Gemengfle Berigten. - 126 LONftZIEKTG. Hoe men aan rnudvee /.out moet geven. „lmmers, de room wordt, tengevolge van de verbazend snelle omwentelingennaar de oppervlakte gedreven en geheel en a] van de melk gescheiden. Beiden nu worden, door middel van pijpen of buizen, ieder afzonderlijk in daartoe ingerichte bassins afgetapt. Er gaat du9 geen tijd verloren met het afroomen, zooals natuurlijk wel volgens de leer der afkoeling geschiedt. 't Is ongeloofiijk wat men daags met een separator kan verrichten. „Een der juryleden voor de boterkeuringde heer De Mar- baixprofessor te Leuvenvertelde mijdat op een zijner boerderijen alle melkzooals ze van de koeijen kwamdoor middel van een stoommachine gekarnd werd de magere melk, nadat de room in boter omgezet was werd bij hem aan de kalve- ren gevoerd. Ook decide hij mij als een bijzonderheid mede, dat de melkkoeijen dagelijks verslagen d. i. in een nieuwe of versche weide gedaan werden. Hij had zeven weiden naast elkander liggen. Het gras had bijgevolg in elke weide zeven dagen om te groeien. Hij bevond zich uitmuntend bij dezen maatregel, elken avond was de weide kaal en van oud, ver- zuurd gras nimmer sprake. De melk was op deze wijze al- tijd puik." Misschien kan een of ander onzer laudbouwers met som- raige dezer wenken zijn voordeel doen. naar Dr. ROLOFF, van Berlijn. De longziekte is een aanstekende ziekte bij het rundvee, die tot op de 17de eeuw terug is na te gaanmaar eerst in deze eeuw, voornamelijk sedert 30 of 40 jaren, met den vooruitgang van den landbouw eeue groote uitbreiding heeft verkregen, tegenwoordig in bijna alle staten meer of minder is verspreid en in de laatste jaren met veetransporten zelfs over het water naar Amerika, Afrika en Australia is gebracbt geworden. Door de tegenwoordige verbreiding heeft deze ziekte een internationaal karakter aangenomen, evenals de runderpest. Zij eischt hare offers wel is waar niet zoo hevig, maar benadeelt voor en na de rundveestape 1 evenzeer en is bij haar verborgen chronisch verloop veel raoeijelijker voor te komen en uit roeijen, dan de scherp optredende runderpest. De ziekte is eene zeer langzaam verloopende longenborst- vliesontsteking, die onmerkbaar begint en eerst, wanneer zij na langer tijd eene grootere uitgebreidheid heeft bekomen aan zekere verschijnsels (symptomen) te kenuen is. Men on- derscheidt dieutengevolge twee ziekte-stadien. In het eerste ontbreken nog de uiterlijke verschijnselende zieke dieren sehijnen op het oog gezondof vertoonen slechts zeer onbe- duidende afwijkingen die alleen door een deskundige kunnen worden waargenomen, maar ook voor Item niet voldoende zijn om de longziekte te constateeren. De sehouwing na het slach- ten levert eehter in dit stadium reeds bewijzen een of meer knobbels in de longen van de grootte van een walnoot of vuist, laten de zekere besmettiug constateeren. Dit stadium duurt ten minste eenige weken; meest van 56, ook niet zelden van 2 tot 3 maanden, bij uitzondering soms nog langer. Het 2de stadium begint met de uiterlijke ziekteverschijnse- len der longziekte, die zich in den regel allengs soms eeh ter ook in weinige dagen ontwikkelen. Moeijelijk ademhalen, met eene sterke verwijding van ueusgaten, eene zwakke droge hoest en koortsige verschijnselen afwisselende temperatuur van hoorns en ooren geven den leek een ziektebeeld der longziekte. Zekerheid kan eehter alleen een deskundige door een nader onderzoek geven. Bij de in dit stadium gestorvene of geslaclite runderen bevindt zich meer of minder geelachtig water in de borstbolte; de eene long schijnt in zijn geheel of voor een gedeelte zeer vergroot, is niet meer week en elastisch. Zeer zelden is de tweede long ook mede aangetast, De zieke long is in gewicht toegenomen, zinkt iu het water (een gezonde long