hanedoes, verworpenblijvende alzoo
dit artikel op het voorgedragen cijfer van 17,100 vastgesteld.
By Hoofdstuk VI, Artikel 2, Volgn. 38, Buitengewone lier-
stellingenverklaart zich de Heer H. van Wickevoort Crom
melin tegen de 800.in staat E uitgetrokken, voor de
duikers in de Bennebroeker- en Spieringwegendaar hij zulks
eene overbodige weelde vindt.
De Heeren D. W. P. Wisboom van Giessendam en Dr. C.
E. Heynsius nemen deel aan de discussie over dit punt.
De Voorzitter brengt het voorstel van den Heer H. van Wicke
voort Crommelin, tot het doen vervallen dezer 800.in
stemmingdat met 8 tegen 9 stemmen wordt verworpen
zoodat de uitgetrokken post onveranderd wordt aangenomen.
Het geheele Hoofstuk VI blijft alzoo onveranderd op het
voorgedragen cijfer van 34,075.
Alvorens de Onvoorziene Uitgaven te regelenworden in
behandeling genomen de Ontvangsten, waarvan alle Hoofd.
stukken op de voorgedragen cijfers blijven vastgesteld, en der.
halve ook de gewone omslag bepaald wordt op 11 per hectare.
Daarop worden de Onvoorziene Uitgavenvoorgedragen op
5458.05, verminderd met 589 en alzoo vastgesteld op
4869,05.
De geheele begrooting alsnu in Ontvangst op 243,380.05
en in Uitgaven op 236,380.05, Batig saldo 7000, in
stemming gebragt, wordt met algemeene hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter brengt dank aan de Commissie voor de
door haar volbragte taak.
V. Wordt gelezen een voorstel van Dijkgraaf en Heem-
raden op het adres van H. van Schlp, van beroep landbou-
wer, wonende in den HaarlemntermeerpolderEingdijk, nabij
den Venneperweginhoudende dat hij gaarne zonde wenschen
te maken een uitweg over den Eingdijk, voor zijnen op 18
Maart j.l. gekochten dijksgrondtusschen de mijlpalen N°. 50
en 51, eu wel aan het noordelijk einde van perceel N°. 12,
in plaats van dien te leggeu op de scheiding tusschen de per-
ceelen 11 en 12.
Het daarop ingekomen advies van den Hoofd-opzigter luidt
als volgt
De ondergeteekende is van meening dat het verzoek kan
worden toegestaanonder voorwaarde dat de tegenwoordige
eigenaar of zijne opvolgers in den eigendom het regt verliezen
om een uitweg te maken voor de scheiding van perceelen N°. 11
en 12, in de verkoopvoorwaarden gegeven.
Daar de inwilliging van dit verzoek eene afwijking is van
de vastgestelde voorwaardenwaarop de verkoop heeft plaats
gehad, zijn Dijkgraaf en Heemraden van oordeel dat de ver-
gadering alleen bevoegd is daarop eene beslissing te nemen en
aangezien er geen bezwaar bestaat aan het verlangen van den
adressant te voldoen, stellen zij voor, het verzoek in te wil-
ligen onder voorwaarden:
1". dat de adressant afstand doet van het regt van uitweg
voor perceel N°. 11;
2°. dat de kruinlijn van clen uitweg langs den opstalgrond
van P. Bloemer kome te liggen op den afstand van 2 me
ters van daar;
3°. dat de uitweg worde gemaakt volgens de bij den polder
bestaande bepalingen en geheel voor rekening van den adressant.
Hetwelk wordt goedgekeurd.
VI. Komt ter tafel een voorstel tot verkoop van Veldweg
aan C. J. Berkemeier, strekkende om hem rekwestrant die ge-
deelten veldweg, langs de beide hem in eigendom toebehoo-
rende perceelen in de afdeeling Vijfhuizenvoor den prijs van
driehonderd gulden per hectare, in koop af te staan.
