GemengflB Berigten. - 206 Stier- of Koekalven. Groenvoeder voor Hoenders. Aard en bearbeidiug van den Grond. Hoeveel leder eten wij in een jaar? aan belooningen van dien aard, mogen wij toch wel vragen of er niet meer sprake wezen moest, van gelijk regt voor alien?" Het bestuur der Noord-Brabantscbe Maatschappij van landbonw zal zich wenden tot de verschillende spoorwegmaat- schappijen met verzoek dat eeo lager tarief worde vastgesteld voor het vervoer van meststoffen. Het beroemde Engelsche renpaard Robert the Devil is voor 96 duizend gulden verkocht, en zal alsnu niet meer op de renbaan gebruikt, maar naar de Beenham-stoeterij bij Reading gebragt worden en aldaar voor de fokkerij dienen. Prof. Kaltenegger schrijft in het Oesterr. Landw. Wochenbl dat de grondeigenaar en afgevaardigde L. Freiherr von Ozegovic te Gusicrovec, bij Kreuz, hem meedeelde, bij ervaring te weten wat hij doen moest om een koekalf bij eene koe te verwekken. De paring moet dan kort voor het melken („bij vollen uijer") plaats hebben. Verlangt men een stierkalf, dan moet integendeel de stier toegelaten worden „bij ledigen uijer", spoedig nadat de koe gemolken is. De heer Ozegovic volgde dezen eenvoudigen regel reeds sints verscheidene jarenhij verzekert, dat hij bijkans zonder uitzondering zijn doel bereikt zag. Hij leerde het middel indertijd van een gebruiker der aan de jezu'iten behoorende bezitting St. Andrea in het Levantdal (Karinthie, Oostenrijk), waar het sinls tientallen jaren met goed gevolg in praktijk moet gebragt zijn. In het Wurttemb. Wochenbl. f. Landw. wordt opgemerkt, dat eene dagelijksche ruime gift van groenvoeder de gezond- heid der hoenders zeer bevorderlijk is. Want anders geraken de ingewanden ligt in de war, de vederen worden vuil, en de kammen verliezen den schoonen glans en de fraaije kleur, die altijd met eene goede gezondheid gepaard gaanen ken- teekenen zijn van goede leghennen. Kropsalade, koolbladeren, kleingesneden knollen zijn het meest geschikt, evenals ook versch gestoken graszoden. Het beste voer voor jonge hoen ders die met leggen beginnen, is, bij den aanvang van den dag een week voeder, bestaande uit gekookte en fijngemaakte aardappelsklein gehakt vleeschmet zemelen gebroeid en met een weinig zout er bijdit alles moet een stevig, droog, warm deeg vormen. De avondmaaltijd moet uit hard voer, uit graan, het best gerstbestaan. {Landb. Ct.) Toen een Indiaansch opperhoofd in Noord-Amerika zijn volksstam meer en meer zag terugdringen door de „blanke mannen", die zich met steeds toenemende snelheid verbreidden over de vroeger door de wilden bezette jagtvelden, verzamelde hij zijne mannen om zich en bield de volgende toespraak: „Ziet gij niet, dat die blanken van koren leven, wij van vleesch? Gij weet immers dat vleesch meer dan dertig maanden noodig heeft om geschikt voedsel te worden, en dat het dikwijls moeijelijk te bekomen is. Die verwonderlijke graankorrels eehter, die zij in den grond strooijen, leveren hun in weinige maanden honderdvoudige vrucht. Heeft niet het vleesch, waar- vau wij leven, vier beenen om ons te ontvlugten, terwijl wij er slechts twee hebben om het te vervolgen? Het graan daar- entegen, dat die blanke mannen uitzaaijen, sfcaat vast en loopt niet weg. Ziet gij niet, dat de winter, voor ons de tijd van ver- moeyende jagten, voor hen een rusttijd is? Vandaar komt het dat zij vele kinderen hebben en langer leven dan wij. Ik zeg dus aan ieder, die het hooren wileer de ceders van ons dorp van ouderdom zullen gestorven zijn, eer de schoone boomen van het dal ophouden ons suiker te geven, zal het geslacht der korenzaaijers dat der vleescheters verdelgd heb ben, als mijn jagersvolk er niet toe overgaat om ook graan te zaaijen." Niemand kan treffender dan dit Indiaansche op perhoofd het verschil in het zoeken van leeftogt schilderen. Het was hem duidelijk, dat zijn volk, indien het enkel jagt maakte op het wild gedierte, en de vruchten der gronden nnttigde zonder die gronden te bearbeiden en tot het leve ren van nieuwe voortbrengselen in staat te stellen.ten onder moest gaan en zijne plaats inruimen aan hen,die niet alleen zoohten te oogsten, maar ook te zaaijen. Niet in de verstandelijke meerder- heid, niet in de vuurwapenen