drijft) en bij het doorsnijden een gemarmerde doorsnede als het ware een grauwwit netwerk, in welks mazen roode of reeds kleur- looze longendeeltjes ingesloten liggen. De zoogenaamde ge marmerde toestand is een zeker teeken der longziekte. De longziekte komt niet altijd tot voile ontwikkeling, d. i. tot het zichtbare der ziekte. Genezing kan reeds in het eerste stadium, eer nog de dieren (op het uiterlijke) ziek zijn, of bij den overgang in het tweede stadium, intreden wanneer de dieren in geringe mate ont9teld sehijnen. Is de longziekte eehter in het tweede stadium, dan is zij in den regel doode- lijk. Het verloop der ziekte onder een kudde dus isdat een deel zwaar, een deel licht en een derde deel schijnbaar geheel niet ziek is. Onder gun3tige omstandigheden blijft een groot deel der kudde schijnbaar gezond en van de aangetasten gaat ougeveer de helft te gronde, onder de ongunstigste omstan digheden valt de ziekte kwaadaardiger aanbijna de geheele stal wordt meer of minder aangetast en veel meer dan de helft bezwijken. Jaargetyde, het weder, gesteldheid van lichaam en het voeder hebben op het verloop grooten invloed; groote hitte en kouderuwe oostenwinden, bedompte stalluchtmest en dun voedsel bevorderen de ziekte, terwijl zacht weder en ma- tige koude, frissche stallucht en weidegang bij gunstig weder een zachtaardig beloop ten gevolge hebben. Volgens onderzoekingen in den laatsten tijdontstaat de longziekte alleen door besmetting, eene spontane ontwikkeling wordt wel is waar door eenige veeartsen aangenomenmaar is nooit recht bewezen geworden. Men heeft hier dus sleehts met een oorzaak, namelijk met de besmetting te doen. De besmettingstof treedt met het ziekteprocesdus reeds in het eerste stadium, bij de op het oog nog gezonde runderen, op, en is ook nog na de genezing korter of langer tijd aanwezig; na zware ziekten kunnen de doorgeziekte runderen, zooals gebleken is, nog maanden laug, soms na '/4 of '/2 jaar, anderen aansteken. De besmettings- kracht is niet ten alien tijde in denzelfden graad voorhanden; zij stijgt met de ziekte en neemt na de genezing allengs af. De besmettingstof heeft alleen vat op het rundergeslacht en gewoonlijk maar eenmaal iu het leven. Zij komt uit de zieke longen bij het uitademen en gaat in de zieke longen bij het inademen over; de besmetting heeft alzoo in den regel onmiddellijk plaats in de nabijheid van zieke of herstelde die ren, inzonderbeid in stallen. Middelijke aansteking is bij de longziekte zeldzaam; koude kadaverdeelen en afval zijn ook door aanraking zelfs niet besmettelijk; alleen de huid kan aan de behaarde oppervlakte smetstof opgenomen hebben en on der zekere omstandigheden besmetting veroorzakeneven als andere giftopvangende zaken. Door de kleedereri wordt de smetstof alleen van de eene stal naar eenen kort in de na bijheid liggenden overgebracht. Hoe meer de voor het inademen bestemde lucht met smet stof bezwangerd is, des te zekerder en schielijker volgt de besmetting, ademen b. v. verscheidene zwaar zieke runderen iu eene evenredig kleine stalruimtezoo kan de besmetting in weinige minuten volgenbevindt zich daarentegen slechts een dier in het begin of reeds gevorderde stadium van ziekte in een ruimen stal met goede luehtverversching, zoo kunnen er maanden verloopen, voor en aleer gezonde runderen in zulk eenen stal worden aangetast. Daardoor wordt het duidelijk dat de longziekte sorawijlen eerst /2 jaar en nog langer na het vervoer van een uit een besmettelijken stal komend stuk vee, uitbreekt. Onder een veekoppel op de weide volgt de besmetting niet zoo schielijk als in den stalde longziekte kan zich dus onder een communale kudde, die des avonds bij terugkeer van de weide in verscheidene afzonderlijke stallen van de eigenaars verdeeld wordt eenige jaren