IIP r'
- 154 -
sarai
■MMMW
r 1 i
11 i i
Dienstregeliiiff van liet Post- en Telegraafkantoor.
MIAMI? Tf l
Hoofdregels bij de opfokkiiig- vail Veulensten vorigen
jare in Duitscbland algeineen verspreid door de
Roninklijke Saksisclie Paardenfokkerij.
De Stalvoedering.
ifflSfJfi
eene vacante onderwijzersbetrekking, heeft de Minister van
Binnenlandsche Zaken medegedeeld, dat, indien de oproeping
betreft de vervulling eener vacature van hoofd der school,
welke oproeping is bevolen bij art. 3 van het koninklijk be-
sluit van 28 Mei 1879 Staatsblad n°. 104), de kosten
alsdan behooren tot die der vergelykende examensvermeld
onder lett. h der aangehaalde wet, en derhalve de rijksver-
goeding verschuldigd is. In andere gevallen kunnen de adver-
tentiekosten niet voor de rijksvergoeding in aanmerking komen
Het Postkantoor is geopend
Op Werkdagen's morg. van 6 tot 7 uur; van 8 tot 's na-
midd. 3 uur, en 's avonds van 4 uur tot 5 uur 45 rain.
Op Zon- en Feestdagen's morg. van 6 tot 7 en van 8 tot
9 uur; 's namidd. van 1 tot 3 uur, en 's avonds van 4 uur
tot 5 uur 45 min.
Het Telegraafkantoor is geopend
Op Werkdagen, van 's morg. 8 tot 's namidd. 3 uur, en
's avonds van 5 uur 30 min. tot 7 uur.
Op Zon- en Feestdagen's morg. van 8 tot 9 uur, en van
's raiddags 12 uur tot 's namidd. 3 uur.
Voor Postwissels en KwiTANTieN
Allien op Werkdagenvan 's morg. 9 tot's nam. 3 uur.
Het Bureau van de Bevolking en van den Burgerlijken
Stand is geopend
's morgens van 912 uur, en
's middags van 14 uur.
Capelle (Langstraat), 28 Sept. De handel in leverautie-
hooi blijft voor de persen zeer geanimeerd. Intusschen zijn
de verkoopers niet zeer veil, en dat niet zoozeer omdat de
prijs hun te laag voorkomt, maar wel omdat zij door het
grootendeels mislukken der tweede snede duurder prijzen in
't hoofd hebben en van hun te verkoopen gedeelte ook voor-
raad voor eigen veevoeder zullen moeten behouden. Wat
van de toemaat gedurende de enkele zonnige dagen werd
binnengehaaldheeft als voedsel niet veel meer dan halve
waarde; wat nog onder handen is, gelijkt weinig meer naar
hooi en ligt op vele plaatsen te drijve.n. Dat de melkkoeijen
bij het voortdurend natte weder ook karig in het melkgeven
zijn, kan ieder begrijpen, en dat de hooge boterprijs daaraan
ook hoofdzakelijk moet worden toegeschreven behoeft geen
betoog.
Den veehouders, die hier in menigte hun kalfvee aan de
Belgische kooplieden verkoopen, valt het ook zeer schadelijk,
dat vele kalfkoeijen, cok ten gevolge van het weder, vroe-
ger dan den bepaalden tijd kalvendaardoor zijn zij genood-
zaakt de gekalfd hebbende koeijen legen merkelijk lagere
prijzen te verkoopen.
Eene nieuwe concurrentie komt uit Noord-Amerika opda-
gen! Immers te Bremershaven worden met de eerstvolgende
Lloydsbooten van New-York aanzienlijke hoeveelheden hooi
verwacht. De 100 pond zullen op 2'/2 a 3'/2 Mark, naar
gelang van qualiteit, te staan komen. (Gemiddeld zou dat
zijn 18 de 4000 pond).
Thans is verschenen het verslag over den landbouw in
Nederland in het jaar 1879, opgemaakt op last van den
Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, door den
heer C. J. M. Jongkindt Coninckdirecteur der Rijks land-
bouwschool te Wageningen.
