1875.
Vrijdag, 9 Julij.
VAN
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Zestiende Jaargaug.
No. 28.
Prijs van het A.bonnement:
in het Jaar6.-
Prijs der A^dvertentien
van 16 regels 75 Cent, elke regel meer 12J/a Cent.
Haarlemmermeer.
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven
van 30 Junij tot 6 Julij 1875.
Wet van den 5den Junij 1875, tot vast-
stelling van bepalingen bij het voorkomen
van hondsdolheid.
Polderwezen.
I<aiidi>oiiw.
HAARLEMMERMEER
Prijs van een enkel Nommer 15 Cent.
ALLE TOEZENDINGEN, REDAXTIE EN UITGAVE BETREFFENDE
te adresseren aan VAN BONGA C°.te Amsterdam.
Utterly ft IFoen&dag.
Groote Letters worsen naar hare plaatsruimte berekend.
f
Tot groote blijdschap dezer gemeente, heeft de heer H. C.
Bervoets, predikant te Abbenesvoor de beroeping naar Dorn-
burg bedankt.
Predikbeurtenop 11 Julij 1875.
Te Abbenesdes voormiddags ten 9 ure.
Kaagdes namiddags 2 ure.
Door de belangstelling van raeest alien te Abbenes en door
aanzienlijke bijdragen van enkelen is het kerkorgel gekocbt
en betaaldDank aan alien
Be Kerkvoogden ie Abbenes.
GEBORENKlaas, zoon van I). Schouten en G. Jongkind. Cornelia,
dochter van W. Jansen en J. van Warmerdam. Jochem Gerardus, zoon
van A. van der Stadt en G. Welcker. Theodorus, zoon van M. Spoor
en C. van Gils. Dirk, zoon van J. Beversluis en H. C. A. van der
Flaak. Hermanzoon van M. Meijboom en J. Mulder. Johanna
dochter van J. Rietveld en G. Voorhout. Johannes Franciscuszoon
van H. Prins en G. van Gerven. Rijkzoon van E. Tos en J. de
Graaf. Anna, dochter van P. M. Hendriks en W. Korstman. Jan,
zoon van J. Groot en D. Ossen. Wilhelmina Antonia, dochter van C.
A. van Eck en E. van Steenbruggen.
LEVENLOOS GEBOREN 1 kind van J. Lelieveld en M. Koolhaas.
OVERLEDENGrietje Krnik, oud 54 jaren, gehuwd met J. Bakker.
Maarten Schrama, oud 51 jaren, ongehnwd. Hendrik Visser, oud 64
jaren, wednr. Cornells, oud 11 maanden zoon van T. Kulk en K.
van der Wolf. Willem Bruinekool, oud 26 jaren, ongehuwd.
ONDERTROUWD F. van Os met P. van Groningen. C. Kempen
met C. Langeslag.
GEHUWD J. Schotsinan met C. van Damme, M. van Lammeren
met J. Bange.
Zaturdag middag woedde er boven deze gemeente eeue ge-
duchte bui, die ongeveer een half uur aanhield.
Volgens de waarnemingendie te Hoofddorp ten behoeve
van bet polderbestuur worden gedaan is in jaren in zulk een
korten tijd zooveel regen niet gevallen.
Te gelijkertijd rigtte een windboos bier en daar nog al
schade aan: bij J. D, Bulk, zegt men, zijn de kappen van
2 bergen en de kap van het zomerhuis er afgenomenbij
Straathof een stuk van een schuur; bij A. de Zeeuw sloeg de
bliksem in een boom.
Zaturdag j. I. geraakte een paard bespannen voor een drie-
wielde kar, te Hoofddorp op hoi. De stoel der kar braklos,
en slingerde tegen het paard zijn pooten.
Het paard is eenige duizenden meters voortgehold men zegt
dat de voerman bij het afrijden der brug de kar niet genoeg
tegenhield.
Maandag j. 1. geraakte het paard en wagen van v. d. Sluis,
aan den Sloterweg bij den Kruisweg, te water alsmede de per-
sonen die zich in 't wagentje bevonden.
Met moeite zijn paard en wagen uit het water gehaald en
de personen (op reis naar de kermis) kwamen met den schrik
vrij.
Bij de op 6 Julij gehouden Harddraverij van paarden van
zessen klaaris de eerste prijs behaald door het paard van
den heer Verharen te Amsterdamde tweede prijs door
het paard van den heer G. Zevenhuizente Warmenhuizen
(berijder J. de Jong) en de derde prijs door het paard van
den heer Rijnders, te Ilpendam(berijder Lampe).
Negen paarden waren op de baan. Alles liep in de beste
orde af. De opkomst van het publiek was middelmatig.
Gaarne voldoende aan een tot ons gerigt verzoek nemen
wij onderstaande wet in haar geheel uit het Staatsblad n°. 110
over.
Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der
Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog
van Luxemburg enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezensalut! doen
te weten
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodza-
kelijk is bepalingen bij het voorkomen van hondsdolheid vast
te stellen
Zoo is het, dat Wij den Raad van State gehoord en met
gemeen overleg der Staten-Generaalhebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Art. 1. Zoodra zich bij een hond of eene kat verschijnselen
van dolheid voordoenof zoodra een dezer dieren door een
dol of van dolheid verdacht dier gebeten is, behoort de ei-
geuaar, de houder of hoeder dien hond of die kat terstond
af te maken of te doen afmakeu, of vast te leggen en op te
sluitenof te doen vastleggen en opsluiten. Hij geeft van zijne
bevinding en van het door hem of van zijnentwege verrigte
onverwijld kennis aan den bur emeester of aan den commis-
saris van politie zijner woonplarts.
Tot die kenuisgeving is hij ook verpligt, wanneer het hem
niet mogelijk is geweest den h. nd of de kat te dooden op
te sluiten of vast te leggen.
Art. 2. Zoodra bij den burgemeester of commissaris van
politie aangifte is gedaan of hem op andere wijze gebleken
is, dat zich bij een hond of eene kat verschijnselen van dol
heid voordoen of dat een hond J eene kat door een dol of van
dolheid verdacht dier gebeten isdoet hij met den meesten
spoed door den districts-veearts, of, een districts-veearts-plaats-
vervanger, of, bij afwezigheid van beidendoor een geexami-
neerden veearts, dien hond of die kat, of, indien zij gedood
of gestorven zijn, hunne overblijfselen onderzoeken.
De veearts, die met het onderzoek belast werd brengt de
uitkomst daarvan onverwijld ter kennis van den burgemeester
of commissaris van politie.
Indien het blijkbaar gevaarlijk is den hond of de kat in
leven te latenkan afmaking plaats hebben buiten deaanwe-
zigheid en voor het onderzoek van den veearts.
Art. 3. Wordt bij dit onderzoek de hond of de kat dol of
door een dol dier gebeten bevondenof wordt deswege door
den veearts twijfel uitgedrukt, dan wordt het dier terstond op
bevel en door de zorg van den burgemeester of van den com
missaris van politie afgemaakt.
De burgemeester der gemeente, in welke een geval van
hondsdolheid is voorgekomen beveelt bij een bevelschrift, dat
hij onverwijd doet afkondigendat gedurende vier maanden
te rekenen van den dag der afkondiging, alle honden die zich
buiten woningen of vaartuigen (geene openbare raiddelen van
vervoer zijnde)in de gemeente bevinden en niet binnen een af-
gesloten erf aan een ketting liggen moeten voorzieu zijn van
een muilkorf, volgens een model door Onzen Minister van Bin-
nenlandsche Zaken vast te stellen.
Van dit bevel geeft de burgemeester onverwijld kennis aan
de burgemeesters van alle aangrenzende gemeentendie dan
onmiddellijk gelijk bevel voor hunne gemeenten kunnen uit-
vaardigen. Ook aan Onzen Commissaris in iedere provincie,
in welke de betrokken gemeenten liggen wordt afschrift van
het bevelschrift gezonden. Deze kan gelijk bevelschrift uitvaar-
digen en terstond doen afkondigen voor de geheele provincie
of een deel daarvan.
Artikel 4. Ambtenaren van politie, waaronder, voor de uit-
voering van deze wet, ook worden verstaan de door den bur
gemeester of den commissaris van politie met het vattenop-
vangenof afmakeu van een hond of eene kat belaste perso-
uenzijn, ter uit'voering van dien last, bevoegd de erven,
woningen of andere gebouwen en vaartuigen zelfs zonder
toestemming van den eigenaar of bewoner, tusschen 7 uur
des morgens en 9 uur des avonds binnen te treden, mits
voorzien van eene schriftelijke lastgeving van den burgemees
ter of commissaris van politie.
Artikel 5. Overblijfselen van honden of kattendie aan dol-
heid gestorven, of in een der gevallen, in art. 1 2 of 3
bedoeld, afgemaakt zijn, worden, voor zoover dit niet reeds
door of van wege belanghebbenden is geschieddoor de zorg
van den burgemeester op Rijkskosten verbrand of begraven
overeenkomstig de voorschriftendoor Ons krachtens art. 31
der wet van 20 Julij 1870 Staatsblad n°. 131) gegeven.
Voorwerpenwelke met zoodanige honden of katten in aan-
raking zijn geweest, worden overeenkomstig dezelfde voor
schriften op Rijkskosten door de zorg van den burgemeester
gereinigd en ontsmet, of, indien de districts-veearts, of die
hem vervangt, dit noodig oordeelt, verbrand, des noods na
onteigening.
Bij deze onteigening zijn de bepalingen van art. 24 der
hierboven aangehaalde wet toepasselijk.
Artikel 6. De eigenaar, houder of hoeder van honden, die
het bevelschrift van den burgemeester of van Onzen Commis
saris, in art. 3 bedoeld, overtreedt, is strafbaar met eene geld-
boete van 3 tot 10.
Bij ontdekking van deze overtreding wordt de hond in he-
slag genomen, of, indien daartoe geene gelegenheid is, of
blijkbaar gevaar bestaat, afgemaakt en alsdan met de over
blijfselen gehandeldzooals in art. 5 is voorgeschreven.
