Weekblad van Haarlemmermeer,
- 73
Jngcsanbeu.
Mijnheer de Redacteur!
EENE WAARSCHE WING
per Open Brief
TOT HET
van Vrijdag 24 April 1874, N°. 17.
In N°. 16 van het WeeMlad van Haarlemmermeer komt een
uk van den heer Mr. J. P. Amersfoordt voor over de
j landehwaarde der Liernurmest.
Gaarne wenschte ik daarop eenige bemerkingen te maken
i n verzoek ik u beleefdelijk onderstaande regelen wel in
l'»°. 17 te willen opnemen.
Zoo als gewoonlijk, beeft de heer Amersfoordt in zijn stuk
ren oordeel geveld over zaken, waarvan ZEd. vermeent al
lien de kennis te bezittendoch waarvan hij klaarblijkelijk
niet op de hoogte is. Hoewel de meeste lezers van uw Week-
Idad weinig vertrouwen in ZEds. schrijven zullen stellen, zoo
zouden er echter minder ingewijden kunnen zijn, die het voor
goede munt zouden kunnen opnemen. Deze weinigen van
li.inne dwaling te overtuigen zal met dit schrijven mijn doel zijn.
Zijne berekeuing toch van de onkosten van bestellen der
twee hectaren haverland is het werk van iemand die het of
n::t weet, of het voor zijn doel wil gebruiken om oninge-
wi'deu zand in de oogen te strooijen. Indien ieder landbou-
wcr de kosten. van zijn braak geheel overbreugt op de reke-
ning van het daarop volgende jaar, zal het blijken dat zij
alien met verlies gearbeid hebben. Wanneer, zoo als gebrui-
kelijk is, gedurende het jaar dat het land gebraakt ivordt
60 boerenwagens stalmest op d£ hectare worden gebragten
wij schatten die, ten minste, op f 2.50 per wagen, een prijs
waarvoor men ze niet fabriceren kan, als ze goed zal zijn,
dan inaakt dit aan kosten van bemesting voor twee "Tiectaren
de som van 300 uit, behalve nog de meerdere kosten om
die over het land te brengen in verhouding tot de Liernurs-
mest. Deze bemesting met stalmest zal dus f 220 duurder
komen dan de bemesting zoo als ik die aanwendde. Volgen
wij nu de raming van onkosten van den heer Amersfoordt,
van het bestellen van het land a 509 en tellen wij daarbij
de meerdere onkosten aan mest a f 220, dan wordt dit aan
onkosten gedurende twee jaren voor twee hectaren land de
som van 729 dat is dus per hectare 364.50, eene som,
welke slechts bij eene rneer dan gewone opbrengst op best
land gedekt zal worden. Mieruit volgt, dat ..men zeldzaam
een stuk land £al braken, zonder dat de balans het op de
bewerking volgende jaar een nadeelig saldo zal aanwijzen.
Op land nu waar nooit iets had willen groeijen hetgeen
de heer Amersfoordt even goed weet als ik bragt ik het met
de Liernursmest zoo verdat ik aan de twee hectaren braak
land in twee jaren slechts /19 verlies leed altijd volgens de
berekening van den heer Amersfoordt. De ligte haver toch
waarvan ZEd. spreekt heb ik bij mijn rapport niet in rekening
gebragt. ZEd. vond het juister dat dit bij het mededeelen
van proeven wel geschieddedoch ik deelde geenszins den
uitslag mede van proeven. Het bemesten met Liernursmest
is door mij in beginsel aangenomen.
Op twee van de vijf-en-dertig hectaren, welke mijne boer-
derij groot is, werd dus volgens de berekening* van den heer
Amersfoordt met verlies gearbeid. Dit evenwel was dan niet
de schuld van de Liernursmest, want bij toepassing van stal
mest op de uilerst schrale kwaliteit van mijn land zoude het
verlies veel grooter zijn geweest. Moeijelijk verklaarbaar is
het mij dat iemand die zich een der eerste landbouwers van
ons land waant, daaruit het gevolg trekt dat de geheele
boerderijdank zij de Liernursmest, met verlies zoude ge-
exploiteerd worden. Zelfs voor den eenvoudigsten leek is het
duidelijk, dat, wanneer braak land gedurende het braak- en
volgende jaar slechts 19 verlies geeft, het overblijvende land
dat niet zooveel uitgaven aan werkloon vordert, dat geen heel
jaar renteloos ligt, noodwendig winst zal moeten geven.
