Vrijdag, 25 Julij. i\K 50 VA IVT AAN LANDBOUW, OEMEEMTE- EN POLDER-BELANSEN GEWIJD. Zestiende Jaargang. GEBRUIK V A IV D0RSCHWERKTU1GEIV, XVXARS Frijs van het Abonnemenl: in het Jaar. f 6.- Prgs van een enket, Nommer 15 Gent. WJiterlffk Woensdag. Prijs der AAdvertentien van 16 regels 75 Cent, elke regel meer 12/2 Cent. Groote Letters worden naar hare plaatsruimte berekend. door W. C. H. STARING. (Overgenomen uit het TijdschriftDe Fol/csvlijt". Ter aanprijzing van het gebruik van dorschwerktuigen is liier een, naar het leven genomen, afbeelding gegeven van een troepje arbeidersdie zich afsloven bij het dorschen met een hand—dorschwerktuig. In tegenoverstelling van de gewone afbeeldingenop de prijscouranten der fabrikanten van dergelijke werktuigenwaar een paar man met' het grootste pleizierals voor tijdkorting staan te draaijen vindt men er hier vijf, waarvan er twee, met alles behalve opgeruimde gezichtenzitten uit te blazen van den zwaren arbeid, en twee andere duidelijk toonen, dat zij welhaast weder vervangen hopen te wordenspoediger voorzeker dan het den rustenden aangenaam zal zijn. Hoe nu de vertooning van zulk een afbeulende bezig- heid dienen moetom de landbouwers over te halen zich dorschwerktuigen aan te schaffen ter vervanging van het dorschen met den vlegel, zal zoo aanstonds duidelijk zijn. Men zou haast zeggen aanprijzen is thans gelieel on- noodig. Nu Stotjt, onze wakkere fabrikant te Tiel, zijn duizendste dorschwerktuig heeft afgeleverd; nu er in de laatste vier of vijf jaren driehonderd alleen in Limburg zijn ingevoerd; nu een enkele timmerman te Gorssel bij Zutpben er een veertigtal, binnen twee jaren tijds, heeft afgeleverd, in een streek waar er, voor dien tijd, slechts een tweetal in gebruik waren; nu de vijf, in 1865 aanwezige stoomdorschwerktuigen in GroningenGelderlandde beide Ilollanden, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, aange- groeid zijn tot 67* is, naar 't schijntalle verdere aanbe- veling onnoodig. En toch blijft die hoogst noodzakelijk. Wanneer Zeeland met zijne 96 000 hectaren bouwland, 19 stoomdorschwerktuigen gebruikt, moet Groningen met 122 000 hectaren er meer dan vijf kunnen plaatsen, en Eriesland met 53 000 hectaren althans een paar, zou men immers zeggen? Maar het zijn niet zoozeer de stoomdorschers die men voor 't oogenblik behoeft, als wel de paarden- dorschwerktuigen ter vervanging van het dorschen met den vlegelof met de onhebbelijke dorschrol onzer klei- landen. De geschiedenis van den vooruitgang in den landbouw wijst ons ten opzichte van het dorschen der granen, een vaste opeenvolging van bewerkingen aan. Eerst neemt de vrouw de aren, bosje bij bosje, en klopt er meteenstok, op een steen, de graankorrels uit; zoo als dat bij de Negers in Midden-Afrika nog vertoond wordt. Dan, in het tweede tijdvak, wanneer trekvee de vrouw vervangen heeft en de landbouw in 't groot gedreven wordt, ziet men het graan, op een vast ineengestampten bodem uitge- spreid en paarden of ossen daarover henengedrevenom er de korrels te doen uittrappen. Daarop wordt het uit- getreden graan tegen den wind opgeworpen, en alzoo kaf en vui!door een om niet te verkrijgen natuurkracht weggeblazen. Men behoeft weinig verbeelding om zich voor te stellen hoeveel graan er bij deze wijze van dorschen ver- loren gaaten evenwel heerscht zij nog steeds in de landen die de Middellandsche zee omringen, met name ook in het zuiden van het zoo op zijne beschaving pochende Erank- rijk. De Arabier maakt 't zich nog gemakkelijkerdoor een paar ossen voor eene soort van slede te spannen, en hiermede over het op den dorschbodem uitgespreide graan rond te toerenterwijl hij, met zijn eigen zwaarte die van de slede vermeerdert. Minder dan bij het paardengetrappel Zal er hier wel niet verloren gaan. Een gewijzigde, en zeer zeker aanmerkelijk verbeterde vorm van die Arabische slede, is de dorschrol, zooals die algemeen in Groningen en in Gelderland op de klei in zwang is geweest, en nog voortdurend in zwang blijft, in weerwil van de menigvuldige dorschwerktuigen die haar geheel pogen te verdringen. Het is een kegelvormige rol van