De heer Jongkindt Coninck stelt zich voor, in het verslag
van 1881 de statistieke cijfers zooveel mogelijk grafisch over
te brengenten eiDde het overzigt duidelijker te maken. In
dat verslag hoopt hij weder een overzigt op te nemen van
de schade door iusecten veroorzaakt, waartoe dr. J. Ritzema
Bos zich welwillend bereid heeft verklaard.
De nieuw opgerigte Noord-Brabantsche maatschappy van
landbouw heeft zich tot den Minister van Binnenlandsche
Zaken gewend, met verzoek, om een rijkssubsidie van/ 2000
'sjaars. Daarentegen zou vervallen het rijkssubsidie van/600
's jaarstot dusver verstrekt aan de maatschappij van land
bouw, tuinbouw en veeteelt in het arrondissement Breda en
omstreken, die met 1 January 1882 in de eerstgenoemde
maatschappij wordt opgelost.
Een eenvoudig middel, dat zeker bij duizenden landbou-
wers toepassing zal vindenwerd dezer dagen door een land-
bouwer te Niebert (Gron.) gevonden. Wanneer de landbou-
wer twee varkens in e6a hok sluit, dan kunnen de dieren
het al heel slecht zamen vinden, wanneer zij niet van 6ea
„toom" zijn. Toch is de landman dikwijls genoodzaakt twee
of meer varkens zamen te la'en vvonenomdat zij dan beter
dooreten. Men besmere de varkens, wanneer men ze zamen
wonen laat, met jenever; daarmede is de reuk van alle za-
raenwonende varkens dezelfde en is het met de vreemdeling-
schap voor die dieren voor goed gedaan.
Daar is, meldt men aan de L. Ct., aan waterschap en
polders alweer genoeg werk gegeventen gevolge van den
zwaren regen der laatste dagen. Door stoomgemaal en wind-
molens tracht men het overvloedige water te loozenwaarbij
Rijnland met goed gevolg naar zee afvoert; want de boezem
is betrekkelijk laag. De weilanden zijn schromelijk nat en op
laag gelegen stukken trapt het vee in plassen. Voor den
landman is dat een waar onheil; want raakt het water niet
spoedig weg, dan zou er vee gestald moeten wordenterwijl
het gras vermindert. Die slagregens kunnen intusschen
tot voorwendsel dienendat de aardappelen nu hoe
langer hoe zieker worden en noodzakelijk in prijs moeten
stijgen. Echter wil het gevaldat de aardappelen dood en
op de meeste plaatsen reeds gerooid zijn. Maar er is nog elders
boekweit binnen te halen en daarvoor was znlk een regen
meer dan kwaad.
In de Marne aldus meldt de Prov. Gron. Ct.is het be-
schot der aardappelen meer dan ruim te noemen en de qualiteit
stellig na 1846, :t begin der ziekte, nimmer zoo goed ge-
weest. Onder de vroegere soorten en zelfs bij de latere jammen
worden er opgedolven van buitengewone grootte. Zoo worden
er enkelen te Eenrum gerooid, die een gewicht. hebben van
ruim vijf en zeven hectogram dus ieder meer dan een half
kilo. Enkele daarvan hebben zeer wonderlijken vorm en ge-
lyken meer op zware beetwortels dan op aardappelen. Naar
men zegt zijn er te Kloosterburenin den polderaange-
troffen geworden zoo groot als een gewoue lampballondie
stellig nog meer dan eia kilo wegen.
Luidens berigt in de bladen heeft bij den landbouwer H. M.
Bruijsten, te OefFelt, een varken binnen het jaar driemaal jonge
biggen geworpen, te zamen 39 stuksdie het aardige som-
metje van 435.50 hebben opgebragt.
Met de Cascoeen der Engelsche mailstoombooteu varende
tusschen Engeland en Australie, zijn dezer dagen te Plymouth
aangevoerd 4000 geslagte schapen en 100 dito runderen,
uitmakende eene hoeveelheid van 150 ton vleesch.
Door middel van ijskamers is het vleesch in den besten
toestand overgevoerd. Deze eerste proef heeft derwijze aan
de verwachting voldaandat de directie van de Oriental
Steamnavigation Company al hare stoomschepen van ijskamers
zal voorzien, ten einde met versch vleesch uit het verwijderde
Australie de Engelsche markt te voorzien.