De heer Amersfoordt bewoog zich bij de berekening van
deze kwestie dus kennelijk op hem onbekend terrein. ZEd.
kwam echter op hem bekend terrein, toen hij eene fout in
de redactie van mijn opstel ontdekte. Met de hem eigene
schoolmeesterachtige verwaandheidriekt hij als het ware het
gebruik van pondenwaar even te voren van hectaren was
gesproken. Gaarne stem ik ZEd. het bestaan van deze fout
toe, doch verwonder mij, dat hij van het herd bekende ter
rein niet meer partij trokwant in mijn werk sluipt nog wel
eens een foutjeop mijn woord van eer 1 1
Verder lezende, vind ik tot mijne blijdschap dat ik voort-
aan geene pachtpenningen meer zal behoeven te betalen. Tot
nog toe was dat feit niet *ter mijner kennis gekomen. De
heer Amersfoordt is de eerste die mij deze blijmare mededeelt
en moet ik het er voor houden dat ZEd.uit belangstelling
in mijne bemesting met Liernursmest, dit voor mij bij de
Erven van wijlen Mevrouw Diemont in orde heeft gemaakt.
Indien dit zoo is, dank ik ZEd. zeer voor de genomen moeite,
ofschoon ik raaar niet begrijp waarom ZEd. van de courant
gebruik maakt om mij dit mede te deelen. Deze kwestie toch
is geheel vreemd aan de toepassing der Liernursmest, en ge
woonlijk bespreekt men deze soort van zaken niet in nieuws-
papieren. Doch met den heer Amersfoordt moet men dit zoo
naauw niet nemen.
Heb ik echter deze kwijtschelding van pachtpenningen niet
aan den heer Amersfoordt te danken, en blijkt het dat daar
niets van aan isdan heeft Mr. J. P. Amersfoordt zich van
een leugen bediend. Nu, een leugentje om bestwil, ter be-
reiking van een goed doel, wat heeft dat nu te beduiden
A1 verder lezende, vind ik eene berekening om te onder-
zoeken of het land gedurende de Liernurbemesting voor- of
achteruit gegaan is, en wordt het mij duidelijk dat in de
eerste beginselen der schei- en plantenkunde de heer Amers
foordt ook nog op zeer onbekend terrein is. Bij een weinig
applicatie zal ZEd. het echter nog ver kunnen brengen. Voor-
alsnog zoude ZEd. beter doen zich daarop niet te wagen.
Een eerstbeginnende toch weetdat in ons klimaat niet
minder dan een-derde tot vier-vijfde van de gansche hoeveel-
heid stikstof, in de gewassen, die wij van een land van
gemiddelde vruchtbaarheid verkrijgenbevatwerkelijk uit
de lucht wordt opgenomen. In de berekening vind ik daar-
van niets; het gehalte van stikstof van de haver en het stroo
worden bij elkander opgeteld en afgetrokken van de zeer ge-
waagde waardeering van het gehalte aan stikstof, door mij in
Liernursmest op het land gebragt, en daarmede denkt de heer
Amersfoordt de zaak al zeer wetenschappelijk te hebben be-
handeld. Jrfister zoude ZEd. gehandeld hebben, wanneer in
zijne berekening het uit de lucht ontvangen stikstofgehalte
ware in rekening gebragt. Wat de verdere scheikundige be
rekening betreft, deze is mij te geleerd, doch zal wel gestrekt
hebben om aan haar doel te beantwoordennamelijk r de on-
ingewijden, te overtuigendat Mr. J. P. Amersfoordt w*erkelijk
is wat men knap noemt.
- Zoolang geen zekere gegevens aanwezig zijn, is het doelloos
te gaan berekenen, en doet men beter zich te vergenoegen
met den zigtbaren voor- of achteruitgang gade te slaanhet
geen ik in mijne eenvoudigheid dan ook maar doe. In plaats
van terug, gaat mijn land gelukkig hard vooruit, en is dit
voor ieder zigtbaar genoeg, zoodat het overbodig is bierover
meer te zeggen. Men moet het echter willen zien en ten
minste eenig gezond verstand bezitten om het te kunnen zien.
