Weekblad van Haarlemmermeer, - 189 - Haaplemmermeer-Polder. RAPPORT der COMMISSIE, de taak werd opgedragen de Vergadering van Hoofd-Ingelanden te dienen van praeadvies, zoo omtrent de klagten van sommige Ingelanden over den Waterstand, als omtrent de geschiktste middelen en de beste maatregelen tot verbete- ring van den Waterstand in den Haarlemmer meerpolder; en in 't bijzonder te beantwoorden eenige door de Vergadering vastgestelde vraag- punten betreffende het onderwerp. TOT HEX van Vrijdag 24 November 1876 N°. 47. AAN WELKE Bij Besluit der Vergadering van Hoofd-Ingelanden van 22 September 1875 werden de ondergeteekenden benoemd tot le- den eener Commissie aan welke de taak werd opgedragen de Vergadering te dienen van praeadvies, zoo omtrent de klagten van sommige Ingelanden over den waterstand, als omtrent de geschiktste middelen en de beste maatregelen tot verbetering van den waterstand in den Haarlemmermeerpolderen in 't bijzonder te beantwoorden eenige door de Vergadering vast gestelde vraagpunten betreffende het onderwerp. In handen der Commissie werden gesteld de adressen van bovenbedoelde Ingelanden en een nitvoerig rapport van den Hoofdopzigter aangaande de middelen, welke naar zijn oordeel konden en behoorden te worden aangewend tot verlaging van den waterstand. Na naanwgezette kennisneming van die stukken, vooral van het zeer belangrijk rapport, hebben zich de ondergeteekenden in de eerste plaats tot taak gesteld de geformuleerde vraag punten te beantwoorden. Viel het hun, na zich daarvan gekweteu te hebben, niet moeijelijk met eenparige stemmen tot de aan het slot van hun verslag omschreven eonclusien te komenvoor deze leverden de beschouwingenwelke tot die beantwoording gegolden had- den, voldoende motieven op, zoodat de Commissie, om hare eonclusien te regtvaardigeneen nader wijdloopig betoog over- bodig achtte. De gestelde vragen waren 1°. Is het noodig den waterstand in den Haarlemmermeerpol der te verbeteren? - Zoo ja, kan de Haarlemmermeerpolder zonder vermeerdering van stoomkracht beter dan thans worden bemalen F 2". door aanbrenging van verbetering aan de stoomtuigen? 3". door de middelenaangegeven in het rapport van den Hoofdopzigter van 13 November 1874 Of zijn er andere middelenals 4°. herziening der Verordening op de waterbergingdd. 20 Mei 1875, en die op het kroozen en zuiverenvan 2 Junij 1871? 5°. daarstelling van nieuwe togten in de lage landen waar- mede gepaard kan gaan eene ophooging van het laagste land 6°. aanbrengen van duikers in de Hoofdwegen tot bevorde- ring van de toestrooming naar de Hoofdvaartin verband met verwijding der Kavelslooten tot die duikers voerende? 7°. verdieping van bestaande togten en slooten? 8°. Wordt verlangd bij elk der voorgeslagen middelendie doelmatig worden gerekend, eene aanwijzing hoe het best tot het aangegeven doel te geraken. Te dien aanzien verdient het volgende overweging. Ad I, Dat er nu en dan over den waterstand in den Haar lemmermeerpolder geklaagd of geadresseerd wordtzal men wel niet als een volledig bewijs aannemen dat de toestand sleeht isliever putte men daaruit de overtuigingdat niet alle Ingelanden tevreden zijn, en dat door de adressanten verbetering gewenscht wordt. Vergelijkt men toch den waterstand in den Haarlemmermeer polder met dien van bijna alle andere polders in het natte saizoen, dan voorzeker geeft de eerste stof tot niet geringe voldoeningbedenkt men dat verreweg het grootste deel der landen des polders nimmer waterlast heeft te lijden of te duchtenen dat het lage of laagste land slechts bij uitzon- dering of grooten regenval korten tijd te veel krijgt; houdt men daarbij in 't oog dat uitzonderingen in den jongsten tijd althans minder en minder voorkwamenen dat bijgevolg de slechte oogsten der laatste jarenwelke sommige adressanten betreuren, niet aan hoog water kunnen te wijten zijn, dan schijnt het minder te zijn werkelijk geleden schade dan gemis van zekerheid van tegen alle schade door hoog water gewaar- borgd te zjjn, en van de teederste gewassen met zekerheid te knnnen verbouwenwelke de eigenaars van laag land tot petitioneren dreef, dan kan men kwalijk toegeven dat verbe tering van den waterstand in den Haarlemmermeerpolder in absoluten zin noodig isen bepaalt zich de Commissie