1879.
Vrijdag, 34 Januarij.
NK 4.
VAN
AAN LANDBOUWGEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Twintigste Jaargang.
Haarlemmermeer.
Gemeenteraad van Haarlemmermeer.
Frijs van het Abonnement:
in het Jaar®-~
Prijs der -Advertentien
van 16 regels 75 Cent, elke regel meer 12'/a Cent.
Bii den Burgerlijken Stand zijn aangegeven
van 1521 Januarij 1879.
Zitting van Donderdag 6 December 1878,
mmwrf
A A R L E M M E R M E E R
Prys van een enkel Nommek 15 Gent.
Men leest in de A muter d. Courant van Wornsdag
22 Januarij het volgende:
De lijkplegtigheid van Z. K. H. Prins Hendrik is gis-
teren, Dingsdag avond, ten 75 ure, voor wat Walferdange
betreft, in de kapel van het kasteel, in tegenwoordinheid
van een honderd genoodigden, geschied. Behalve de leden
van het huis des Prinsen en later ook het dienstdoend
personeel, van den geringste tot den hoogste, de verte-
genwoordigers van vreemde hoven en een aantal burger-
lijke en milit.aire autoriteiten van hoogen rang, was
ook eene deputatie uit den generalen staf te Metz
aanwezig. Men sehaarde zich in eenen halven cirkel
in den rouw-salonvoor den ingang van de rouw-
kapel. In die zoogenaamde chambre ardente waren de
wanden bedekt met zwart fluweel en damast, met zil-
veren franjes omzet en met zilveren lovers bedekt. De
aehterwand stelde een altaar voor. Omgeven door zilveren
kandelaars, werd daar het geheele middengedeelte inge-
nomen door een reusaehtig kruis van zilverlaken. In het
midden van dat krnis het wapenschild des Prinsen met
het bijsehriftobiii 13 Januarij 1879. Aan de lioeken van
het kruis vier treurwilgen in zilver geborduurd. Voor den
ingang van de chambre ardente twee rijen flambouwen,
waarvan de grootste, aan de uithoeken, het blazoen des
Prinsen droegen. Maar welken indruk kon al dat rouwd.eko-
ratief maken tegenover dien van de katafalk, in het midden
van de chambre ardente geplaatst Daar rustte het overschot
van den dierbaren overledene, zoo diep beweend, overal zoo
noode gemist, maar voor&l in Luxemburg, waar elkeen
zijn milddadigheid en ondernemingsgeest prijst, eene leemte
aeliterlatende, die men zich met ontsteltenis afvraagt hoe
zij ooit kan worden aangevuld. Daar rustte zijn stoffelijk
overschot in een looden kist, omgeven door twee andere
van eikenhout, welke laatste van twaalf zilveren kand-
vatsels is voorzien. Het geheel is bedekt met een afkan-
gend zwart fluweelen met zilver omboord kleed, dat zijner-
zijds schier ouzichtbaar is door de ongelooflijke menigte
kransen en bloemeu die er aan zijn vastgeheeht. Die kransen
en bloemen zijn door vreemde hoven en allerlei Luxem-
burgsche vereenigingen en korporatien daartoe aangeboden.
Langs den voet van den katafalk kronkelt zich een krans
van frissche bloemen, door de officieren van het huis des
Prinsen daar nedergelegd als een symbool van den band,
die hen met den beminnenswaardigen en toegankelijken
Prins vereenigde. En terwijl men daar stond, naderden
nogmaals de hofdames, en voegden immortellenkransen
toe aan den berg van groen en bloemen die de baar tooiden.
De Prinses verscheen door een zijdeur aan den arm van
haren vader, Prins Fredrik Karel van Pruisen. De Prinses
was, even als de dames van haar gevolg, in zwaren rouw
gckleed, en droeg een voor het oog bijna ondoordringbaren
sluier voor het gelaat. Aller harten klopten van aandoe-
ning. De Prinses en haar vader plaatsten zich ter regter,
hun gevolg ter linkerzijde van de baar. Onverwacht klonk
zaeht een stiehtelijk gezang door de ruimte. Een onzigt-
baar, gemengd koor droeg zonder begeleiding Psalm 90 1
voor, de bekende muziek van Mendelssohn. De indruk
was geweldig. Daar zal wel niemand onder de aanwezigen
geweest zijn, die geen traan inde oogen voelde opwellen.
