- 210
Polderwezen.
Haar 1 emmer meer
Bij den Burgerlijken Stand zijn aangegeven:
landbouw.
Invloed van de Horens op de gesehiktiieid
tot melkgeving bij bet Rundvee.
eigenaars zijnof dat daar meer of minder gebruik van wordt
gemaakt. Alles wordt uit de gemeene kas betaald en het ge-
heel heeft er genot van.
Alleen de zoogenaamde Yeldweg in kwestie schijnt daarop
eene uitzondering te maken; misschien omdat die naam aan
den bedoelden Yeldweg ten onregte gegeven isen veldwegen
in den regel niet worden hard gemaakt.
De Veldweg in kwestieieder zal het erkennenverdient
dien naam tn den gewonen zin niet, daar de Lisserbroek-
polder binnen den ring van den polder ligt en daarin wordt
opgenomen zoodra de verveening voltooid is.
Nu reeds zijn aanzienlijke terreinen van dien polder afge-
veend en klaar om op dien weg uit te wegenzoodat die
weg, in plaats van een veldweg een hoofdweg in den Polder
is en meer en meer wordt. Die weg moet dan ook publieke
weg blijven, zoolang de Polder bestaaten is niet voor ver-
koop vatbaar zoo als de andere veldwegen.
Hoewel wij dus in billijkheid hadden mogeu verwachten
dat de tot nog toe onbruikbare weg in denzelfden gunstigen
toestand zou gebragt zijn als al de andere publieke wegen in
den Polderja zelfs dat wij regt zouden kunnen snstineren
met het oog op de verkoopconditien en de bepalingen van
het Burgerlijk Wetboek, om ons den kortsten uitweg te ver-
leenen naar den publieken weg, hebben wij, om lang ge-
kibbel over de regtskwestie te voorkomen, het voorstel ge-
daan, vervat in ons schrijven.
Dit voorstel was naar onze meening meer dan naar onze
overtuiging in billijkheid verwacht kon worden.
Hoewel wij ieders overtuiging gaarne eerbiedigenook die
Uwer Commissiegeschreven in de Memorie van Toelichting
bij de laatste Begrooting bij Hoofdstuk VIsub 3 en wij
dankbaar zijn voor de erkenning, dat deze weg de eenige
toegang is tot onze landerijenen het daarop gevolgde gunstig
adviesveroorloven wij ons de opmerking, naar aanleiding
van de daarbij overwogen motieven, dat het hardmaken van
dozen weg meer in het belang zou zijn van ons als eigenaars
dan in het belang van het algemeen verkeer, en dat wij bij
den aankoop van het land wisten in welken toestand de weg
was, dat hiermede ons regt tot reclame duidelijk is uiteen-
gezet tegenover de overige Ingelandenwant verkeeren wij
niet in denzelfden toestand als alle overige eigenaars in den
Polder Plebben die niet het meeste belang bij het hardmaken
van den weg langs hunne landerijen? Hebben de primitieve
koopers niet even als wij geweten, dat de wegen niet hard
waren? en heeft het Polderbestuur daarin niet voorzien ten
koste van het geheel? Is niet aan ieder uitweg gegeven naar
den publieken weg wij gelooveu dat ieder ons dit zal toestem-
men, maar in de eerste plaats door Uw Collegie zal worden
erkend.
Het toeval wil, dat langs den bedoelden weg de eigendom-
menbestaande in vijf bouwplaatsen, in handen van slechts twee
eigenaars zijnmaar dit kan na het voorafgaande geen geldend
motief tot afwijzing wezenterwijl daarenboven aan de tegen-
overgestelde zijde van den weg in de toekomst nog plaats zal
zijn voor vele woningen.
Maar wat boven alles de zaak bij u zal moeten doen be-
slissen in ons voordeel, is, dat nu door het publiek geen
gebruik kan worden gemaakt van dezen gebrekkigen weg
maar dat hijzoodra die in behoorlijken toestand is, zeer zeker
druk gebruikt zal wordenals zijnde de kortste weg voor een
groot deel der eigenaren naar Leidenterwijl die van over-
wegend nut zal wordenwanneer de sedert lang besproken
weg, die eenmaal komen zal, van of over Abbenes naar de
ringvaart, tot stand zal zijn gebragt.
