Gemengfle Berigten.
86 -
Over den invloed welken de diepte der ploeging
uitoefent op de bruto opbrengst en op de
hoedanig-lieid der suikerpeeen.
Hoe ontstaat de tongblaar bij het rundvee?
5 kilo toevoeder had hij niet veel verliezen door de kalverziekte
geleden. Hij is van oordeel, dat de koeijen in het laatste
tijdperk der dragtigheid krachtiger voedsel noodig hebben
niet alleen, omdat ook het kalf moet gevoed worden, maar
ook om ze goed in het vleesch houden, daar zij dan later
meer melk geven.
De derde spreker was van een tegeDovergesteld gevoelen en
beveelt aan, om de koeijen voor bet kalven minder en daarna
sterker te voederen en voert als voornamen grond daarvoor
aan, dat op die wijze het dier het voedsel beter betaalt en
het gevaar voor kalverziekte daardoor vermindert. Een koe,
die laat in het voorjaar afkalft, zou bij de over het geheel
gebrekkige veehouding, nooit door eene verhoogde inelkop-
brengst de kosten van het voeder vergoeden, 't welk zij in
den loop van den winter had verorberd; iets anders ware het
wanneer men de koe na het afmelken als vet wilde verkoopen.
Wanneer het vee in de weide loopt, komt er in den regel
in den herfst een tijd, waarop het in vleesch afneemt en ook
in melkgeven verliest, hetgeen bij de beste winlervoeding
voor het weder afkalven niet terug komt. Wat de kalverziekte
aangaatzoo had hij door sterke voeding jaarlijks eenige koeijen
verloren, en altijd de melkrijksten. Eenigen tijd nad hij geloofd
de koeijen ongeveer 14 dagen voor het kalven goed te moeten
voederen, opdat zij beter opneurden, maar ook toen was de
kalverziekte voorgekomen, vervolgens was hij begonnen haar
eerst twee dagen na het kalven het volledige voedsel te geven
ook gaf hij ze eenige dagen voor het melkworden dagelijks
een halfpond glaaberzout. Sedert hij deze methode van voeding
had ingevoerdwas geen geval van kalverziekte meer voor
gekomen.
De heer Henri Vilmorin heeft een zeer lezenswaardig rapport
uitgebragt over den uitslag van proeven, nit de kolonie van het
(Fransche) Mettray in 1878 genomen om dezen invloed te
bepalen.
Het proefveld was in negen perceelen verdeeldelk perceel
3 aren groot.
De drie eerste perceelen (1, 2 en 3) waren slechts 25 centim.
diep geploegd, de drie volgende4, 5 en 6waren 40
centim., en de drie laatsten, 7, 8 en 9, 50 centim. diep
omgespit.
Op al die perceeltjes was de afstand der rijen 45 centimeter
de afstand der planten in de rij was 20 centim., op de per
ceelen 1, 4 en 7, 30 centim, op de perceelen 2, 5 en 8 en
40 centim. op de perceelen 3,6 9.
De zaaijing geschiedde den 18-Mei, wel wat laat; men
bezigde voor den geheelen proefakker dezelfde bietensoort,
Fransche collet-rouge (rosd-kragen), omdat deze te Mettray ge-
woonlijk het best van alien slagen.
De zomer van 1878 was geen drooge zomer; aanhoudende
droogte kwam eerst in de maand September, en toen hield
de groei der planten op de perceelen 12 en 3 ook terstond
op, Op de 6 andere perceelen bleven de bieten ongestoord
en weelderig doorgroeijen. Hieruit kan eenigermate worden
verklaardwaarom de opbrengst der drie eerste perceelen
gering was en het gehalte der wortels op de andere akkertjes
niet zeer hoog. Op de ondiep geploegde eerste perceelen rijpten
de bieten te vroeg, op de anderen bleven ze te laat door
groeijen, hoogstwaarschijnlijk omdat zij hier te laat waren ge-
zaaid en haar eerste ontwikkeling vertraagd door de vermenging
van zooveel ondergrond met de oude bouwlaag; bij de beoor-
deeling der verkregen cyfers mag men deze omstandigheid niet
uit 't oog verliezen. De wortels werden alien den 21 October
gerooid, loof en bieten afzonderlijk en naauwkeurig afgewogen.