heerschen voor zij in alle enkele stallen is voorgekomen. Geene andere ziekte heeft alle die eigen9chappen om zich zoo bij het handelsverkeer uit te breiden, landen en dorpen in te sluipen en in zekere mate een blijvende besmettelijke ziekte te wordenals de longziekte. Het altijd weder gevolgde verschijnen der longziekte in den zelfden stal of plaats bij tusschenruimten van een of meer maanden wordt veroorzaaktwanneer nieuw voor de besmet ting ontvaukelijk vee vroeger wordt ingevoerddan de stal geheel ontsmet is. De besmetting gaat hier niet uit van de stal-wanden of andere voorwerpen evenmin als de oorzaak inoet gezocht worden bij eene gebrekkige ontsmetting zij komt van doorgeziekte exemplaren die juist niet gedesinfecteerd kunnen worden. Wanneer b. v. in fabrieken die mestvoeder opleveren en waar alle jaren eenige malen mager vee gekocht wordt, na het ophouden der longziekte, nieuw vee zonder inenting onder het andere vee wordt gebrackt, zoo herbalen zich de gevallen regelmatig, en blijft de ziekte langen tijd voortduren. De verbreiding der longziekte door den handelheeft onder verschillende omstandigheden plaats. Het vee gaat zonder smetstof uit den stal van den verkooperhet wordt eerst bij het vervoer in de wagons, in de bij het spoor aanwezige veestallen, op de veemarkt enz. aangestokeu; of ook wel neemt het de smetstof reeds mede uit de stallen van de ver- koopers, het is of pas aangestoken of bevindt zich in het eerste stadium der longziekte, of is reeds doorgeziektin alle deze gevallen schijnt het vee op het oog gezond en ouverdacht. Zichtbaar zieke runderen komen in den regel niet in den han del voor. Het zorgvuldigste onderzoek bij den invoer over de grenzen en bij den aankoop kan dus geene genoegzame beveiliging aanbieden. Het zou daarom raadzaam zijn, het aangekochte vee een vierendeels jaars lang in eenen afzonder- lijken (quarantaine) 9tal te plaat9en en waar te nemen. Wij hebben boven gezegd, dat de longziekte alleen door be smetting ontstaat, waaruit dan volgt, dat zij door politiemaat- regelen uit te roeijen en te voorkomen is. Dit is dan ook werkelijk in vele streken en geheele staten, waar bij het uit- breken strenge maatregelen dadelijk in toepassing werden ge- bracht, geschied. Wanneer de longziekte dan eehter nog, niettegenstaande alle politiemaatregelen in het groot, steeds in uitbreiding is toegenomen en in vele groote en kleine ge- meentenzelfs op enkele goederen, statiouair is geworden zoo komt dit alleen daar van daandat geene doelmatige maat regelen tijdig en volhardend zijn toegepast geworden. Bij tijds aangewend, zou veel tot verkorting der besmetting en vermindering der verliezen bijdragen. Bij reeds aangesto ken vee blijft de inenting gewooulijk zonder gevolg. De werking der inenting vertoont zich gewooulijk in de derde of vierde week op de inentingsplaats. Overbrenging der long ziekte door ingeent (nog gezond) vee is niet waargenomen. (Dank zij de krasse maatregelen, hier in Nederland geno- men, is deze geduchte ziekte hier zoo goed als geweken te beschouwen. Voorzichtigheid kan eehter veehandelaren en veehouders nooit genoeg worden aanbevolen. Ous land weet het bij oudervinding, welke schade die besmettelijke ziekte kan aaurichten. Er daarom nog eens aan te herinneren kan o. i. nooit geen kwaad.) Het maandblad „Neueste Erfindungen und Erfahrungen" keurt in zijue Julij-afl. de gewoonte af, om zout te strooijen op den bodem van het vat waaruit het rundvee drinken moet Men tracht er mee te bereiken dat het vee het zout geheel opliktmaar men vergeet dat op die wijze de dorst der run deren eer9tregt geprikkeld wordtals men meentdat er aan vol- daan is. Zoekt men den op nieuw gewekten dorst dadelijk door andermaal voorgezet water te bevredigen dan nemen de dieren meer vocht op