Wij houden ons overtuigd genoegzaam te hebben aange-
toond de billijkheid van hetgeen wij hebben aangeboden, en
vleijen ons, dit bij nadere overweging ook door U zal wor
den aangenomenopdat door zamenwerking van Uw Acht-
baar Collegie en Ingelandeneen toestand zal opgeheven
wordendie tot schade en last voor het algemeen verkeer en
niet tot eer van den Polder bestaat.
Haarlem en Lisse, (get-) A. L. DIJSERINCK.
Junij 1875. i, P. C. VAN VRIJBERGHE DE CONINGH.
Inmiddels had de Heer van Vrijberghe de Coningh zich
tot Uwe Vergadering gewend met Let navolgend verzoek
Aan Heeren Dijkgraaf en Heemraden en Hoofd-
Ingelanden van den Haarlemmermeerpolder.
De ondergeteekende neemt de vrijheid met de meeste be-
scheidenheid onder de aandacht van Uw geacht Collegie te
brengendat in Uwe gecombineerde vergadering van den 7
April aanstaande, het hardmaken van den veldweg achter den
in verveening zijnden Lisserbroekpolderdoor overbrugging en
in verbinding brengen met den Lisserdwarsweg een punt van
overweging zal uitmaken.
Dat te dien aanzien zamensprekingen hebben plaats gehad
tusschen Dijkgraaf en Heemraden en de daarbij betrokken
eigenarenen dien ten gevolge een voorstel omtrent tege-
moetkoming van adressanten in de daarstelling eener brug
over den Lisserdwarstogt in de vergadering van 7 April in
behandeling zal komen.
Bedenen waarom de ondergeteekende, bij niet-aanneming
van zooeven genoemd voorstel, met de meeste beseheidenheid
verzoekt, dat aan perceel N°. 17 SectieR, een harden uitweg,
of des noods puinweg, over den bedoelden veldweg naar het
naastbijgelegen punt van den ringdijk moge worden verstrekt,
met de daarstelling van dit klein gedeelte harden weg of puin
weg is de aangelegenheid van het min gunstige gedeelte van
dien veldweg aanvankelijk geregeld en adressant met een harde,
doch ook met een minder kostbare bepuining voorloopig
gebaat.
1 Apri?1875. (get.) P. C. VAN VRIJBERGHE DE CONINGH.
Wij zijn van gevoelendatzoo aan het verzoek van den
Heer van Vbijberghe de Coningh mogt worden voldaan, de
aan den Veldweg gelegen eigendommen reeds worden gebaat.
De Heer van Vrijberghe de Coningh is, naar aanleiding
van ons schrijven van 24 Julij 187B N°. 484/142, genegen
een bedrag van 100.bij te dragen in de kosten der be-
grinding, blijkens ZEds. schrijven van 29 Julij 1875.
Volgens bovenstaande opgaven zijn de gezamenlijke kosten
voor de daarstelling van dat werk geraamd op 350.
Wy hebben mitsdien de eer U in overweging te geven, om
aan het verzoek van den Heer van Vrijberghe de Coningh
te voldoen, en omtrent de verdere begrinding van den Veld
weg alsnog geene wijziging te brengen in het door U genomeu
besluit van 7 April jl.
Dijkgraaf en Heemraden van den Haarlemmermeerpolder,
(get.) J. W. M. VAN DE POLL, Dijkgraaf.
J. C. VAN DE BLOCQUERY, Secretaris.
Aan Heeren Hoofd-lngelanden van
den Haarlemmermeerpolder.
Nadat over dit voorstel eene discussie was gevoerdwaaraan
de Heeren PLangerhuizen H. van Wickevoort Crom-
melin Jhr. Mr. J. A. Repelaer enMr. J. D. Viruly deel-
namen, wordt het in stemming gebragt en met 17 stemmen
tegen 1 (A. Wijnands) aangenomen en goedgekeurd.
Wordt vervolgd.)