Men mag aannemen dat, indien de bieten der zes laatste
en diepgespitte perceelen wat vroeger waren gezaaid geworden,
en van meetafaan flink hadden kunnen doorgroeijen, zij onder
geen opzigt iets zouden hebben te wenschen overgelaten. Het
tijdstip van den zaai en de naarboven gehaalde ondergrond
hebben de natuurlijke ontwikkeling der wortels op deze perceelen
een weinig gestoord; uit een en ander is stellig te leeren:
1. dat de digte stand der wortels een grooten invloed heeft
op het suikergehalte;
2. dat de diepte der ploeging een niet minder grooten invloed
heeft op de zwaarte der wortels en op de geheele opbrengst.
De afstand der ryen wbs overal dezelfde.
Op drie perceelen was de afstand der planten 20 centimeter,
met gemiddeld 14,02 suiker.
Op drie perceelen was de afstand der planten 30 centimeter,
met gemiddeld 12,96 suiker.
Op drie perceelen was de afstand der planten 40 centimeter,
met gemiddeld 12,76 suiker.
En wat de afstand der planten voor 't gehalte deeddat
deed de diepte der ploeging of omspitting voor de bruto-
opbrengst
25 centim. diep geploegd 31,931 kg. wortels van de
hectare en 3908 kg. suiker.
40 centim. diep gespit 43,241 kg. wortels van de
hectare en 5079 kg. suiker.
50 centim diep geploegd 50,681 kg. wortels van de
hectare en 5603 kg. suiker.
Vijftig centimeter diep ploegen of spitten zal bezwaarlijk
gaan; maar 40 centim. diepdat kan, en de meerdere opbrengst
(pi. m. 12,000 kg.) is ruimschoots voldoende om ons voor
dien arbeid schadeloos te stellen. De navrucht zal er ook wel
bij varen en dit hebben wij dan op den koop toe.
Onder anderen leert ons deze proefcultuur ook, dat men
de bieten op diep gebonwd land vrij vroeg moet zaaijen opdat
ze tijdig uitgegroeid zouden wezen en rijp worden en verder
dat men met het naar boven brengen van zooveel ondergrond
wat voorzigtig te werk moet gaaneerst toezien of die onder
grond ook eenigermate geschikl is om zoo maar in een doen
met de bouwlaag te worden vermengd. Doorgaans zal het
vooreerst beter wezen den ondergrond slechts met den grond-
woeler of ondergrondsploeg los te brekenzonder hem naar
boven te halen.
Blijkbaar is de werking van het dieper bouwenwaardoor
elke plant over meer losse aarde beschikken kan in de diepte
van gelijken aard als de werking van het poten of zaaijen op
grooter afstandin beide gevallen wordt haar meer voedsel
en speelruimte gegeven, maar het is onbetwistbaar beter haar
dit door verdieping der bouwlaag te verstrekken omdat de
plant tevens daardoor meer bestand wordt tegen de droogte
en tegen andere storende invloeden. Met een woord het diep-
bouwenwanneer het met overleg wordt uitgevoerd, ver-
meerdert eu de bruto-opbrengst dn de suikeropbrengst in
aanmerkely ke mate; wil men echter suikerrijke wortels teelen
dan moeten zij, zoodra dieper wordt gebouwd, naar even-
redigheid digter bij elkander staan(b.v. 10 wortels op de
vierkante el, 100,000 op de hectare, wanneer het land 35
tot 40 centim. diep geploegd of gespit wordt) en dan, niet
laat zaaijen d. w. z. voor het einde van de maand April.
De N. Gron. Cour. bevatte onlangs het volgende:
Deze vraag wordt even zoo dikwerf gedaan, als de ziekte
uitbreekt, en zoover mij bekend is, in den regel beantwoord
met: door ontsteking, overbrenging of besmetting.
Daar echter de ziekte, nadat zij in jaren lang niet is voor
gekomen, plotselirig in grootereu of kleineren omtrek, in bevigen
of zachteren vorm ontstaat, zoo volgt uit de beantwoording
der eerste vraag de tweede: van waar is dan het eerste ziekte-
geval gekomen, om door aansteking zich verder te kunnen
verbreiden
Dat terstond bij het uitbreken een onderzoek, betreffende
de aansteking, overbrenging eu besmetting wordt in het werk
gesteld, is algemeen bekend. Of er echter ook naauwkeurig
gevorscht wordt, hoe eigenlijk die besmettelijke ziekte bij de
kudde ontstaan is, is niet van algemeene bekendheid.