Op de te Zalt-Bommel gehouden paardenmarkt waren ruim
800 stuks aangevoerd en vele buitenlandsche kooplieden aan-
wezig. De handel was over het geheel niet geanimeerd, een
gevolg van het zeer ongunstige we6r. Men besteedde voor
veulens /80 a 160, voor 5 en 6-jarige paarden 600 tot
/900, in 3 en 4-jarige ging weinig om.
Twee jongelieden van 15 en 16 jaar, uit Ingenzijn door
de arrondissements-regtbank te Tiel tot geldboeten veroordeeld
wegens het uithalen van het nestje van een mees, omdat deze
vogelsoort zoo bij uitstek nnttig is voor den land- en tuinbouw.
Ieder wachte zich dus voor dergelijke overtreding der wet.
In Frankrijk, waar de schapenteelt een grooten omvang
heeft verkregenworden jaarlijks verscheidene millioenen
francs verloren aan de schapenziekte. Daar te lande vindt
dan ook de ontdekking van Pasteur tot inenting met een
zwakke smetstof gereede toepassing en vervult bij de dieren
dezelfde rol als de vaccinatie bij de kinderpokken. Daar de
inentingen bij de gedane proeven evenwel hadden plaats ge-
had door middel van een smetstof, die kunstmatig verkregen
was, was er bij verscheidene veehouders en zelfs bij vee-
artsen een twijfel ontstaanof dit vergif wel altijd werkzaam
zou zijn.
De prefect van de Eure-et-Loir benoemde daarom een
commissie van onderzoekdie den heer Pasteur verzoeht
haar eenige schapeu toe te vertrouwen die met kuustmatige
smetstof ingeent warenom hen te vaccineeren met het
bloed van dierendie in hevigen graad door de schapen
ziekte waren aangetast.
De proef werd genomen met negentien ingeente en zestien
niet ingeente schapen. Deze vyf-en-dertig ontvingen elk
niet eenige druppels, maar een sterke dosis bloed, af komstig
van een schaap, dat aan die ziekte overleden was, dat, ter
wijl geen der negentien gevaceiueerde schapen eenige invloed
schenen te oudervinden van de operatie, die ze hadden ou-
dergaanvijftien van de zestien niet gevaccineerde schapen
in minder dan 72 uur stierven.
Deze proef, die in tegenwoordigheid van tal van deskun-
digen uit het departement genomen werd, wekte een leven-
dige belangstelling op. Voortaan behoeven nu de veefokkers
geen vrees meer te koesteren tegen het houden van schapen
in het groot, zeker als ze zijn een middel te bezitten om
hunne dieren voor de gevreesde ziekte te beschutten. Inder-
daad waren er reeds verscheidenedie dezen tak van bestaan
hadden opgegevendaar ze steeds in het onzekere verkeer-
denwat er van hunne kudden gespaard zou blijven. Het
resultaat van deze proefneming is eene nieuwe overwinning
voor den heer Pasteur, die door zijn rustelooze werkzaam-
heid reeds zooveel bijdroeg tot de instandhouding en ver-
meerdering van den nationalen rijkdom.
Laat het veulen, zoo 't maar eenigzins mogelijk is, minstens
12 weken zuigen. Zorgt er voor, dat de kribbewaaruit de
merrie eetzoo laag zij aangebracht, dat ook het veulen
daaruit kunne meeeten. Hierdoor wordt het spenen zeer ver-
gemakkelykt. Dit spenen mag niet plaats hebben voordat men
ten voile overtuigd is dat het jonge dier zichzelf voeden kan.
De moederraelk kan door niets vervangen worden dan door
haver; waarom men dit graan dan ook na het spenen niet
sparen mag, maar daarvan naast goed hooi zooveel geven dat
het jonge dier niet ajleen niet achteruitgaatmaar snel groeit.
Het jonge dier groeit in het eerste jaar alleen meer dan in
de 3 of 4 opvolgende jaren te zamen.