Bij het veroordeelend vonnis wordt de hond verbeurd ver-
klaard, indien hij nog in wezen is.
In ieder geval kan bij het vonnis de afmaking van den in
beslag genomen hond worden bevolen.
Art. 254 van het Wetboek van Strafvordering is toepasse
lijk op de overtreding in dit artikel bedoeld.
Ingeval de eigenaar, houder of hoeder het maximum der
boete betaalt, beslist het hoofd der politie of de hond hem
kan worden teruggegeven of moet worden afgemaakt.
Is de eigenaar, houder of hoeder oubekend dan wordt de
honddie bevonden wordt zonder muilkorf rond te loopen
door of van wege de politie afgemaakt.
Artikel 7. Het moedwillig kwellen, pijnigen of mishande-
len van een hond of eene kat wordt gestraft met geldboete
van 5 tot 25 en gevangenisstraf van 1 tot 5 dagen, te
zamen of afzonderlijk.
Honden en katten, die zonder opzigt rond loopende, zich
op een vreemd erf bevindenmogen strafFeloos door of van
wege den bewoner of bruiker worden gedood.
Artikel 8. Verzuim van de in art. 1 voorgeschreven ken
uisgeving, alsmede verzet tegen het vatten, opvangen of af-
maken van honden of katten in de gevallen bij art. 3 en 4
voorzien en weigering om ambtenaren van politie, in eene
der plaatsenvermeld in art. 4 toe te latenwordt gestraft
met geldboete van f 25 tot 75 en gevangenisstraf van drie
tot zeven dagente zamen of afzonderlijkbehoudens zwaar-
dere straffen in geval van feitelijken wederstand of rebellie.
Artikel 9. Art. 463 van het Strafwetboek en art. 20 der
wet van 20 Junij 1854 Staatsblad n°. 105) zjjn op de mis-
drijvenvoorzien bij de art. 67 en 8toepasselijk.
Artikel 10. Deze wet is niet toepasselijk op het terrein
van 's Rijks veeartsenijschool. De voorzorgen aldaar te nemen
bij het onderzoek van dolle of van dolheid verdachte dieren
worden door Onzen Minister van Binnenlandsche Zakenden
directeur der school gehoord, geregeld.
Art. 11. Provinciale en plaatselijke verordeningen betreffende
het onderwerp bij deze wet geregeld, zijn verbindend voor
zooverre zij niet in strijd zijn met de bepalingen dezer wet.
Onder hetzelfde voorbe'nond kunnen nieuwe verordeningen
worden vastgesteld.
Art. 12. Deze wet treedt in werking op een te door Ons
te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden ge-
plaatsten dat alle Ministerieele Departementen Autoriteiten
Collegien en Ambtenaren wien zulks aangaat, aan de naauwkeu-
rige uitvoeriug de hand zullen houden.
Gegeven op het Loo, den 5den Junjj 1875.
WILLEM.
Be Minister van Binnenlandsche Zaken
heemskerk.
Uitgegeven den 17den Junij 1875.
Be Minister van Justitie
VAN L Y N DEN VAN SANDENBURG.
Met belangstelling verneemt mendat de uitvoering van
het plan tot indijking van het Wieringermeer, dezer dagen een
grooten stap voorwaarts schijnt gedaan te hebben. In een adres
door de kommissie ter voorbereiding van dit werk, ingediend
aan de'Staten van Noord-Holland wordt verslag gedaan
van de onderhandelingen die met een voornaam handelshuis
te Londen gevoerd worden over het bijeenbrengen der benoo-
digde gelden. Thans,nu het groote Zuiderzeeplan, vooralsnog,
meer en meer op den achtergrond schijnt te gerakenis er
welligt des te meer kans dat de indijking van dit gedeelte der
Zuiderzee de noodige ondersteuning zal vinden. In alien geval-
le zou dat nog de belangrijke oppervlakte van 20,000 hekta-
ren land bevatten en dus een polder kunnen leverennog een
vierde deel grooter dan de Haarlemmermeerpolder. In het adres
wordt de hoop geuit dat in de aanstaande zitting der Staten
van dit gewest werkelyk de eerste grondslagen dezer zoo be
langrijke ondememing zullen gelegd worden, iets waarmede
zeker ieder zich gaarne vereenigtdie in aanmerking neemt
hoe velerlei belangen aan de voltooijing van een dergelijk
werk verbonden zijn.
Dalfsen, 6 Julij. Tot heden ziet men hier geen spoor van
de aardappelziekte. De boekweit, die reeds begint te bloeijen
staat heerlijk op het landterwijl rogge en gerst veel belo-
ven. Dezer dagen zijn de voornaamste grasverpachtingen
hier gehouden. De opbrengstenten vorigen jare omstreeks
16,000 bedragende, hebben nu ruim 21,000 beloopen.
7 Julij. Het behoort wel tot het fabelachtige en evenwel
is het eene waarheiddat dezer dagen een stuk land van drie
bunder grootte als pachtsom voor het gras 1030 heeft op-
gebragt. Voor twee jaar is voor hetzelfde stuk land in koop
6000 geweigerd.
Borklllo, 6 Junij. De eerste openbare grasverpachtingen zijn