Ik geloof dat de heer Amersfoordt zijne meening wel dege-
lijk geuit heeft om de waarde der stof te verkleinen.
Wanneer ZEd. ze is beginnen hoog te schatten, is mij en
gewis niemand duidelijk, ten ware dit is gcschied op het
tijdstip dat ZEd. de mest regt liet wedervaren en haar Lier
nursmest en niet rioolwater noemt, welk tijdstip dateert van
het schrijven van zijn stuk over de handelswaarde er van.
Door allerlei opstellen, zoo als altijd vol scbeve voorstel-
lingenis de waarde der meststof door den heer Amersfoordt
gedeclineerden, niettegenstaande dat, door ZEd. toch voor
belangrijken tijd in gebruik genomen. Gelukkig dat ZEd. ze
tbans begint hoog te schatten,
Ik hoop dat de heer Amersfoordt mij zal toegeven dat men
geen eevlijk man kan zijn wanneer men gebruik maakt van
leugens, ten einde iemand te krenken of te schaden. Ver-
schil van meening is goed en wensch ik zeer de zienswijze
van ieder te respecterenmen moet echter elkander eerlijk in
de oogen zien en geen scheve voorstellingen of leugens bezi-
gendat is een fatsoenlijk man onwaardig.
Ik weet dat de heer Amersfoordt altijd het laatste woord
moet hebben zoodat ik op dit stuk nog wel een repliek ver-
wacht. Ik zal ZEd. echter dat laatste woord laten en in geen
geval mij de moeite geven op iets meer te antwoorden.
Met het opnemen dezer regelenMijnheer de Redacteur
zult u zeer verpligten UEd. Dw. Dienaar,
Haarlem22 April 1874. J. C. van de Blocquery Jr.
Neem geen Centrifugaalpompen voor het groote Stoomgemaal
te" Katwijk, want die werktuigen 'zijn veel onvoordeeliger dan
anderenbesluit daartoe althans niet, voor dat u door deug-
delijk onderzoek helder gebleken is, wat men aan zulke werk
tuigen hebben zal. Dat is, in korte woordeuwat de heer
J. B. H. van Roijen aan Rijnland's bestuur toeroept in zijn
dezer dagen in het licht gekomen Open Brief aan Dijkgraaf
en Hoogheemraden van Rijnlandenz."
Een goed werk verrigtte de heer v. R.door alzoo te waar-
schuwen tegen een besluit, waardoor ook naar onze overtui-
ging schatten verspild zouden worden en waartoe Rijnland's
bestuur evenwel, na den loop dien de zaak van het Katwijk-
sche geraaal hadalligt kon komen.
Dat Bestuur had namelijk nog niets dan aanprijzingen van
centrifugaalpompen vernomenen het plan der werken was
toch eerst door kundige mannen in groote trekken vastgesteld,
daarna door een bekwame hand uitgewerkt en later nog door
eene commissie onderzocht en goedgekeurd.
Aangezien echter eerste ontwerpers bewerkers en beoordee-
laars alien ongeveer dezelfde personen warenis hunne een-
stemmigheid niet te verwonderen. Vreemder is het, dat bij
ontwerpers of beoordeclaars van het plan geen mdchaniker
was te vinden, daar toch het hoofdwerk te Katwijk het stoom
gemaal is, en inderdaad een reuzenwerktuig moet worden.
Evenmin als het geraden zou zijn alleen aan mechanici, al
waren het de kundigstenhet ontwerpeu van zulke werken
als te Katwijk op te dragenevenmin was het raadzaam bij
het ontwerpen en beoordeelen van zoo bij uitstek belangrijke
werktuigen mechanici buiten te sluiten.
Juist waar centrifugaalpompen te berde komen, is speeiale
mechanische kennis volstrekt niet overbodig.
Ontwerpers en beoordeelaars van het plan ontvingen gun-
stige berigten van centrifugaalpompen en daarop gingen zij af.
Er worden1 echter van centrifugalen vele gunstige berigten
verspreid, die niet in alien deele te vertrouwen zijn.
Centrifugaalpompen zijn voor -allerlei kleinere werken regt
handige werktuigen, op eenvoudige manier aan te brengen en
te bewegen, en dus daarvoor zoo geschikt, dat het er dan
weinig toe doet of ze een half, een heel of ander-half mud
brandstof per paardenkracht in een werkdag verbruiken.