tot het uiten van het gevoelendat die verbetering wenschelijk is of misschien noodig om te voldoen aan de taak van een polder- bestuur, dat het zyne roeping acht niet te rusten alvorens iedere bereikbare verbetering is aangebragt. Tot de verbeteringen van dien aard zijn te rekenen een minder afwisselende waterstand en een lager normaalpeil. In het rapport van den Hoofdopzigter vindt men opgege- ven aan het slot van biz. 11, hoeveel malen in 10 jaren rij- zingen van het water van 15 tot 35 centimeters per etmaal voorkwamen, en op biz. 10, hoe bv. op den merkwaardigen 15en October 187 a eene rijzing van 36 centimeters aan het Hoofddorp tegen eene van slechts 18 centimeters in den Zuid- plas werd waargenomen. Dat bij zulke snelle rijzingen den bruikers van laag land de schrik voor erger om het hart slaat is geen wonderen dat die rijzingenkomen zij in het voorjaar of den zomer voorveelal den geheelen polder groote anders onnoodige uit- gaven kostenbehoeft naauwelijks betoogd te worden. Duidelijk is het toch dat het Bestuur in die gevallenom het water, dat in de lage landen aan de lippen staat, in geen geval daarboven te laten komen, dadelijk de stoomtuigen moet doen opstoken en water uitpompendat hadde men den toestand een poos kunnen aanzien, en welligt spoedig volgend droog weder afgewacht weder zou zijn verdampt, of eene des zomers zoo dikwijls gevoelde behoefte aan water inlaten zou hebben voorkomen. Wegens de regelmatige en nog niet geeindigde inklinking van den bodem des Haarlemmermeerpolders zijn waterstanden van 4.70 meter A. P., welke enkele malen, en standen van 4.80 meter A. P., welke nu en dan voorkomen, voor de diepst gekelderde streken inderdaad onrustbarenden mag het normaalpeil of het peil, waartoe de waterstand telkens na regenval zoodra mogelijk wordt terug gebragtniet hooger dan 5 meter onder A. P. zijn. Bij den tegenwoordigen toestand van waterberging en wa- terleidingen kan er nogtans van dit normaalpeil kwalijk spraak zijnomdat op die diepte het profil van beide zoo klein is, dat niet alleen de toevloeijing naar de stoomtuigen zeer traag wordt, maar het water, zelfs wanneer het pas tot 5.20 meter A. P. of lager soms afgemalen is, bij de eerste regenbui tot 5 meter A. P. en veel hooger oploopt, en dus met eenige vastheid of regelmaat op 5 meter A. P. niet te houden is. Doch ook dan, wanneer waterberging en waterleidingen of een van beide verbeterd waren zouden in een zoo groot en van hoogte zoo ongelijk watersehap als de Haarlemmer meerpolder rijzingen van 1 '/2 a 2 decimeters wel niet te voor komen zijnen rekenende hierop e zoowel als op de onistan- digheid dat bij verlaging van het normaalpeil de inklinking van het laagste, tot hiertoe van water eenigermate verzadigd land nog toenemen zalmeent de Commissie dat het streven zijn moet eenmaal het normaalpeil van 5.20 meter A. P. van September tot Mei in den polder te kunnen aannemen en verzekeren. De vraagof de Haarlemmermeerpolder zonder vermeerdering van stoomvermogen beter kan bemalen wordenopgevat in dien zinof van de bestaande stoomtuigen meer nuttige arbeid te vergen en te verkrijgen is, durft de Commissie niet vol- mondig en in bevestigenden zin beantwoorden. Is door detail-verbeteringeuvooral aan den Lijnden en den Cruquius aangebragt een niet onbelangrijk resultaat verkre- genen strekt tot aanmoediging om op denzelfden weg voort te schrijden, en om bij v. in de eerste plaats bedacht te zijn op de middelen om het aanzetten van de stoomketels met ketel- steen tegen te gaante loochenen valt niet datuaarinate dit veld meer en met vrucht bearbeid isdaarop minder te doen en te verwerven overblijft, en dat tegen over vprbeteringen welke nog te ontdekken en aan te brengen zijn mogtentoch ook het gevaar dreigt, dat de stoomtuigen, hoe goed ook onderhoudennaarmate zij ouder wordeneenigen teruggang in nuttige werking kunnen ondervindenwaarom de onderge teekenden het veiliger achten op detail-verbeteringen van de stoomtuigen niet te veel te rekenen, en althans daarin het middel niet te zoeken tot eenige afdoende verbetering van den waterstand. All II. Met het bovenstaande zou tevens de tweede vraag beantwoord zijn, moest aan deze niet naar het gevoelen van de ondergeteekenden eene wijder»beteekenis toegekend