Daar uaar de meening van den Hoofdopzigter er geene be-
denkingen bestaau tegen het onttrekken van bedoelde gedcel-
ten veldweg aan de publieke dieustvan welken weg het eene
gedeelte eene veenwaarde van ongeveer 46.80, doch het
andere deel geen veen bevat, stellen Dijkgraaf en Heem
raden voor te besluitenbehoudens goedkeuring van Heeren
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en nadat bedoelde
weg aan de publieke dienst zal zijn onttrokken aan den Heer
C. J. Berkemeier in koop af te staan den eigendom van
twee gedeelten Veldweg, gelegen langs kavel N°. 13 in sec-
tie B van de Polderkaart, en welt 1°. het gedeelte groot
41 aren 50 centiaren deel uitmakende van perceel kadastraal
N°. 1418 in sectie A, in het geheel groot 43 aren, voor
de som van driehonderd gulden per hectare of 124.50, ver-
meerderd met 47.voor de waarde van het in dat ge
deelte weg begrepen veeDen alzoo voor een gezamenlijk
bedrag van f 171.50 vrijgeld; 2°. het andere gedeelte,
ter grootte van 13 aren en 30 centiaren, deel uitmakende
van perceel kadastraal N°. 1419 in sectie A, in het geheel
groot 79 aren 20 centiaren, voor de som van driehonderd
gulden per hectare of 39.90 vrijgeld, en verder onder voor
waarden, als waarop aan anderen Veldwegen zijn verkocbt.
Waarmede de Vergadering zich vereenigt.
VII. Aangezien de kas van den Penningmeester vermoedelijk
niet toereikend zal zijn, om gedurende het dienstjaar 1874 ten
alien tijde in de behoeften te voorzienwordt door de ver
gadering magtiging verleend in 1874 van tijd tot tijd gelden
op te nemen naarmate der behoeftenechter een bedrag van
vijftig duizend gulden niet te boven gaande.
VIII. Wordt aan de orde gesteld de concept-verordening
op het berijden der bruggen.
Alvorens daarover de beraadslaging te openenwordt een
daarop betrekking hebbend adres van den Heer H. P. Bult-
man gelezenaldus luidende
Aan de Vergadering van Dijkgraaf en Heem
raden en Hoofd-Ingelanden van den Haar-
lemmermeerpolder.
„Geeft referentelijk te kennen Herman Frederik Bultman
landbouwer, wonende te Haarlemmermeer:
„dat hij met leedwezen heeft gezien dat de toestand van
den polder zoodanig is, dat het onderhouden van bruggen,
in denzelfden staatwaarin die zich bevinden, niet schijnt te
kunnen geschieden, niettegenstaande verhoogde polderlasten
en het gebruiken van buitengewone inkomsten voor gewone
uitgavendat hij zich hieromtrent van opmerkingen ont-
houdt als minder tot zijne kompetentie behoorende dat
hij echter als belangstellende en qua bewoner van den polder
als belanghebbende kennis heeft genomen van een concept-ver
ordening op het berijden van bruggen in den Haarlemmer.
meerpolderdat hij tegen het tot wet verheffen van artikel
1 van dat concept ernstig bezwaar heeft. In dat artikel wordt
eerstens bepaald dat men de bruggen in den polder zaj
mogen overtrekken met een snelheid van 3 meters per se
conde, en ten tweede de bruggen over de Ringvaart stapvoets_
„Gaarne laat hij aan Uwe vergadering over de bepaling
waaronder met vereischte voorzorg tegen onbehoorlijke en ar
bitrage handelingen deze secondenberekeningen moeten worden
gemaakt en gecontroleerd, welke beambten daartoe zullen wor
den aangewezen of welke kostbare of nieuw uit te vinden
instrumenten daartoe zullen worden gebezigd, in het zijns
inziens geheel onnoodige der bepaling ziet hij het onschade-
lijke daarvan.