Maar buitengewoon veel beteekent het brandstofverbruik
voor zulke kolossale werktuigen als te Katwijk gesticht moeten
worden, zelfs al waren do brandstofprijzen nog zoo laag als
zij vroeger geweest zijn en wel nooit weer worden zullen.
De heer v. R. betoogt nadrukkelijk dat met centrifugalen
voor het Katwijksche gemaalhet brandstofverbruik zeer veel
grooter zal wezen dan met andere water-opvoerwerktuigen.
Deze hoofdzaak zijn wij geheel met dien heer eenszonder
juist den geheelen inhoud van den „Open Brief" volmaakt te
willen onderschrijven. Bij voorbeeld kunnen wij ons niet ver-
eenigen met de meening dat wederom de zoogenaamde pomp-
raderen voor dit geval de beste werktuigen zijn en voor Katwijk
behooren aangenomen te worden. Maar centrifugalen ook de
allerbesten, verspillen zeer veel, veel meer dan pompraderen
en een aantal andere opvoerwerktuigen.
Het is vrij zeker dat de leveranciers van centrifugalen dit
zullen tegenspreken. In andere zaken is men niet gewend de
deugd van eenige levering naar de verklaringen van den leve-
ransier te beoordeelen. Maar omtrent centrifugalen schijnt
men dat over het algemeen wel te doen. Overal zijn belang
rijke centrifugalen te vindendie ook naar het oordeel van
eigenaars en gebruikers te veel brandstof verslinden maar men
schijnt aan die ondervinding minder waarde te hechten dan aan
de verzekering van een of anderen liefst Engelschen fabrikant
dat zijn cen.rifugalen zeer zuinige werktuigen zullen wezen.
Ook door Engelschen wordt heel wat humbug verkocht. v.
R. geeft er op pag. 16 een niet onngardig staaltje van. Maar
vooral de op pag. 7 meegedeelde aanbieding van een Engelsch
fabriekant zal wel in staat zijn o ieders oogen te openen
voor de waarde, die men aan zulk aoort aanbiedingen en op-
gaven kan hechten. Wat die fabriekant voorgeeft met 8 cen
trifugalen van bepaalde afmetingen te zullen doen, daarvoor
zijn, zegt v. R. minslens 30 zulke werktuigen noodig. Wij
meenden eerst dat hier aan een of andere rekenfout gedacht
moest worden maar neen bij het narekenen van de opbrengst
der voorgestelde centrifugalenvolgens een eenigzins andere
theorie dan v. R. volgde (de theorie van Bresse was ons voor
dezen niet bekend) kwamen wij ongeveer tot hetzelfde resul
tant, en ook al wordt de breedle der pompen grooter geno
men dan v. R. stelt, toch zullen ongeveer 3 maal zooveel
pompen dan de fabriekant opgeeft, voor wat hij er mee ver-
rigten wilnoodig zijn.
Te bejammeren is het dat nog zoo weinig cijfers bekend
werden omtrent brandstofverbruik van centrifugalen in gewone
werking. Voor alle andere opvoerwerktuigen werd, en wordt
nog altijd door goede proeven uitgemaakt hoe het brandstof
verbruik zich verhoudt tot de wateropbrengst. Voor centri
fugalen echter, schijnt men de resuttaten van zulke proeven,
indien zij al genomen werden niet bekend te maken. Van de
allerbelangrijkste centrifugalen te Schellingwoude weet men
dat zij per waterpaardenkracht veel brandstof verbruikenmaar
hoe veel is niet met zekerheid te zeggenwant de waterop
brengst is onbekendzeker weet men alleen dat die opbrengst
veel kleiner is, dan dat wat zij was bij de proeven met een
driemaal te groot ketelvermogen.
De heer v. R. doet wat hij kandoor vele fransche proeven
aan te halen. Maar die proeven geven niet het belangrijkste
niet de verhouding tusschen kolenverbruik en wateropbrengst;
zij geven alleen de verhouding tusschen den arbeid op de
centrifugalen uitgeoefend en den nuttigen arbeid door hen
verrigt.
Bij gebrek aan beter is dit althans iets.