Het haverrantsoen laat men trapsgewijze toenemen tot op
2 y23 kilogr. daags, als het veulen ongeveer 6 maanden oud
is en blijft hiermede voortgaan tot het geheele eerste jaar uit.
Eene dergelijke opfokking levert twee voordeelen op: men
verkrijgt een jaarling van zeer hooge waarde en kan in het
tweede en derde jaar goedkooper voederen.
Nadat men bij 't begin van het tweede jaar langzamerhand
het haverrantsoen verminderd heeft, laat men het eindeljjk
geheel weg. De meest geschikte tijd daarvoor is die van het
groenvoeder. Men geeft dan slechts een goedkoop buikvullend
voedsel tot op den tijddat men het jonge dier gaat ge-
bruiken bovenaan staat naluurlijk goed hooi, dan echter kaf
zomerstroo of wat de bouwerij echter oplevert, als men er
maar in slnagt het veulen in goed gevocden toestand te hou
den zonder daartoe krachtvoeder te moeten toedienenopdat
borst en ribben zooveel mogelijk worden uitgezet.
Op deze wijze gevoederd, krijgt het veulen welligt niet
meer haver in een dan anders in drie jaren. Het kost dus
in geen geval meer, maar heeft heel wat meer waarde.
Voor een flink uitgroeijen is ook noodig vrije beweging
zoowel op stal als buiten. Wie dat niet verschaffen kan, die
handelt verstandig geen veulens op te fokken.
Dat haver voor jonge veulens slecht is en later domine
paarden geeftis een belagchelijk vooroordeel. Wordt ook in
het tweede en derde jaar graan gevoederd en wordt den jongen
dieren geeue vrije beweging toegestaan, dan ontstaan er ge-
breken.
De stalvoederingwaarbij het vee ook 's zomers op stal
of althans in eene omheinde plaats gevoederd wordtheeft
het voordeel: 1. dat van dezelfde oppervlakte gronds veel
meer gevoed kan worden, dan bij de beweiding der graslan-
denwaarbij veel voedsel vertrapt wordt en veel mest ver
loren gaat; 2. dat men hierdoor een grooten overvloed van
de beste meststoffen verkrijgt; 3. dat het vee niet blootstaat
aan den soms afwisselende temperatuur of niet gestoord
wordt door lastige insecten; 4. dat de eigenaar ten alien
tijde een wakend oog over zijne kudde kan houden. De
bezwaren der stalvoedering, gelegen 1. inhet meerder arbeids-
loon2. in de mindere opbrengst aan melk, welke sommigen
hierbij meenen opgemerkt te hebben, en 3. in het overleg
hierbij noodig, om alle tijden van het jaar genoegzaam voeder
voorradig te hebben, worden weggenomen1. door de, meer
dan het verlies aan arbeidsloon waardige voordeelen, die
hierbij verkregen worden; 2. doordien de ondervinding leert,
dat de dieren hierbij volkomen gezond blijven, terwijl men
ook koeijen kan gewennen, om zelve haar voedsel te halen;
3. door vooral op de veelopbrengende roode klaver zich te
verlaten en voor dat de eerste snede groot genoeg iswin-
terrogge tot veevoer af te snijdenhetwelk reeds in April of
in den aanvang van Mei kan geschieden en voorts van snij-
gerst, kunstweiden, haver met wikken, spurrieknollen en
van andere voeder- en wortelgewassen gebruik te maken,
terwijl men voor mogelijk gebrek altoos eenige toevlugt in
het grasland openhoudt. Ook zonder klaverteelt, kan men
stalvoedering hebben, b.v. door op zandgrond: 1. snijrogge
af te maaijendeze dadelijk om te ploegen en haver met
wikken of groote spurrie te zaaijenwelke in Julij of het
begin van Augustus gesneden wordenwaarna de grond
direct met spurrie of knollen beteeld en daarna weder gemest
en met rogge bezaaid wordt.
Het is sommigen gelukt om uit een bunder of 1 H. A.
lands vier koeijen op stal winter en zomer te voeden en om
van elke koe 30 voer mest te bekomen, van welke 4 maal
30 of 120 verkregene voerenjaarlijks 100 kunnen gebezigd
worden voor den akker, en de overige 20 tot ontginning
van nieuw land.