„lets anders is het met het berijden van bruggen over de
ringvaart, Volgens adressants en veler meening is het stap-
voetsaf- en oprijden van de bruggen bij SlotenAalsmeer
en Lisse practisch onmogelijk. Het in het leven roepen eener
zoodanige niet uitvoerbare verordening schaadt het prestige
van den wetgever en maakt de inwoners en bezoekers van
den polder tot dupes van willekeurige handelingeneen zoo
danige bepaling beuadeelt de ingezetenen in hun goed regt
om vrij door en uit den polder te gaanhet kan niet anders
zijn dan een vermomde tolheffing, in den vorm van op te
leggen boeten, bij het niet nakomen van onmogelijk na te
komen bepalingen eener verordening.
,,Met alle bescheidenheid wendt adressant zich tot Uwe
vergadering, met dringend verzoek om indien er al in Uwe
meening eenig nut gelegen kan zijn in een der artikelen van
dat concept, toch in geen geval artikel 1 van het concept tot
wet te verklaren of minstens dat art. te ontlasten van de
bepaling betreffende het berijden van de bruggen over de
ringvaart, en in het onverhoopt geval dat de bezwaren van
adressant niet door U worden gedeeld, alsdan eene proef te
doen nemen om met een wagen met krommen dissel, beladen
met 30 hectoliters duivenboonen de bovengenoemde bruggen
stapvoets te lateu op- en afrijdenen daarbij dag en uur der
proefneming openbaar te makenopdat de landbouwbrs alsdan
tegenwoordig kunnen zijn en leeren kunnen op hoedanige wijze
een zoodanig op- en afrijden van genoemde bruggen ge
schieden kan."
Alsnu de beraadslaging over de algemeene strekking ge-
opend zijnde, wordt daaraan deelgenomen door de Heeren
Mr. J. P. Amerseoordt, Jhr. W. A. L. Mock, H. van
Wickevoort Crommelin, D. W. P. Wisboom van Giessendam,
P. Knaap Gz. P. Langerhuizen Lz. en Jhr. Mr. J. A.
Repelaer.
De Heer Mr. J. P. Amerseoordt zegt dat hij ook bij het
Dagelijksch Bestuur tegen deze verordening is geweest en
deelt de oorzaken mede op de daartoe gedane vraag van som-
mige ledenwaarom een zoodanige verordening in het leven is
geroepen, en stelt voorom die verordening niet aan te nemen
bij welk voorstel de Heeren Mr. T. L. L. Prins en P. Lan
gerhuizen Lz. zich aansluiten.
De Heer D. W. P. Wisboom van Giessendam waarschuwt
de vergadering tegen het algeheel verwerpenterwijl de Heer
Dr. C. E. Heynsius zich voor de verordening in beginsel
verklaart; laatstgenoemde Heer wil die behouden en is voor
de vaststelling eener gewigtsbepaling voor lasten.
Het voorstel van den Heer Mr. J. P. Amerseoordt, om
de verordening niet aan te nemen, in stemming gebragt, wordt
met 13 tegen 4 stemmen verworpen.
Dientengevolge wordt tot de artikelsgewijze behandeling
overgegaan.
Bij artikel 1 stelt de Voorzitter voor, in de eerste alinea
in plaats van bruggen te lezeu draaibruggenhetwelk met
algemeene stemmen wordt aangenomen, en om de "tweede
alinea te doen vervallen hetwelk wordt aangenomen met 14
tegen 3 stemmen.
Bij artikel 2 stelt Jhr. W. A. L. Mock voor, om de wigt
met 1000 kilo te verminderen, hetgeen wordt bestreden door
de Heeren Mr. J. P. Amersfoordt en D. W. P. Wisboom
van Giessendam.
Dit voorstel in stemming gebragt, wordt met 15 tegen 2
stemmen verworpen.
De redactie van dit artikel niet duidelijk gevonden wordende
wordt een door den Heer Mr. J. P. Amersfoordt verbeterde
redactie zonder hoofdelijke stemming aangenomenaldus
luidende
,,Alle voertuigen, die over de bruggen des polders bewogen
worden, mogen hoogstens met 3000 kilo's belast zijn."
Na eene discussie met betrekking tot de pontenwordt
besloten deze hierbij niet op te nemen.
Artikel 3 wordt goedgekeurd.