worden, de beteekenis nl. of door vermeerdering van stoomvermogen het kwaad te verhelpen is; m. a. w.of de bemalingswerk- tuigen raoeten vermeerderd of versterkt worden. Gewis zou van deze versterking eenige beterschap het ge- volg zijn maar zij zou tot de kosten van aanleg en exploi- tatie in geenerlei evenredigheid staanen onvoldoende zijn zoolang niet in stede van eene bemaling, berekend naar den regenval der natste bekende maand, welke bij het bepalen van de kracht van polderbemalingswerktuigen meestal tot maatstaf dient_, eene bemaling verkregen ware welke met den regenval van de natste bekende week of dien van een dag als 15 Octo ber 1872, van een uur of van eene enkele wolkbreuk gelij- ken tred houden en dien voorblijven konterwijl dan nog de toevoerkanaleu gelijke capaciteit als de bemalingswerktuigen hebben moesten. De Commissie is van oordeel dat de bestaande stoomtui gen althans de Lijnden en de Cruquiuswanneer zij hun vermogen behoorlijk uitoefenen kunnen, en het water niet dieper dan 5 meter A. P. hebben op te pompenzeer goed in de behoefte voorzienen dat de belangrijkste ver sterking, indien waterberging en waterleidingen in den tegen woordigen toestand blijven, een uiterst klein effect zou te weeg brengen. Hetgeen daarentegen bij de Commissie meer in aanmerking kwam was het toevoegen aan de groote stoomtuigen van klei- nere hulpwerktuigen die door een of enkelen der bestaande ketels gevoed zouden kunnen dienen om den waterstand van 5 meter tot 5.20 meter A. P. te brengen, en zoolang geen of weinig regen vielop dat peil te handhaven of mits- dien een 'arbeid te verrigten die wegens de geringe hoeveel- heid water, beneden 5 meter A. P. in den boezem nog maar aanwezig, en wegens de trage toevloeijing door het op dat peil zeer kleine profil der kanalen niet in verhouding staat tot het vermogen der groote stoomtuigen. Daardoor zou het dikwijls stoppen van deze om bijzakking van het water af te wachten en het werken zoo dat heet met ge- dekte vurenwat thans veelmalen voorkomt en veel brand- stoffen kost, vervallen; men zou, zoodra het polderwater tot zekere diepte gedaald was, de hoofdwerktuigen kunnen uit- spannenom het bijgemaal met behulp van den dan nog voor handen stoom in het werk te stellen en met een ketel of een paar ketels regelmatiglijk in gang te houden, totdat het water op het normaalpeil was teruggebragt. Voor die taak, of het opvoeren van eene niet belangrijke hoeveelheid water tot eene zoo groote hoogte, komt uit den aard der zaak de centrifugaalpomp het eerst in aanmerking; en een ontwerp daarvanvervaardigd door de Ingenieurs W. C. K. de Wit en door het lid der Commissie Mr. J. P. Amersfoordt haar aangeboden zouals tot de oprigting van zoodanig bijgemaal besloten werd, uitgevoerd worden of minstens tot rigtsnoer dienen kunnen. Volgens opgaaf, door de Heeren de Wit in 1873 monde- ling gedaan, zou zoodanig werktuig, opbrengende 50 meter 5 meter hoog in de minuutongeveer 20,000.kosten. De Commissie ontveinst zich evenwel niet dat volgens de ervaring centrifugaalpompen over het algemeen, hoe onkost- baar ook van aanlegin exploitatie wegens haar belangrijk brandstoffenverbruik duur schijnen te staan te komen waarom zij in dit geval welligt alleen moeten gekozen wor den indien geen ander werktuig te vinden is, even berekend om dezelfde taak te vervullen. En dit laatste schijnt het geval te zijn. In bet afgeloopen voorjaar gewerd der Commissie het prospec tus van een werktuig van nog jonge Amerikaansche vinding genaamd puhometerdat gezegd wordt aan gene zijde van den Atlantischen Oceaan veel, en in Engeland ook reeds hier en daar met vrucht aangewend te wordenen tot den opvoer van water tot elke hoogte berekenddoch ter hoogte van uiterlijk 30 Engelsche voeten hoogst voordeelig te zijn. De bijzondere eenvoudigheid van dit werktuig beviel den ondergeteekenden uitermate; dat een opvoer van 30 Engel sche voeten tot bet tbans beoogd doel op verre na niet ver- eisebt wordt, behoeft naauwlijks gezegd j en ware het dat er- gens hier te lande deze machine in werking of ook maar in natura te zien was, de Commissie zou niet verzuimd hebben er naauwkeurig kennis van te nemenmeenende dat daarin juist het middel kan gevonden zijn, dat voor de behoefte van den Haarlemmermeerpolder