dan voor eene goede vertering van het voedsel dienstig is. Bevredigt men den dorst nietdan maakt men zich schuldig aan eene volkomen doellooze dierenpiagerij die zich niet ongewroken laat. In de „Landw. Lehranstalt" te Worms is berekend dat koeijen van zekere hoeveelheid voedsel meer melk maken als men haar zout geeft met het drooge voer voor het drenken dan wanneer men ze zovt in den drink- bak voorzetmet het doel dat ze het zullen oplikken. (Ldb.Ct.) In de fabriek der heeren L. J. Enthoven C°. te den Haag is het standbeeld gegoten van Pieter Adriaanszoon van der Werff. Het beeldin echt brons gegoten heeft eene lengte van 3.35 M. en een gewicht van 2000 kilogr. Het stelt van der Werff voor in staande houding met de eene hand gebald, ter wijl de andere hand den degen omklemt. Ongeveer 10 minuten na half twee uur werd de smeltoven geopend en stroomde het gloeiend metaal in de kolossale kroes. Te twee uur was de kroes op een rolwagen uit de smelterij naar de gieterij overgebracht en voor de reusachtige flesch ge- plaatst. Na een verloop van ongeveer 10 minuten had de schuimer zijn werk volbracht en werden de proppen van hout- krullen op de luchtkanalen in vlam gestoken. Een minuut later was de metaalmassa in den vorm overgestort. De heeren Enthoven ontvingen de gelukwenscheu allereerst van den miuister van waterstaatdie bij 't werk aanwezig was en vervolgens van alle aanwezigen met het welslagen van een werk dat niet alleen eene nieuwe lauwer is voor de oude ver- maarde firma maar ook voor de Nederlandsche nijverheid. Een later berigt meldt dat het standbeeld thans van zijnen vorm ontdaan en het geheele werk met den besten uitslag be- kroond is. In een opstel in Eigen Haard, over onzen schilder Herman ten Kate, verhaalt Johan Gram o. a. het volgende: Herhaal- delijk, bijna jaarlijks was Herman ten Kate Zr. Ms. gast op het Loo wandelde jaagde en vischte met den Koning en ge- noot zelfs de hooge eer op het slot te Arolsen terwijl Z. M. aldaar vertoefde genoodigd te worden. Wanneer ten Kate op de hem eigene losse onderhoudende manier aan 't vertellen gaat komt daarbij niet zelden zijn warme vriendschap voor den Koning te berde. Zoo herinner ik mij dat hij ons vertelde hoe Z. M. een9 met een groot gevolgwaaronder ook ten Kate nabij het Loo aan het vis- schen een arm boertje augstig zag nadereu. „Wat moet dat boertje?" vraagt Z. M. Een der adjudanten gaat op verkenning uit en komt terug met de treurige tijding dat de arrae man zijn drie koeijen achter elkaer verloren heeft en wanhopeude is. „Arme drommel 1" mompelt de Koning. „Geef hem vast dertig gulden." De adjudant moest bekennen dat hij geen dertig gulden bij zich had. „Laat hem morgeu aan het Loo komen", zeide de Koning, „dan kan hij bij de heeren ook wel eens rondgaan.'' Den volgenden dag kwam 't boertje outving dertig gulden en stak daarenboven nog menigen rijksdaalder op dien hem de gasten schonken. Doch toen de Koning den man zijn on- geluk hoorde vertellen werd zijn goed hart zoo getroffen dat hij den adjudant gelastte den tobber een koe uit den stal mee te geven. Eu zoo verliet de boer met een zak vol geld en de koe aan een touw dankbaar en gelukkig het Koninklijk paleis. Door mejufvrouw Maria van der Veen, den 30 Julij te Nijkerk overleden, is gelegateerd aan de diaconie der Ned. nerv. gemeente aldaar f 6000 aan het oude maunen- en vrouwenhuis der geref. geerfden en aan het geref. particulier burgerweeshuis elk /2000, benevens f 1000 aan de school van bijzonder gereformeerd onderwijs alles vrij van successieregt. Uit Apeldoorn wordt het volgende gemeld Generaal van der Heijden behoorde den 2den Augustus tot de gasten door den Koning genoodigd tot het galadiner, dien dag op het Loo ter eere van den verjaardag van de Koningin gegeveu. Prins Frederik kwam