der blanken zag hij de oorzaken van hun overwigt, maar hij had opgemerkt. dat het de stille, vreedzame arbeid is die eene duurzame magt geeft; dat het den ruensch gezet is in het zweet zijns aanschijns zijn brood te verdienen en te nuttigen. Met regt wordt dan ook de landbouw aangemerkt als de moeder en de voedster der beschaving. De wieg der beschaving: Azie is tevens die van den akkerbouw. Reeds in de eerste blad- zijden der H. Schrift lezen wij van Kain die de veehoederij, Abel die den akkerbouw uitoefende, terwijl Noach genoemd wordt als uitvinder van den wijnbouw. Diens nakomelingen schijnen eehter het herdersleven boven het bearbeiden van den grond te hebben verkozen; eerst in veel later tijd Iegden zich de Hebreers in Palestina regtstreeks op den landbouw toe. In China en Oost-Indie is het landbouw-bedrijf overoud; de in het Sanskrit gesohreven boeken maken melding van larwe, hennep en andere planten; van China weet men, dat tarwe en rijst er omstreeks 28 eeuwen voor Chr. door keizer Chingnong uit Indie overgebragt zijn. Wat den oorsprong van kweekgewassen en huisdieren aan- gaat, kan men in het algemeen aannemen dat planten en dieren daar oorspronkelijk te huis behooren, waar zij nog tegenwoordig in het wild voorkomen. En is dat zoo, dan heb ben wij de meeste onzer kweekgewassen en huisdieren aan te merken als Voor- en Middel-Azie tot vaderland hebbende. Onder de broodvruchten zijn het alleen mais en aardappelen, die uit Amerika tot ons gekomen zijn en zich van daar over a lie werelddeelen hebben verspreid. Uit de nieuwe wereld zijn ook, gelijk men weet, de kalkoen en de tabak herkomstig, terwijl het paard en bet rund, die er tegenwoordig bij milli- oenen voorkomen, er eerst door Spanjaarden ingevoerd zijn. De rogge werd tegen den tijd der groote volksverhuizing uit het Oosten naar Europa overgebragt; de boekweit waarsehijnlijk door de kruisvaarders, terwijl de haver, die aan de oude vol- ken geheel onbekend was, oorspronkelijk in de gebergten van noordelijk Europa thuis behoort. Dit schijnt eene zeer overbodige vraag te zijn en als ant- woord zal misschien ieder bij zichzelf zeggenwelniets. Doch daarin vergissen ze zich, want het is berekend dat men door elkander ieder in een jaar genoeg leder eet, om er een paar behoorlijke schoenen van te maken. Hoe dit dan plaats heeft? Oppervlakkig beschouwdsehijnt het een raadsel, maar het is evenmin aaD twijfel onderhevig als ieder ander feit dat ontegenzeggelijk bewezen is. Ziehier de oplos- sing van het raadsel. Het leder wordt vervaardigd door het doopen van huiden in eene oplossing van zekere plantaardige stoffen, welke eene zelfstandigheid bevattenlooistofgenaamd, naar de uitwerkingwelke het te weeg brengt. Dit bestand- deel is min of meer in alle planten aanwezigmaar het meest algemeene en mist kostbare perst men uit eikenschors. Wij vinden het in de druif, in de hop, in de koffij in de thee enz. Het is bekenddat de kracht van de zelfstandigheid door water wordt afgescheiden, of met andere woorden, dat het water de looistof of andere zelfstandighedendie zieh in eene plant bevinden oplost. Eene dierenhuid bestaat uit eiwit en gelatineof uit zelfstandigheden van dezelfde eigenschap- pen. Het zelfde kan gezegd worden van eijerenvan melk enz. In bloed, in eijeren en melk is het eiwit, als ware het, met water vermengd en is geheel gelijk aan dat wat in vleesch of visch gevonden wordt. Looistof en eiwit nuworden zeer zonderling tot elkander aangetrokken, zoodat zij zich onmidde- lijk met elkander vermengen als men ze bijeen brengt. Het resulteat van deze vereeniging is eene afscheidbare lenige substantie, zonder reuk, welke wij kennen onder den naam van leder, maar dat de chemisten gelooid eiwit noemen, Wan- neer derhalve eene huid (het eiwit) gedoopt wordt in een aftreksel van eikenschors (looizuur) vereenigen zich die beide stoffen en ontstaat er leder. Wanneer wij aldus aan onze ontbijttafel een kop koffij of thee gebruiken en er eene zekere hoeveelheid melk bijvoegen, vereenigt zich het looizuur van die thee of koffij terstond met het eiwit in de melken ont staat leder, dat hoezeer in de kleinst mogelijk vlokjes verdeeldzoodat men ze enkel met het vergrootglas zou kun- nen