Naar herhaalde waarnemingen, ontstaat de ziekte in diejaren,
in welke men op het weidegras, dat de koeijen eten, schimmels
ontdekt, die als het ware bet aansteken van planten veroorzaken,
zoodat aangenomen kan worden, dat het gebruik van den op
voeder klevende sehimmel de ziekte te weeg breDgt en zich
zooveel langzamer of schielijker zal verbreiden, naarmate in
een en dezelfde streek de schimmelverbreiding voortgang maakt
en de rundereu van die streek, meer of minder voor de ziekte
geschiktheid hebben.
Voor ongeveer 25 jaren zag ik (zegt de schrijver in die
Milch-Zeitung), dat in een grooten en fraaijen stal paarden van
mijnen buurman, die dieren, die met klaver gevoederd waren
(de klaver was bezet met schimmels) ziek werden en dezelfde
verschijnsels vertoonden als de tongblaar bij het rundvee. Ten
minste het scheen mij toe, doch weet ik hieromtrent het oor
deel van den veearts niet. De klavervoedering hield op en de
ziekte verliep zonder eenige nadeelig? gevolgen. De paarden,
die geen klaver gehad haddenbleven van de ziekte verschoond.
Men zal kunnen aanvoeren, dat er bijna geen jaar verloopt,
in betwelk niet het een en ander voedergewas meer of minder
bezet is en zoodoende deze ziekte hier blijvend moest wezen.
Denzulken moet ik antwoorden, dat in het begin misschien de
schimmels van gelijke geaardheid zijn zich echter waarsehynlijk
later op de verschillende planten door ongelijke omstandighedeD,
zeer verschillend ontwikkelen en daardoor meer of minder
gevaarlijk kunnen worden.
Het ligt op den weg der wetenschapuit te vorschenof
het gebruik van den sehimmel de tongblaar kan veroorzaken,
hoe de soort en ontwikkeling van de schimmels moeten wezen
en op welke voedergewassen zij de eigenschap van het voort-
brengen der ziekte bij voorkeur kunnen opdoen.
Dat zulks te onderzoeken en uit te maken is, staat bij
mij, zonder alien twijfel, vast. Wat een zegen zou dat onder
zoek kunnen aanbrengen! Daar dan gelijktijdig middelen en
wegen zouden opgespoord kunnen worden, die al was dan
ook de schadelijke uitwerking der schimmels terstond niet
geheel op te heffen, toch zeer zeker in staat zouden zijn, de
ziekte een zachter beloop te geven.
Terwijl ik reeds sedert langen tijd het ontslaan van de
tongblaar in het gebruik van met schimmels bezette voeder,
vermoedde, zoo had ik voor verscheidene jaren, bij het uit
breken van die ziekte, onder mijne koeijen bijna eene liand-
tastelijke bevestiging, en wil ik dien afloop hier mededeelen.
Op het einde van Augustus en in September en October
1875 brak in deze streek plotseling met tamelijke hevigheid
de tongblaar uit en breidde zich schielijk over eenen kring
van eenige mijlen zonder uitzondering, van plaats tot plaats
uit. Mijn woonplaats en eenige naaste buurtschappen bleven
van die ziekte bevrijd. Wijl ik nu, zooals gezegdeerst ver
schoond bleef, zoo brak toch later in de maand Maart 1876,
dus ongeveer 5 maanden later, onverwachts onder myne
runderen die ziekte uit en werden de jongste dieren het eerst
aangetast. Binnen weinige dagen was het derde deel mijner,
uit 90 stuks bestaande kudde ziek, zoodat ik genoodzaakt
was, den districts-veearts daarvan kennis le geven, die de tong
blaar constateerde. Ik hield het voor ontwijfelbaar, dat alle
zich in den stal beviudende dieren voor- en na ziek zouden
worden, daarom liet ik het, op het oog nog gezonde gedeelte
iuenten om zoodoende het tijdsverloop der ziekte te bespoedigen
en de sehade voor mij te verkleinen. Alle dieren werden ziek,
behalve een stier, die voor 8 maanden de ziekte gehad had
en zich sedert 2 maanden in mijn stal bevond. De eerste
koe, die ziek werd, was het verste van hem verwijderd, en
daarenboven was de stier eerst in roy'n stal gekomen, nadat
hij maanden lang gezond geweest was en naar het oordeel van
den veearts geen smetstof meer kon ontwikkelen. Gedekt had
hij geen een koe, daar hij bestemd was tot het bevruchten
der aankomende vaarzen. Maandenlang voederde ik klaverhooi
van het eerste jaar, die goed gewonnen en weinig door schim
mels bezet was. Dit voeder bestond voor een groot deel uit
roode klaver. Daarna begon ik te voederen van tweejarige
klaver, die alsmede goed was binnengekomen. Ik hield dit
voeder voor krachtiger en was er zeer weinig roode klaver
in doch witte klaver, Rai- en Thimotheusgras. Dit voeder en
voornamelyk de beide grassoorten waren door schimmels aan-
gestoken. Nadat ik ongeveer een goede week uitsluitend hier-
van had gevoederd, vertoonden zich de eerste ziekteverschijnsels.