De heer Neumarker, evangeliseh predikant, sprak hierop
een gebed uit. Het, onzigtbare koor zong een koraal, en
toen daarop de Prinses en haar vader op de voor hen
bestemde zetels plaats hadden genomen, nam de eerwaarde
heer Neumarker het woord, en hield een treffende toespraak
Men zag de Prinses, die hevig aangedaan was, onder
haren sluijer de tranen afdroogen.
Op het amen van den prediker volgde een nieuw koraal,
toen een slotgebed en ten laatste ruischte weder zachte
muziek door het paleis. De Prinses, aan den arm van
haren vader, keerde naar hare apartementen terug, en de
aanwezigen verwijderden zieh de een na den ander onder
den droevigen indruk dien deze plegtigheid had gemaakt.
Heden, Woensdag, wordt het stoffelijk overschot van
Walferdange naar Luxemburg overgebragt en zal op de
grenzen door den baron Gericke, met geheel het personeel
van het Nederlandsch gezantschap in Belgie worden op-
gewacht.
Men telegrafeert ons van heden uit Luxemburg:
De toevloed van menschen, door gewone en buitenge-
wone treinen uit alle deelen des lands aangebragt, is ver-
bazend groot. Meer dan zeventig zang- en muziekgezel-
schappen zijn aangekomen om deel te nemen aan de
uitvaarteen deputatie van Luxemburgers, die te Parijs
wonen, heeft een krans neergelegd op de lijkkist, die
letterlijk overdekt is met een berg van kransen. De
militaire kommandant van Metz, generaal Schwerin, en
de burgerlijke president Reitzenstein, met verscheidene
andere generaals zijn tegenwoordig bij de plegtigheid.
Belgie wordt vertegenwoordigd door den heer van Damme,
gouverneur van Arlon, en kolonel Arjou, kommandant der
provincie Luxemburg. De straat, waardoor de stoet, trekt,
is geheel met rouwfloers gedekoreerd; alle vensters zijn
gesloten en verborgen achter zwarte, met wit omzoomde
draperien. 't Paleis van den Prins is ook geheel met
rouwfloers, met goud omzoomd, behangen. Tegenover
staat een katafalk met een kroon en er om heen branden
urnen.
ALLE TOEZENDINGEN, REDAKTIE EN UITGAVE BETREFFENDE
te adresseren aan VAN BONGA C°.te Amsterdam.
Uiteriyk Woen*dag.)
Groote Letters worden naar hare plaatsruimte berekend.
I
GEBORENMaria, dochter van G. C. Apfeld en A. van Leeuwen.
Pieter Teunis, zoon van B. C. Sliggers en A. de Waart. Bastiaan,
zoon van G. van den Ochtend en L. van Lenten. Jnrrijan Hendrik,
zoon van P. B. F. Prins en E. Wallbrink. Johanneszoon van S. C.
Kardol cn A. van Krimpen. Reindert, zoon van Hendrijntje Pothuizen
(ongehnwd.-Grietje, dochter van W. van der Vlugt en G. Oostwouder.
Reinier, zoon van P. van der Burg en I. Los. Bernardus, zoon van
M. van Lammeren en J. Bange. Gerrit Cornelia, zoon van J. Verkaik
en E. Aafjes. Cornelia, zoon van J. Witte en F. de Bruijne. Jan,
zoon van W. Mooij en H. Portengen. Jan, zoon van T. Hogenhout
en G. de Graan. Lientje, dochter van J. de Vogel en L. Hoekman.
Cornelis, zoon van C. Vroom en T. van der Vorm. Mattheus, zoon
van J. Vaalburg en S. B. van der Perk. Gerarda Antoniadochter van
G. Klerks en A. M. Verheugd.
OVERLEDENMetje, oud 5 maanden, dochter van E. van der Wal
en M. den Dekker. Harmen Kooijond 79 jaren, geh. met N. Riet-
veld. Nicolaas Winters, oud 29 jaren, geh. met K. Hogevorst.
Antonius Stolwijkoud 53 jarenongeh. Jacoboud bijna 3 maanden
zoon van P. A. Keijmel en A. van Krimpen.