Onder dagteekening van 18 Dec. jl. is door deD Minister
van Biunenlandsche Zaken de volgende missive gerigt aan de
Gedep. Stateo der onderscheidene proviucien
„De inspecteurs voor het geneeskundig Staatstoezigt heb
ben mijne aandacht gevestigd op het feitdat een aantal pol-
derbesturen zich de gezondheid der ingelanden als geen pol-
derbelang uitmakende, niet aantrekken en dat zelfs de noodige
gezondheidsmaatregelen door polderbesturen dikwijls hardnek-
kig worden belet.
Wegens den bijzonderen werkkring der waterschap-bestu-
ren, ook in onderscheiding van dien der gemeente-besturen
zal de onthouding, in de eerste plaats bedoeldwel in de
meeste gevalleu zijn te regtvaardigenanders is het echter
met de beweerde hardnekkige tegenwerking van maatregelen
die de belangen der volksgezondheid waarborgen.
„Mogt u hiervau blijken, dan reken ik op uwen invloed
om dien tegenstand te overwinnen en de aandacht der bedoelde
besturen op de eischen van het algemeen welzijn ook in dit
opzigt te vestigen, in het vertrouwen, dat de Regeering
voortaan van hunne medewerking ten goede overtuigd mo
ge zijn."
De Amsterdamsche Courant verneemt, dat de droogmaking
van den Makkumermeerpolder verzekerd is. De heeren Ledeboer
c. s. hebben de koncessie overgedragen aan eene vereeniging
Engelsche heeren die het benoodigde geld zullen verstrek-
ken en het werk doen uitvoeren. Men stelde zich voor eene
commissie van toezigt te benoemen bestaande uit drie En
gelsche en twee Nederlandsche leden, bij voorkeur Friezen.
Predikbeurten te Kage en Abbenes.
Oudejaarsavondte Abbenes, des avonds ten 6 ure.
Nieuwjaarsdag, Kaag, voormiddag, 9'/2
Zondag, 2 January 1876.
Te Abbenes, des voormlddags geene godsdienstoefeniug.
Kaag, namiddags ten 2 ure.
Woensdag 5 Januarij 1876.
Te Abbenesdes avonds ten 6 ure.
van 22 tot 28 December 1875.
GEBORENChristinadochter van P. Hekman en M. van Tilburg.
Johannes, zoon van D. Vlieger en A. van der Geest. Nicolaaszoon
P. Crama en A. Resoort. Hendrikzoon van W. van Gerven en C.
Smakman. Pieter, zoon van L. de Vries en A. Bakker. Jennake
Cornelia, dochter van J. C. van Stam en G. E. Gameren.
OVERLEDENWouter, oud 2 jaren, zoon van C. Bakker en S. Otte-
vanger. Geertruida, oud 1 dag, dochter vun J. van Mourik en M. Brox-
terman. Theodoras, oud 3 maanden, zoon van G. Lamboo en J. de
Jong. Cornelis, oud 19 dagen, zoon van L. de Koekoek en J. van der
Stelt. David, oud 3 weken, zoon van M. Mans en A. Hartman.
Hendrikaoud 10 dagen dochter van J. de Vries en C. van der Pligt.
Hermanns, oud 9 maanden, zoon van J. Buchner en E. Wolfstang. Jo
hanna Coraelia, oud 13 maanden, dochter van E. Breed en K. Abenes.
Wilhelmns van Dam, oud 34 jaren, gehawd met T. B. Huijts. Din-
gemau Schaaji, oud 34 jaren, gehuwd met W. Everse. Pieter van der
Linden, oud 53 jaren, gescheiden man van Ma. Kist. Willem Speijers,
oud 29 jaren, ongehuwd. Otto Dekkers, oud 23 jaren, ongehuwd.
Hendrikje Jans de Boer oud 68 jarengehuwd met J. II. Roeland.
ONDERTKOUWD P. Zoeteman en T. Dekker.
GEHUWD: Geene.