De schatting van de hoeveelheid vee bij ieder bedrjjf noo
dig en de daarmee in verband staande betrekkelijke hoeveel
heid bouw- en grasland, grondt zich op de berekening, dat
ieder bunder (H. A.) kleibouwgroud door elkander 9000 Ned.
ponden (K.G.) goeden stalmest jaarlijks behoeft; zandgronden
meer, ja, bij sommige cultures vijf of zesmaal zooveel.
Iedere koe, die dagelijks 12 a 13 kilogram (Ned. pond) hooi
of eene daaraan geevenredigde hoeveelheid groen voeder op
stal gebruikt en daarbij 1000 K.G. strooisel in het jaar ont-
vangtzal hierbij niet veel meer dan 10.000 K.G. of 14
voeren stalmest opleveren.
Men behoort dus, wanneer er geene mestspecien van elders
aangekccht worden, voor ieder bunder of hectare pi. m-
10.000 vierk. meter kleibouwland ongeveer 1 volwassen rund
te rekenen bij stalvoedering en zonder stalvoedering 2. Op
zandgrond zooveel mogelijk meerja hier behoort het vee de
groudslag van alien akkerbouw te zijn. Men berekeut door
elkander 5 a 6 kalveren of 3 stuks 2jarige runderen in dit
opzigt gelijk aan twee koeijen; twee paarden (die dan ook
meer voedsel gebruiken en ruimer onderstrooid worden) aan
3 koeijen en 6 schapen aan tiene koe. Volgens genomen
proeven zullen 100 K.G. hooi of ander daarmede in voedende
kracht overeenkomstig voeder, benevens 30 K.G. strooisel,
bij goede behandelinggeven: bij het rund 270 bij het
paard 157 bij het schaap 100 K.G. onmiddelijk tot gebruik
geschikten mest.
Paarden worden soms met voordeel door werkossen vervan
gen. De eersten hebben voor, dat zij tot allerlei werk kunnen
dienensneller vordereneenige werkzaamhedenb. v. het
eggenbeter doen en gedurende meer dagen in het jaar
kunnen arbeidendaar de ossen op ijs of bij zeer gladde wegen
van geen dienst zijn. Ossen daarentegen kosten minder van
aankoop en onderhoud behoeven minder oppassing, hebben min
der kostbaar tuig, zijn aan minder ziekte onderhevig, leveren
meer voor allerlei oogmerken bruikbaren mest, en kunnen
na eenigen tijd gebruikt te zijn vetgemest en met voordeel
verkocht wordenweshalve de laatste op zandgronden en voor
kleine boeren dikwijls voordeelig zyn.
Bij de keus der te kweeken planten lette men op de uit-
putting van den grond, die zij te weeg brengen, in verge-
lijking met hetgeen zij aan dien grondmiddellijk of onmid-
dellijk teruggeven.
Wanneer men alzoo geenen bij uitstek rijken bodem of
overvloed van meststoffen bezitkweeke men geeue gewassen,
die veel voedsel urt den grond nemen en daarbij in hun
geheel van het veld verkocht worden of weinig in den grond
achterlaten. Bij de keuze van een stelsel vange men liefst
aan met, in een twijfelachtig geval, eer te veel dan te weinig
veevoeder, en alzoo ook vee aan te kweeken, en teele geene
uitputtende gewassen dan van de overvloedige kracht des
bodems. Men heeft gepoogd, het uitputtend vermogen der
gewassen in cijfers uit te drukkenmaar dit is niet op alle
gronden hetzelfde; aardappelen, b. v. zullen op den eenen
grond veel, op den anderen weinig aan den akker ontnemen,
en ook de toeneraing of vermindering der vruchtbaarheid van
den grond kan niet don bij benadering in cijfers worden
opgegeven. v
Bij alle veranderingen eindelijk en vooral bij de keuze van
een in eenize streek nieu.'e-stelselzij men omzigtig. De
landman brenge het bijzondere van elke tak van zijn bedrijf
in verband met het geheel,, verbinde wetensckap met onbe-
vooroordeelde practijk en tract te eindelijk zijn bijzonder voor-