ONDERTROUWDgeene.
GEHUWD L. Hulsbos (wednr.) met J. G. Scheeliugs, J. Vinke
(wednr.) met E. Ronk.
Z. M. de Koning heeft benoemd tot burgemeester der
gemeente Aalsmeer, den heer P. Pranger.
des voormiddags ten tien ure.
Voorzitter de Heer J. W. Lantzendorffer
Tegenwoordig 14 leden, zijnde de heeren Klapwijk Ver-
kuijl, de BreukKuiper, Dorbeck, Biesheuvelvan Vnuren,
Bultman Ran, Pruissen, Timmermans, KnaapTensen en
't Hooft; alsmede de Secretaris.
Afwezigde heer van Riessen.
De Secretaris leest de notuleu van 7 November 1878,
welke wordeQ goedgekeurd.
I. Aan de Vergadering wordt medegedeeld het navolgende
a. De Provinciale bladen van 1878, n°. 76, 79, en 81
tot 87.
b. Brief van Gedeputeerde Staten dd. 20 November 1878,
n°. 6geleidende het goedgekeurd Suppletoir Kohier van den
Hoofdelijken Omslag, dienst 1878.
c. Brief van den heer H. F. Bultmanwaarbij hij aan-
neemt de benoeming tot Lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
d. Brief van den heer P. Koppes, waarbij hij voor de
benoeming tot Lid der Plaatselijke Schoolcommissie bedankt.
e. Brief van mejufvr. Michelgeb. van Lingen waarbij zij
meldt de benoeming tot gemeente-vroedvrouw niet te kunnen
aannemen.
Brief van mejufvr. J. L. M. Ditmarsch, waarbij zij be
dankt voor de betrekking van gemeente-vroedvrouw, welke
betrekking eerst door haar was aangenomen.
Al hetwelk voor kennisgeving wordt aangenomen.
II. Wordt gelezen een schrijven van den heer C. E. van
der Meulen, te Amsterdam, waarbij, in antwoord op de
dezerzijds gedane vraag (zie notulen van 7 November 1878
n°. 18), wordt gemeld, dat de rigting, die men zich voor-
stelt voor het Economische Lokaalspoor: AmsterdamLeiden,
is, van Amsterdam, over Slotendoor de Haarlemmermeer,
aansluitentle aan 't station Leiden, cn dat men daartoe gaarne
zoude gebruiken den hoofdweg, of wel den eersten naa9t den
hoofdweg gelegen zijweg, aan de zijde van Aalsmeer.
Nadat hieromtrent kortelijk gedachten waren gewisseld
wordt besloten een adres aan den heer Minister van Water-
staat, Handel en Nijverheid te rigtenwaarbij de aanvraag
om concessie wordt ondersteund.
III. Gelezen het adres van Gerrit van Wijkhoodende ver-
zoek om afschrijving op zijnen aanslag in den Hoofdelijken
Omslag dezer gemeente, dienst 1878 bedragende 8.
Overwegende dat adressant de gemeente heeft verlaten den
11 November 1878 wordt besloten de gevraagde afschrij
ving te verleenenen wel voor een-twaalfde gedeelte, ter
somme van 66/2 cts.
IV. Alsnu komt op de Agenda voor het puntbestek tot
ophooging der begraafplaats te Nieuw-Vennep.
Naardien de Commissie voor de gemeentewerken nog niet
gereed is met haar rapport, wordt deze zaak nog aangehouden.
V. Alsnu is weder aan de orde de ophooging der be
graafplaats te Hoofddorp.
De Voorzitter zegt, dat in de vorige Vergadering wel be
sloten is om de kom in de begraafplaats te Hoofddorp te
digten met zand uit de Hoofdvaart, maar Burgemeester en
Wethouders willen de verantwoording daarvan niet all^n op
zich nemen, met het oog op het lange tijdsverloopdat ge-
rekend moet worden voor het vergaan der Iijkenen dewijl
het zand uit de Hoofdvaart uit dien hoofde niet geschikt is
om voor de begraafplaats te worden gebruikt.
Ook i9 het nadeel voor de gemeente, wanneer het rooijen
der Iijken zooveel jaren langer moet duren dan in gewone
gevallen.