stevige latten, die, met den top aan een spil gehecht, in een cirkel over den dorschvloer rondbewogen wordt door het daar voor gespannen paard. De garven rondom die spil uitgespreid, zal de rol dan als 't ware door wrijven uitdorschenmaar dat dit gebrekkig gaat en niet bijzonder vlug, omdat er telkens een nieuwe laag graan te spreiden valt, als de vorige uitgedorscht is, kan men zich licht voorstellen. Die dorschrollen echter waren geenszins algemeen. Verre- weg het meeste graan werd met den welbekenden vlegel ge- dorscht, die in Drenthe door den dorschstok is vervangen. Wat het beste werkt is nog niet uitgemaakt. De Drenthe- naren houden zich aan hun langenkromgebogen stok de overige Nederlanders aan den vlegel, en geen van beide partijen zal het minder deugdzame van zijn gereedschap willen erkennen. De vlegel is het algemeen Over de be- schaafde wereld verspreide gereedschapwaarmede het dor schen dan ook zoo goed mogelijk geschieden kan, en ook wel zal blijven geschieden, overal waar de boerderijen te klein zijn om de uitgaaf voor een werktuig te kunnen dragen. Met dezen vlegel dorschen de arbeiders, wanneer ze willen wel te verstaanhet graan volkomen uitzoodat er geen korreltje meer in 't stroo te vinden is. Om nu die wil op den goeden weg te helpen is het zaak om het dorschen, niet bij de vim of honderd garven, maar bij de hectoliter uit gedorscht zaad aan te bestedenwant dan kan men ver- zekerd zijn dat alles wat te verkrijgen is ook verkregen zal worden. Alleen is het eenigszins moeilijk om den aan- bestedingsprijs te regelen naar de hoeveelheid graan, die jgemiddeld door de garven geleverd wordt, omdat die ge- woonlijk bij elken oogst nog al aanmerkelijk verschilt. Bij daghuren van zestig cents daags en de opbrengst van ruim een hectoliter rogge van een vim of driehonderd kilogram- men stroo, zal men een gulden van elken hectoliter geven moe- ten bij minder beschot behoort dat natuurlijk meer te zijn bij daghuren van een gulden het dubbele. In een onlangs gegeven overzicht van den vooruitgang die bij den landbouw, sedert het laatst der vorige eeuw in Engeland valt op te merkenvertelt de Engelschman dat toenmaals het graan met den daar thans geheel in onbruik geraakten, bijna onbekenden vlegel, werd uitgedorscht, en beschrijft levendig al den last, al het tijdverlies en de aan- merkelijke kosten die met dit dorschen gepaard gingcn. Die vlegel-periode echter is in Nederland nog in vollen bloei, en zeker wordt er met handenarbeid meer graan gedorscht dan door werktuigen. Dat omstreeks de helft onzer granen verbouwd wordt op het zandwaar over het algemeen werktuigen nog zeldzaamheden zijn, bewijst dit voldoende. Het is namelijk vijf en twintig jaar geleden, dat op eene groote boerderij in Zeeland, waar thans de stoom heer en meester is, alie graan gedorscht werd met den vlegel, i/omdat men anders geen werk in den winter had voor de arbeiders," een van die ouderwetsche redenee- ringen welke men langzamerhand als volkomen valsch heeft leeren kennen. Men weet toch, de ondervinding heeft zulks duizendmaal bewezendat werktuigen niet anders dan tijdelijk den arbeidslieden het werk ontuemenmaar daaren- tegen gemakkelijker, minder werktuigelijkvrij wat beter betaald en veelal meer werk voor de arbeiders overlaten. Hoewel nog_ bij de lange na niet op de hoogte waarop wij komen zulleneen hoogte die wij thans eerst met ernst bestijgenzoo zijn wij toch al een heel eind verder dan toen veertig jaar geledenonze Rijnberk met zijn dorsch werktuig voor den dag kwam. Bij gebrek aan beter is dit hier en daar in gebruik genomen, en zeer naar verdienste heeft de Koning den uitvinder daarvoor, in den tijd, met de Eikenkroon begiftigd. Rijnberk heeft zijn werktuig zelf uitgevondenhoewel hij misschien op de gedachte daarvan gekomen is, door in kennis te zijn geraakt met een Schot- schen dorschmolendie op soortgelijke wijze was ingericht. Het bestond uit dorschvlegelsoverdwars aan een snel IIAARLEM1ER1EER ALLE TOEZENDINGEN, KEDAKTIE EN UITGAVE BETREFFENDE, te adresseren aan VAN BOAGA C0., te Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1875 | | pagina 1