De uitkomst van Morin's proeven met de centrifugalen van
Appold en Gwynne. (op pag. 34 en 35 van den „open brief"
besproken) was dat het arbeidsverliesalleen van de centrifu
galen zelf, bedraagt voor Appold's modellen van 1851, van
32 tot 41 percent voor Gwynne's modellen van 1851
ongeveer 76 percent en voor Gwynne pompen van 1859 circa
66 percent. Na het vermelden dier proeven zegt v. R.
dat waarschijnlijk door latere verbeteringen die verliezen wat
kleiner zijn geworden.
De invloed dier latere verbeteringen blijkt uit de navolgende
cijfers. Met Gwynne pompen van 1864 werd aan het Parij-
sche conservatoire een arbeidsverlies van 50 percent gevon-
en de proeven in den laatsten tijd door Tresca genomen
met centrifugalen van Neut en Dumont, van veel betere con-
structie dan die pompen van Gwynne, wezen een arbeidsver
lies aan van 39 percent. Sedert 1851 is er dus ten anuzien
der zuinigheid veel verbetering gebragt in de zeer verkeerd
gevormde eerste pompen van GwynDemaar geen verbetering
in de reeds toen zeer goed gevormde pompen van Appold.
Slechts een enkele proefneming met centrifugalen kennen
wijwaar de verhouding tusschen kolenverbruik en waterop
brengst behoorlijk werd geconstateerd en ter algemeene kennis
gebragt. Zij had plaats met de in het jaar 1871 gebouwde
werktuigen tot ontlediging van het drooge dok te St. Nazaire.
De centrifugalen werden door Neut en Dumont geleverd, zij
zijn onberispelijk van vorm en zamenstelling. Ook voor de
stoomtfuigen is al het mogelijke gedaan om lieu zuinig te
doen werken. De ketels zijn vlampijpketels. Bij de proef
werkten de machines met een druk van 5 atmosferen en ex-
pansie op a van den slag, cilinders en cilinder-deksels
hebben stoommantels. Condensatie van afgewerkten stoom ge-
schiedt in pijpcondensors.
Het dok werd in 6 uur 2 minuten geledigd en daaruit 30380
kub. meters water opgebragt ter gemiddelde hoogte van 3.30
meter. 1975 kilogram steenkool verbruikte men daartoe.
Per uur en per waterpaardenkracht was dus 5.3 kilogram
steenkool noodig.
Bij ptoefnemingen is een werktuig bijna altijd wat zuiniger
dan in gewOnen doen. De zeer goede werktuigen te St. Nazaire
zullen dus in alledaagsch gebruik wel ongeveer 6 kilogram
per uur per waterpaardenkracht noodig hebben.
Aan zulke proeven is evenwel vrij wat meer waarde te hech
ten dan aan fabrieksannonces. Wie gunstiger resultaten voor
centrifugalen bij even degelijke proeven vermelden kanhij
zal in het algemeen belang handelen door zijn kennis open-
baar te maken. Maar waarschijnlijk zullen zulke openbarin-
gen wel uitblijven. Wij zijn overtuigd dat v. R. weinig of
niet overdrijft als hij zegt dat hevelcentrifugalen te Katwijk
per etmaal welligt 50,000 kilogram kolen meer zullen ver
bruiken dan andere werktuigen, hoe enorm groot dat cijfer
ook is. De heer v. R. heeft aan Rijnland een belangrijke
dienst gedaan door het eerst de aandacht daarop te vestigen.
Ter aanbeveling van hevelcentrifugalen voor Katwijk is
vooral op locale omstandigheden gewezen. Maar zal men met
alle opvoerwerktuigen, zelfs vlak bij zee geplaatst, niet vol
maakt evenzeer tegen gevaar gewaarborgd wezenals men
slechts ook het door hen opgebragte water door hevels over
een zeewering laat wegloopen. Zulke hevels zullen wel niet
meer arbeidsverlies geven dan de hevels der centrifugalen.
Zoowel voor centrifugalen als voor andere opvoerwerktuigen
worden door hevels de boven besproken arbeidsverliezen van
het werktuig zelf vergroot.
En nu, zal de waarschuwing van v. R. werken? Zal men
De grootere verliezen van 53 en 63 percent, die deze pompen bij
grootere opvoerhoogten gaven, zijn vermoedelijk hieraan te wijten dat bij
de proeven de omwentelingsnelheden niet groot genoeg voor dien hoogeren
opvoer waren.