By de daarop gevolgde discussien, zegt de heer Kuiper
dat hij den grond uit de Hoofdvaart goed acht en geschikt
voor de begraafplaats; het is niet zuiver klapzand.
De heer Klapwijk is ook van die meening; het zand,
waarmede de sloot bij school 4 wordt digt gemaakt, is nu
al doorgezakt, niettegenstaande het elken dag geregend heeft,
en de sloot vol water was.
De heer de Breuk vraagt, of het niet goed zou zijn om
er eens een ander deskundige over te hooren.
De heer Bultman geeft de voorkeur aan zand uit de
Hoofdvaart, ook omdat hij niet is voor het zoo spoedig
rooijen der Iijken, en acht het beter dat de Iijken wat langer
liggen; met welk gevoelen de heer Verkuijl instemtdie ook
tien jaar bepaald voor het rooijen der Iijken te kort acht.
De heer Tensen zegt, dat de ondervinding leert dat Iijken
begraven in zand, gelijk dat uit de Hoofdvaart, wel 20 jaar
moeten liggen maar ook is gebleken dat Iijkendie in ander
zand begraven zijn, niet altijd in tien jaar vergaan zijn.
De heer Pruissen betoogt dat het zand uit de Hoofdvaart
later wel drooger wordt.
De heer 't Hooft vraagt wat het digten der kom met zand
uit de Hoofdvaart kost.
De Voorzitter zegt, dat ongeveer 4000 meter noodig is,
a 30 ct. per meter, dus ongeveer 1200.
De heer Kuiper stelt voor, om te besluiten tot het digten
der kom met zand uit de Hoofdvaart.
Overeenkomstig welk voorstel met algemeene stemmen wordt
besloten.
De Voorzitter vraagt of men het wenschelijk acht, om by
het digten der kom een put te maken, namelijk een van
steen gestapelde put, voor het toezakken van het water; de
GemeeDte-Opzigter is van oordeel dat zulks nuttig zou zijn.
De heer Bultman zegt, dat de Gemeente-Opzigter hem heeft
medegedeeld, dat een put, gevormd door planken, zelfs vol-
doende zou zijn voor het oogenblik, vooral daar drains,
indien men die wilde leggenzullen verzakken.
De heer Biesheuvel meent, dat een duiker naar de sloot
voldoende zou zijn.
De Voorzitter zegt dat die er is.
De heer Biesheuvel acht dat verdere maatregelen dan niet
noodig zijn.
De heer Bultman zegt, dat het houden van een put in het
midden der kom tot uitzakken van het water toch goed
zou zijn.
De heer Klapwijk ziet daartoe geen noodzaak.
Naardien het openhouden van dergelijken put geen bijval
vindt, vervalt zulks, en vraagt de Voorzitter of men nu ook
reeds palen zal aanschaffen.
De heer Bultman meent dat zulks later kan gesehieden,
naar gelang er palen noodig zijnin eens zou zulks eene
belangrijke uitgaaf vorderen.
Op voorstel van den Voorzitter besluit men om voor het
digten der kom en eenige bijkomende werkzaamheden eene
som van f 1600 te ramenen die gelden te vinden door
eene geldleening, tegelijk met die welke gedaan moet worden
voor het Raadhuis.
VI. Wordt gelezen een schrijven van Mr. Philips, te Am
sterdam, van 20 November 1878 waarbij wordt medegedeeld
dat J. W. de Heij afziet vaD cassatie in ZBke het proces
omtrent het Raadhuis, en alsnu moet worden overgegaan tot
afdoening der zaak.
Dit schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen.
VII. In verband met de zoo even gedane mededeeling
wordt aangeboden een ontwerp-besiuit tot het aangaan eener
geldleening.
De heer Bultman bespreekt de wenschelijkheid van het
tegelijk aflossen der vorige leeningen, om dan eene geheel
nieuwe leeoing tegen lagere rente aan te gaan.
De heer 't Hooft meentdat deze zaak vooraf moet wor
den gesteld in handen der Financieele Commissie, ook met
het oog op het door den heer Bultman aangevoerde, en stelt,
mitsdien voor de stukken te renvoijeren aan gezegde Commissie.
OvereeDkomstig het voorstel van den heer 't Hooft wordt
besloten.
De Voorzitter vraagt of men nu ook tegelijk geld zal