dien dag met een buitengevvonen trein te Apeldoorn om de Koningin geluk te wenschen. De Koning heeft aan zijne gemaliu een fraai rijtuig en 3 kleine paarden ten gesehenke gegeven. Op den eersten verjaardag van H. K. H. Prinses Wilkelmina, zijnde den laatsten dag dezer maand zal Z. M. de Koning den toegang tot het Koninklijk Park van het lustslot het Loo voor een ieder vrij stellenen des namiddags te 1 uur aldaar een con cert doen geven door de Koninklijke militaire hof-kapel van het reg. grenadiers eu jagers. Wij vernemen dat alle spoor wegmaat- schappijen zullen zamenwerken tot het doen loopen van goedkoope volkstreinen uit alle oorden des lands naar deze zoo schilderachtig gelegen gemeente, om zoo doende in 's Konings geest mode te werken, om dien dag tot een waren feestdag voor het geheele volk te maken. Een der gevangenen in het tuchthuis te Leeuwarden heeft zieh weder aan poging tot moord schuldig gemaakt. Ditmaal trof het den onderwijzer gedurende schooltijd. De medegevangenen hebben den toeleg doen mislukken waarna spoedig genoegzame hulp kwam opdagen. Naar men zegtwas de gevangene gewapend met een groote schaar en een scherp mes. Op de tentoonstelling van hulpmiddelen voor den boekhandel te Amsterdam, die 17 Aug. voor het publiek toegankelijk zal zijn, hebben de Heeren Van Gelder Zonen o. a. ingezonden een velletje papier van 15 duizend meter lengte. Van den 82jarigen oud-hoofdonderwijzer Mulders te Rotte- valle wordt aan het «Dagbl." gemeld, dat hij nog nooit eene ongesteldheid heeft gehad zoodat docter noch apotheker ooit iets aan hem hebben verdiend. Voor weinige dagen deed de grijsaard nog een voetreis, heen en terug, 4 uur lang, om een begrafeuis bij" te wonen. Zonder eenig teeken van vermoeidheid kwam hij 's avonds welgemoed thuis. Hij is nog in het voile genot van zijn zintuigen en leest de courant zonder bril. Des Zondags be- zoekt hij getrouw tweemaal de kerk. De heer Koudratieffkassier van den spoorweg van Nicolai'eff is op zonderlinge wijze om het leven gekomeu. Terwijl hij geheel in zijn werk verdiept wassprong een kat onverzieus op zijn schouders, waarvan hij zoo sehrikte dat hij dood bleef. Morpheus te Brummenbegreep dat de naoht is om te slapen en voor de huismoeders niet om te waken. Daarom heeft hij ge- zonnen tot hij een «Hypnoticum" had uitgevonden. Hij zendt ons daarvan de volgende beschrijving. Men neme een ijzeren wieg, die om een horizontale lengte-as beweegbaar is. Onder aan de wieg bevestige men in de lengte een dikke looden staaf en make de assen goed beweeglijk door ze met naaimachine-olie in te smeeren. Zoo men het kind in de wieg gelegd heeft en deze door eenstoot in beweging heeft gebracbt zal men ziendat deze beweging on geveer 45 minuten tot 1 uur duurt. Men is dan op deze wijze bevrijd van, zoo als tot op heden, onophoudelijk naast de wieg te zitten. Te Mulheim aan de Ruhr woont een echtpaar, dat in het bezit is van 15 kinderen, waarvan het le, 3e, 5e, 7e, 9e, lie, en 13e blind geboren werden. Deze blindgeborenen toonden reeds van hunne vroegste kindsheid af een buitengewone muzikalen aanleg en door het onderrigt in de rnuziek dat zij in het blindeuinstituut te Diirenontvingen maakten zij zulke groote vorderiugendat zij gepasseerden herfst eene kunstreis ondernamenvoorloopig naar de voornaamste omliggende plaatsen. Ja, liefeen gebrek heb ik" zei een bruidegom tot zijn bruid »ik ben wel eens zonder reden uit mijn humeur." »Och mijn schat!" hernam de bruid, »dat is nietsdan zal ik er u wel eens reden toe geven." Een mijnwerker te Clausthal heeft zich dezer dagen op vreese- lijke wijze van het leven beroofd. Om onbekende redenen nam hij >s morgens een dynamiet-patroon in den mond en hield daarvoor een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1881 | | pagina 2