Bij artikel 4 wenscht de Heer Mr. J. P. Amersfoordt bij
te voegen de woorden ter breedte der vellingen van het wiel,
hetgeen zonder hoofdelijke stemming wordt goedgekeurd.
Artikel 5 wordt onveranderd goedgekeurd.
De geheele verordening daarop in stemming gebragtwordt
met 13 tegen 4 stemmen aangenomen.
IX. De voorwaarden van verkoop van Dijksgronden, in
1874 der vergadering aangeboden worden goedgekeurd.
X. Volgt een voorstel op verzoek van D. van Wieringen
namens Mevrouw de Wed. C. Heineke te Amsterdam, tot
verkoop van de zoogenaamde Dobben, behoorende aan den
Haarlemmermeerpolder, gelegen onder Alkemade, nabij den
Leeghwateronder voorwaarden, door het bestuur te bepalen.
Het daarop uitgebragt advies van den Hoofdopzigter is
van den volgenden inhoud
,,De grond, welke de Haarlemmermeerpolder op de zooge
naamde Dobben in eigendom toebehoortheeft de grootte van
81 roeden zestig ellenwaarvan 9 roeden land zijn, en 22
roeden 60 ellen water.
,,Voor den polder heeft dit gedeelte grond en water zeer
weinig waardezoodat het mij wenschelijk voorkomt het
aan den adressant te verkoopen en wel voor de som van een
honderd gulden vrij gelden daarenboven overnemen de In-
schrijving op het Grootboeknominaal groot 89.75 ren-
tende 2.23.
Dijkgraaf en Heemraden stellen derhalve voor, te besluiten:
1°. aan Vrouwe A. G. Paauw, Wed. Cornelis Heineke, te
Amsterdamte verkoopen een perceel land ter grootte van 9
arenbekend bij het kadaster onder de gemeente Alkemade
Sectie A, N°. 652, en een perceel water ter grootte van 22
aren 60 centiaren, bekend bij het kadaster onder Alkemade,
Sectie A, N°. 653, voor de som van 100.vrijgeld;
2°. over te nemen de inschrijving op het Grootboek 2 J/2 pet.
zijnde een deel van de inschrijving genomen ten laste van het
perceel N°. 653, als waarborggelden voor de voldoening van
Rijnlands bnndergeld.
Wordt besloten dit stuk ter advies te stellen in handen
van de Financiele Commissie, tot welk einde bedoeld stuk
door het lid dier Commissiede Heer P. Langerhuizen Lz.
in ontvang wordt genomen.
XI. Wordt gelezen een adres van H. JC. Lammerts daarin
aandringende op het begrinden van gedeelten wegwelk adres
is van den navolgenden inhoud:
,,Ondergeteekende geeft bij deze te kennen, uit wat reden
niet is begrind volgens zijn verzoekden Nieuwerkerkerweg
tot aan zijne woning Sectie C, Afdeeling Vijfhuizen; het
dagelijksch bestuur ten voile bewustdat nimmer in dezen
weg eenige verandering kan gebragt wordenwaarom dan
daaraan niet voldaanof zoude zulks nog te vroeg zijnwij
schrijven doch heden het jaar 1873 de vergadering vertrouw
ik zal doch wel de leus zijn, wat voor den een regt is,
voor den ander geen onregt zal ziju, of is de vergadering za-
mengesteld uit mannendie niet weten voor wat doel zij de
belangen van den polder moeten behartigenik zoude voor
die Heeren rekenen dat het beter ware om te huis te blijven.
Oordeel in deze zaak niet noodig verdere ontwikkelingzoo
verzoekt de ondergeteekende vriendelijk en dringend om de
500 ellen tot aan zijne woning zoo spoedig mogelijk hard te
maken, alwaar hij daar nog maar ten halve mpde gebaat is."
Na eenige discussie over dit onderwerpwaaraan deel
nemen de Heeren Mr. J. P. Amersfoordt, P. Langerhui
zen Lz.D. W. P. Wisboom van Giessendam de Voorzitter
Dr. C. E. Heynsius en II. van Wickevoort Crommelin,
wordt het voorstel van den Heer Mr. J. P. Amersfoordt
om adressant ten minste de afwijzende beschikking te berigten,
met 14 tegen 3 stemmen aangenomen.