Naar men ons meldtzal de MaatschappijTot Nut van
't Algemeen, departement Nieuw-Vennepop Donderdag 6 Ja
nuary 1876, des avonds ten half zeven ure, weder eene
vergadering houden bij C. Lewis. De lezing zal aUdan ge-
schieden door den heer A. de Zeeuwen bijdragen gele-
verd worden door den heer J. Zalm en anderen.
Bevenvijk 29 Dec. 1875. Bij den landbouwer de Jong,
in den Wijkermeerpolderis de kwade droes uitgebroken. Een
paard is afgemaakt.
Varssevcld, 28 Dec. Bij den heer H. Nibbelink alhier zijn
dit jaar mangelwortels verbouwdwaarvao 8 stuks te zamen
een gewigt van 75 halve kilogr. hadden.
Sieboldia deelt mede, dat 1 January 1876 de beroemde
firma E. H. Krelage Zoon te Haarlem 25 jaren zal hebben
bestaanen het blad geeft den heer J. H. Krelage den lof,
dat geen enkel tuinbouwkundige hier te lande zoo veel deed
in het belang van ded tuinbouw, als de heer Krelage in de
laatste twiqtig jaren, een verklaring die, wij zijn er zeker
van, door niemand zal gewraakt, door ieder zal toegestemd
worden.
Van Texel wordt aan de Amsterdamsche Courant geschre
ven, onder dagteekening van 28 dezer„Reeds nu worden
soliede partijen lammeren opgekochtdie het volgende jaar
nog geboren moeten worden, a 10 en /II per stuk. Deze
belangstelling in het artikel is aan de veefokkers dubbel aan-
genaamdaar zij in het bijna afgeloopen jaar met vele tegen-
spoeden te kampen hadden."
In de omstreken van Enkhuizen werd ongeveer veertig jaren
geleden een stuk land te koop aangeboden voor eene som van
duizend gulden. En voor datzelfde stuk werd dezer dagen te
vergeefs een huurprijs geboden van veertien honderd gulden
per jaar. Men kan hieruit zien hoe het land in den laatsten
tijd in waarde is toegenomen.
De heer G. Reinders te Warffum bespreekt in de Landbouw-
school de proeveu met kunstmest genomenwaarvan hij een
groot voorstander toont te zijn. Bij een ruim en doeltreffend
gebruik van stalmest, beschouwt hij de zoogenaamde kunst-
meststotfen als een der eerste middelen om in vele streken
van ons land eene nitgestrektheid gronds zooveel mogelyk te
doen voortbrengen.
Als resultaten van de proeven door de commissie der Noor-
der Afdeeling van het genootschap van nijverheid te Onder-
dendam wijst hij in de eerste plaats op het gebruik van cbili-
salpeter bij koolzaad als eene overbemesting in het voorjaar.
Voor een f 50 van deze meststof des voorjaars over 't kool
zaad gestrooid heeft tegen onbemest en na aftrek van de kos-
sten van bemesting steeds voordeel gegeven: 100, ja 200
percent en meer van de kosten van bemesting. Inzonderheid
waren de resultaten gunstig op zwaren kleigrond.
In de tweede plaats toont de waarneming, dat op de vel-
den waarop het phosphorzuur in de mest werd weggelaten
zoo niet de kwaliteit zaad minder, dan toch de kwaliteit
meestal minder goed was en de verhouding tusschen de op-
brengst aan stroo en zaad minder gunstig; dat alzoo het
phosphorzuur de zaad-opbrengst verhoogt en alligt met voor
deel naast den stalmest kan gebruikt worden.
't Best zal zijn om, naast Chili-salpeter het gebruik van
phosphorzunr in den vorm van superphosphaat te beproeven
in 't algemeen daar, waar de landbouwers beginnen te klagen
over het siecht schudden der granen en over het oogsten
van ligt zaad.
In 't algemeen meent de heer R.dat, als men bij stal
mest ook kunstmest wenscht te gebruiken en beproeven wil
welke kunstmest de beste resultaten geeft, men't verstandigst
doet met zooveel mogelijk enkelvoudige meststoifen te nemen,
als chili-salpeter, superphosphaat enz. en met een mengsel van
verschillendegelijk gewoonlijk door den handel aangeboden
wordt, als guanasoortengrasmest enz. Dan leert men de be-
hoefte van den grond wel veel beter kennen. En wil men een
mengsel, dan kan men ze gemakkelijk bijeenvoegen.