De koeien mijner arbeiders, die in etn stal stonden bij hunne
woningen en alleen gevoed werden met hooi, dat niet aan-
gestoken was, bleven van de ziekte vrij, ofschoon zij maar op
eenen kleinen afstand van mijne koestallen stonden en de
lieden dagelijks met mijn ziek en hun gezond vee in aanraking
kwamen.
Eene afsluiting scheen mij geheel nutteloos, daar ik het
voor onmogelijk hield, dat hunne koeijen gezond konden blijven.
Ook moet ik nog aanmerken, dat bovengenoemde stier enkele
vau deze koeijen had besprongen. Alsmede in de nabijheid
liggende kleinere en grootere boerendorpen bleven alle run
deren gezond, hoewel een groot getal arbeiders van daar hier
dagelijks aan het werk was, met mijn ziek vee omging, des
avonds naar huis terugkeerde en hunne koeijen verzorgde.
Ook deze dieren werden uitsluitend met landhooi gevoederd.
Welk nauwkeurig onderzoek ik ook in het werk stelde, om eenig
spoor van overbrenging of besmetting, waardoor mijn vee aan
getast had kunnen worden, te ontdekken, alles bleef geheel zon
der gevolg.
MilchZeitung)
De gemeenteraad van Haarlem heeft het voorstel van Burgemeester
en Wethouders om voor 10,000 deel te nemen in den locaal
spoorweg HaarlemZandvoortverworpen.
Op de verbindingsbaan van den Rijn- en Staatsspoorweg, ter
hoogte van de Commelinstraat te Amsterdam, is de baan bij den
proefrit bezweken; locomotief en tender vielen ten onderste boven.
De vereeniging tot bescherming van dieren, te Parijs heeft in
hare jaarlijksche groote vergadering, belooningen en eervolle ouder-
scheidingen uitgereikt. Een man van 103 jaar, Pierre Lambert,
oud-soldaat van 't Keizerrijk heeft eene medaille ontvangen, omdat
hij, ofschoon in nijpende armoede levende, een kat, die hij in
ellendigen toestand gevonden had medelijdend tot zich genomen
en geruimen tijd verpleegd en verzorgd heeft.
Nabij 's Hertogenbosch, is op het Zuid-Oosterspoor de werkman
G. van Nuland overreden, ten gevolge waarvan zijne beenen geheel
verbrijzeld waren en hij des avonds reeds overleden is. De onge-
lukkigeeven 18 jaar oud, wilde op den in gang zijnden zandwagen
springen. Hij miste en alle wagens gingen over hem been.
Die in den laatsten tijd de »Leeu warder Courant" in handen
kreegstond gewis verbaasd over de trouwlustigheid der Friezen
en den gezegenden duur van den echt. In het nommer van jl. Zondag
kwamen 46 annonces voor van zilveren tot en met gouden bruiloften
later zag men 5 annonces van broedersdie gelijktijdig in onder -
tronw of getrouwd zijn als hunne zusters.
Zaterdag werden te Zntfeu per Oosterspoorwegonder behoorlijk
toezicht, van wege het bestuur van nNatura Artis Ma gist ra" te
Amsterdam aangevoerd 74,000-jouge zalmpn, die onmiddellijkin
tegen woord iglieid van de bevoegde autoritfit, in den IJssel boven
de spoorwegbrug zijn losgelaten. Eerstdaags kan nog een bezending
van 35,000 stuks voor hetzelfde doel worden tegemoet gezien.
Blijkens eene mededeeling in de »N. Gron. Ct.", bestaat er in
de provineie Groningenin de gemeente 'tZandt en omstreken,
eene brandwaarborg-maatschappijdie eenig in hare soort is. Zij is
eene onderlinge, bestaat sedert 1795, en heeft de eerste tien jaren
de vrij hooge som van f 2.50 op de duizend van de deelhebbers
ontvangeD. Sedert dien tijd, dat is gedurende 75 jaren, is er geen
contributie meer geind zelfs heeft er driemalen eene uitkeering
plaats gehad aan de leden, gezamenlijk tot een bedrag van 51/g pCt.,
van het gewaarborgd kapitaal.