XII. Volgt ten laatste een adres van A. Akersloot
daarbij verzoekende om de door hem dit jaar gepachte per
ceelen vischwater voor denzelfden prijs nog twee jaren te
mogen behouden.
Het Dagelijksch Bestuur wordt door de vergadering gemag-
tigd om, naarmale de belangen des polders dit zullen ver-
eiscben, in aanvragen voor dat vischwater ten voordeele des
polders te beslissen en te handelen.
XIII. De Voorzitter vraagt of een der leden nog iets heeft
voor deze Vergadering, waarop Jhr. W. A. L. Mock voor-
ziening vraagt in den sleehten toestand van den veldweg tus
schen de Lisser- en Venneperwegenwaaruaar de Voorzitter
een onderzoek zal doen instellen.
XIV. Niemand der leden meer het woord vcrlangende, wordt
deze zitting door den Voorzitter gesloten.
Wij nemen het navolgende over uit de Zutphemche Courant
van den 2 Apiil:
Boekhorst onder Laren 24 Maart 1874.
Tot mijn leedwezen kan ik overmorgen niet tegenwoordig zijn
bij de vergadering van de afdeeling Zutplien der Geldersc/ie
Maatschappij van Landbouw. De zaak, voor diezamenkomst op de
agenda gebracht, de voorgestelde afschaffing der wet op de
jacht, is evenwel te belangrijk voor ons landbewoners te diep
en te aanhoudend ingrijpend in ons dagelijksch leven, (Ian
dat ik mij geene poging zoude veroorloven, om mijue mede-
leden der maatschappij over te halen tot het nemen van
een besluitgelijk ik mij voorstel dat in ons belang genomen
dient te worden.
De tegenwoordige wet op de jacht en alle verordeuingen
die het gevolg van deze zijn, moeten wij besehouwen als een
overblijfsel uit den goeden ouden tijdtoen de wilddieven
zonder genade opgehangen werden, en de groote heeren, de
jagers bij uitnemendheidzich het recht aanmatigden om zelve
recht tc spreken ook over bunne eigene zaken. Toen de tijd-
geest dit niet meer veroorloofdeis de Regeering te rade ge-
worden om de zorg voor het beschermen van het wild .op
zich te nemen. Maar de tijden zijn alweder veranderd en thans
passen noch wild, noch jagers meer bij den al meer en meer
verbeterendenmet meer zorg gedreven landbouwbij het
verkleinen der eigendommen en het insluiten der grondstukken.
Met fijn gesponnen redeneeringeu zoekt men ons wijs te
makendat zich de Staat ten voordeele van het algemeen
met het toezicht op de jacht blijft belasten. Al dadelijic valt
het moeijelijk te begrijpen, dat het algemeen geriefd kan
zijn met eene wet, die, in den jaar, 2800 bekeuringen ach-
tervolgd door 800 vonnissen en 400 transaction noodig heeft
doen zijn die de rechtbanken eeu groot gedeelte van baren
tijd heeft doen verbeuzelen, aan het onderzoeken van en von
nissen in jachtzakenen evenwel niet bij machte is om de
liefhebberij van stroopen te verminderen.
Dat het algemeen bij het handhaven der jachtwet belang
zoude hebbenmoet ten stelligste worden ontkend. De jacht-
liefhebbers mogen er zich in verkneukelen dat de Staat, ten
kunnen gerieve, het wild in zijne bescherming neemt en,
met een heerleger van ambtenaren de stroopers in bedwang
zoekt te houden; het algemeen heeft daarbij geen belang hoe-
genaamd. De bewering toch is geene wederleggingwaard.dat
het algemeen er zich aan gelegen zoude laten liggenom ten-
gevolge der meer of minder deugdzame „conservatie van het
jachtveld," gedurende een maand of vier jaarlijks, wat meer
of minder hazen en patrijzen door de vermogende lieden te