Dat dorschmachines nuttig zijnis eene reeds gevestigde
overtuiging.
Maar doen ze ook kwaad?
Ze maken 't werk zoo ligt, dat kinderhanden er zeer goed
bij gebruikt kunnen worden.
Wat is 't gevolg hiervan?
Dat de dorschmachines het schoolverzuim bevorderen.
Men kan reeds vooraf gissen dat een geringe ontwikkeling
der Horens, die anders veel voedsel tot zich zouden trekken
op de vorming der overige deelen in het dierlijk ligchaam
gunstig werken zal. De landlieden zien dan ook, by den aan
koop van runderen, bepaaldelijk van melkkoeijeuvooral op
kleine en fijne horens, terwijl de zoodanige, wier horens eeni-
germate naar die der ossen of stieren zwemen, niet gewild
zijn. De oude Romeische schrijver Plinius zeide reeds, dat
een geringe ontwikkeling der hoornen op een ruime afschei-
ding van melk duidt. Den hoogl. Numan was het voorbetld
bekend eener geit, aan welke, nog jong zijnde, de horengroei
op een kunstmatige wijze belet werd, en die reeds bij de
eerste melkgeving overvloediger melk gaf dan eene andere,
die horens droeg en grooter van ligchaam was. Dat de rassen
der gehoornde schapen, zoo als de Drentsche of kleine hei-
descbapen, in vergelijking met de ongehoornde, weinig voor
melkgeviug geschikt zijnis algemeen bekend.
Onderscheidene koeijenaan welke op jeugdigen leeftijd de
horens op eene kunstmatige wijze waren weggenomenzijn
den hoogl. Numan gebleken alle goede melkgeefsters te zijn.
Daar er echter zulk een groot verschil bestaat in de melk-
rijkheid van de eene of andere koekan dit ook, in enkele
gevallen aan andere oorzaken dan juist aan het wegnemen
der horens zijn toe te schrijven. Bij een viertal ongehoornde
koeijen evenwelwelke de hoogl. heeft kunnen waarnemen
heeft er zich geene bevondendie minder dan 18 a 19 kan-
nen melk heeft gegeven; natuurlijk met die vermindering
welke het herfstsaizoende nadering van den kalftijdminder
goed voedsel enz. daaraan toebrengenterwijl men de dage-
lijksche boeveelheid melk eener gewone koe op niet meer dan
12 tot 15 kannen door elkander zal kunnen schatten.
Sedert 1844 heeft de schrijver maandelijks geregelde me-
tingen laten doen van de melkopbrengst eener ongehoornde
koe en van eene of twee gehoornde koeijen, welke in gestalte
ouderdom en verwijdering van den kalftijd met haar zooveel
mogelyk overeenkwamen. De aanteekeningen wijzen uit, dat
de hoeveelheid melk der ongehoornde koe steeds van 2 tot
3 kannen daags meer heeft bedragen dan die der gehoornde
koeijen. Ten aanzien van de deugdzaamheid der melk stond
die der ongehoornde runderen niet bij die der gehoornde achter,
maar overtrof daarin de melk van vele der laatsten en stond
met de beste daarvan gelijk, boudende namelyk van 17 tot
20 procent room.
Eindelijk was ook proefondervinderlyk geblekendat de
Wei der melk van de ongehoornde koe, na van den room
te zijn ontdaaneen aanraerkelyk ruimere hoeveelheid kaas-
stoffen bevatte (namelijk bij het voederen van knollen en hooi)
dan de overige koeijenwelke gelijktijdig hetzelfde voedsel
ontvangen hadden.
Het wegnemen van de horens, of wel het beletten van
hunne ontwikkeling, schijnt op de runderen de uitwerking
te hebben dat zy zich door een zachtere geaardbeid onder-
scheidenhetwelk voorzeker op den vleeschgroei en de melk
geving een gunstige uitwerking moet hebben.