bij uitnemendheid past. In Enge land mogen pulsometers in werking en te bezigtigen zijn, de ondergeteekenden meendeu dat zonder nader mandaat niet op hnnnen weg lag, wat zij op zichzelf wenschelijk achtten sommigen uit hun midden af te vaardigen tot eene opneming van den pulsometer in Engeland. Bij het jaarlijks nazien van de groote pompen zouden deze hulpmachines dienst kunnen doen en in zeer buitengewone gevallen of natte tyden zouden zij zelfs, indien er voldoend ketelvermogen is, in gang kunnen gehouden worden tegelijk met de hoofdwerktuigentotdat deze den toestand weer mees- ter zijn. Voor den Leeghwater, die dikwijls bij Z. W. wind door de afwaaijing het water het diepst heeft op te halen, wiens pompen met den vloer juist het minstdiep, op 6.52 meter A. P. geplaatst zijn, en welke het water dan ook niet die per dan tot 5.60 meter A. P. kan oppompen, zou mis schien eerder een ander gemaal in aanmerking komendat op eenigen afstandbijv. op de Hoofdvaart met de Kager- en Nieuwerkerkertogten bezuiden den Lisserwegopmaleo en den Leeghwater toevoeren kon. De drie genoemde waterleidingen zouden dan aan den mond moeten gesloten worden met dammen en keersluizengerigt naar het Zuiden, opdat, wanneer het ondergemaal soms defect mogt rakende Leeghwater ook regtstreeks nog op den ou- derboezem konde werken. Ofschoon de ondergeteekenden meenen dat het oogenblik nog niet gekomen is om tot dit middel de toevlugt te nemen hebben zij door Mr. J. P. Amersfoort onderrigtdat de leeraar A. Huet, met het oog op eene bemaling van Rijn- lands boezem te Katwijk, een ontwerp van een nieuw bema- lingswerktuig in studie haden zich gezind verklaard had aan die studie zekere uitbreiding te geven om zijn ontwerp voor een hulp- of ondergemaal in den Haarlemmermeer-polder toe- passelijk te maken indien hem tot een maximum van 200. zijne uitschotten aan teekeningen en copieerwerk vergoed wer den niet geaarzeld dit belangloos aanbod aan te nemen omdat naar hunne meening zoodanig ontwerp in elk geval kan strekken tot eene kostbare verrijking van het polderarchief, en misschien te stade komen kanwanneer later de behoefte aan een ondergemaal voor den Leeghwater zich nog sterker mqgt doen gevoelenof zelfs de meening eenmaal veld win- nen mogt, dat men het water met minder kosten door on- dergemalen tot zekere hoogte, bijv. 4 of 4.50 meter A. P. ook aan den Lijnden en den Cruquius kon toevoeren, en door deze verder op de Ringvaart uitslaan kan dan hetgelijk nu geschiedtdoor deze stoomtuigen in eens van het polder- peil naar buiten te brengen is. Een hoogst belangrijk ontwerp, dat voor Heeren Hoofd- Ingelanden aan het bureau des polders ter inzage ligt, was de vrucht des Heeren Hurt's studieen heeft de Commissie daarop wachtende, de uitvoering van hare taak eenigzins moeten vertragenzij gelooft dat dit kleine ongerief in de ruimte vergoed is; zij vestigt bij deze de aandacht vooral op de inrigting der kleppen aan dit ontwerp waarvan welligt ook voor de tegenwoordig bestaande stoomtuigen partij te trekken zoude zijn; hetgeen dan echter bezwaarlijk zoude kunnen ge- schieden zonder aan den Heer Huet eenig honorarium aan te bieden, waarop hij bij toepassing van zijn thans gratis aangeboden ontwerp zeker aanspraak zoude kunnen maken. Ad III en V. Een der belangrijkste vraagpunten is zeker ditof eene betere bemaling te verkrijgen is met de middelen aangegeven in het rapport van den Hoofdopzigter dd. 13 Mei 1874. Toch aarzelde de Commissie niet de vraag in ontken- nenden zin te beantwoorden. Voorzeker is de hoofdkwaal van den Haarlemmermeer-polder gelegen in eene onvoldoende waterberging. Met den hoofdop zigter deelt de Commissie die meening; en aan zijn grondig betoog van die stelling zich gedragende, verwijst zij te dien aanzien Hoofd-Ingelanden naar het pas vermeld rapport. De bevreemding nogtans, aan het slot daarvan door den Hoofd opzigter uitgesprokendat men tot heden nooit op zijn denk- beeld gekomen of op boezemvergrooting bedacht geweest is De theorie der centrifugaalpompen is nog in 1875 behandeld in eene brochure van Eb. Geisler Docent an der Landwirthschaftlichen Akade- mie in Poppelsdorf bei Bonnuitgegeven in Berlin bij A. W. Schade.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1876 | | pagina 5