Het eerste regiment hnzaren, te Haarlem in garnizoen, mag,
dunkt ons, billijke aanspraak maken op den naam van »keurbende."
Om den anderen dag bijna lezen wij in de couranten, dat een,
twee of meer huzaren wegens voortdurend wangedrag uit de dienst
verwijderd zijn. Bij did voortgaande zuivering zal er, vreezen wij,
vau het heele regiment niet veel overblijven.
Op 24 Mei zijn te 's Gravenhage weder 150 personen door het
kantongeregt veroordeeld wegens dronkenschap in het openbaar.
Veel oude bekenden waren er bij. Een voor de 48e maal, een voor
den 35en en anderen voor den 32en, 25en en 21en keer.
Dingsdag avond werd eene groote boerderij, midden in den
Buiksloterham gelegen, bewoond door Arie Leyer, met alle bij-
gebouwen en grooten voorraad granen geheel in de asch gelegd.
Drie koeijen kwamen in de vlammen om, het overige vee kon
worden gered. De wakkere koelte op dit geheel open terrein deed
het vuur in de met zoovele brandbare stoffen geheel gevulde boerderij
spoedig voortwoekeren, terwijl de groote afstand van water, 500
meter, en moeijelijke toenadering tot het terrein, de blussching
zeer bemoeijelijkten.
Dat katten soms gevaarlijke dieren zijn is dezer dagen te Altona
gebleken. Daar vond men een halfjarig kindje dood in zijn wieg,
waaruit de groote huiskat sprong. Het dier had het wichtje de
keel afgebeten. Een jaar geleden moet dezelfde kat een tienjarig
meisje in den slaap hebben aangevallen.
So wirds ge ma c htOnder dezen titel verhaaltdas Berliner
Fremdenblatt" een list, door de inwoners van Eriedenau, een villa
dorp bij Berlijn, gebruikt, om dienstmeisjes te lokken, die pertinent
weigerden om daar te komen wonen, in weerwil van hoog loon,
mooije streek en andere mooijigheden. Op zekeren dag vond men
in het Fremdenblatt" het berigt, dat een halve kompagnie grena
diers van de garde voor langen tijd in Friedenau ingekwartierd
zoude worden, en ziedaar in een oogenblik was de zaak in orde,
en waren er dienstmeisjes in overvloed tekrijgen.
Op Pinkstermaandag werd het Alexandra Palace" te Londen
door ongeveer 70,000 personen bezocht. Verbruikt werden 506 dozijn
flesschen wijn en jenever, 150 vaten en 1000 flesschen ale, 400
dozijn fiesschen stout, 3000 flesschen minerale wateren, 25,000
brooden en 31,000 cakes," voor,10,244 personen thee en 2855 diners
van af 1 shilling werden afgeleverd400 kellners en 150 vrouwelijke
dienstboden deden dien dag dienst. Gebroken of vermist werden
1200 glazen, 500 borden, 2 dozijn messen en 1) dozijn lepels en
vorken.
Men moet zich maar weten te redden! Een
schoolopziener vraagt bij zijn bezoek aan eene school, hem den
besten rekenaar aan te wijzen. De onderwijzer wijst op een zijner
leerlingen, die er schrander, doch tevens ondeugend uitziet.
»Wel ventje", zegt de schoolopziener, „ik wil mij een lakensche jas
laten maken van 4,75 gulden per el en ik heb 33/4 el noodig;
wat fcost die jas?" De knaap bedenkt zich een oogenblik, doch
zit met die breuken verlegen. Eindelijk antwoordt hij stoutweg
a Er is een fout in de opgaafmijnheer is veel te groot, om aan
33/4 el genoeg te hebbenhij zal dus 4 el nemen en bij de hooge
prijzen van het laken is 4,75 gl. te weinig, dat zal dus toch wel
5 gl. moeten worden. De jas komt dus op twintig gulden, mijnheer."
Men heeft den spot gedreven met het wetsontwerp van
Gireaudtc Parijsdat een belasting wilde op leegloopers,
Dit idee is eigeulijk niet van den heer Gireaud: De heer de
Sarcey brengt het in den Temps tot zyn eigenlyken uitvinder,