waarnemennogtans precies dezelfde materie is als die door den leerlooijer bereid wordt. De looistof heeft een eigenaardigen scherpen smaak en is zeer zamentrekkend, wan neer zij in de maag gebragt wordt. Wij kunnen dien smaak proeveowanneer wij op de schil eener druif kaauwenof de pit van eene rozijn, wanneer wij portwijn drinken, of koffij en thee eer de melk er is bijgevoegd. De ware geur van koffij en thee wordt door de looistofwelke zij bevatten verminderd, tenzij men ze met melk, room of eijeren vermerigt. Wanneer wij nu veronderstellendat wij tweemaal daags drie kopjes thee met melk gebruiken, en aannemen dat zich in ieder kopje niet meer dan den grein leder vormtdan zullen wij bevinden, dat wij in staat zijn een paar vrouwenschoentjes te kunnen ople- veren. De melkdie zich met het looizuur van koffij en thee vereenigtneemt het zamentrekkende grootendeels weg en voorkomt den uadccligco invloed, dien deze dranken uitoefenen op hen, die ze zonder melk gebruiken. De werking van melk in de thee wordt zeer zigtbaar wanneer men den drank in een glas giet en in het licht houdt. Giet er eerst de thee in en daarna dropsgewijze de melk; nu en dan roerende. Men zal dan ook kunnen opmerken dat koffij en thee veel meer van hare doorsch(jnendheid verliezen door de vermenging met melk dan zuiver water, b. v: zoodanig gekleurd door bruine suiker, dat het de kleur van thee verkrijgt. De reden is duidelijk de vlokjes leder onderscheppen het licht. Wanneer men zeer sterke thee en ouvervalschte melk met elkander ver- mengt, zal het leder zich in een uur tijds van het vocht afscheiden. In den laatsten tijd is in Hannover een nieuwe industrie in het leven getreden. Men is daar nl. begonnen om onrijp veenongeschikt om er turf van te maken, zamen te persen en er alle vogtdeelen uit te verwijderenom het dan te gebrui ken als strooisel op de stallen in plaats van stroo. Dit turf- strooisel moet een goed opslurpend vermogen bezitten en verzadigd zijnde van iereen goede meststof opleveren. De eerste afdeeling der Friesche Maatschappij van Landbouw heeft besloten eene hoeveelheid van 20 balen a 125 kilogr. te laten komen en zeven landbouwers hebben zich bereid verklaard, daarmede proeven te nemen op hunne landen, door op hetzelfde stuk land een gedeelte te bemesten met den alzoo van turfstrooisel verkregen mest en een gedeelte met den gewonen mest. Daarna zullen ze op beide gedeelten land het zelfde zaaijen of poten en van de resultaten later rapport uitbrengen. Gelijke proef zal genomen worden met bemes- ting van weilandeD. Blijkens achterstaande advertentie wordt op nieuw een be- roep gedaan op de Nederlandsche liefdadigheid. De aanleiding hiervan is het volgende: In den avond van den 17 dezer is bij het overzetten der post van 's Hertogenbosch naar Gorinchem, op de rivier de Merwede, tusschen Woudrichem en Dalem, de schuit waarin de conducteur der brievenmalen van de tweede klasse A. Bax, de postilion J. Asmps, twee schippers genaamd H. HaktmaN en J. HaBTMaN en een soldaat gezeten waren door een stormwind omgeslagenwaardoor vier moeders met te zamen 19 kinderen in rouw zijn gedompeld en tevens van bunne kostwinners beroofd. Door wijlen mejufvrouw J. M. Penneboeter, in de vorige week overledenzijn de navolgende legaten vermaakt, als: f 4000 aan de Diaeonie der Herv. gemeente te Deventerf 2000 aan de Herv. kerkvoogdij en f 1000 aan het Evangelisch Luthersch arm- bestunr aldaar, alles vrij van successieregt. HH. MM. de Koning en de Koningin zijn 28 December ten 4 ure van het Loo te 'sHage aangekomen en aan het station van den Rhijnspoorweg ontvangen door graaf Schimmelpenninck, groot- meester van het Huis des Konings, jhr. Verspijek, Hd. adjudant-- generaal, den commissaris in de provincie en den militairen gou- verneur der residentie. Een talrijke menigte was aan het station bijeen. Ieinand te Nieuwer-Amstel had effecten in een aarden pot in den grond achter zijne woning op het erf verborgen. Men vermoedt dat die veiligheidsmaatregel door anderen is opgemerkt, die in den nacht den pot hebben opgegraven. Uit Leipzig schrijft men Onder de reizigers, die met den middag- trein van het Beijersche station Leipzig verlieten, gaf een jeugdige reuzin, een meisje van 15 jaren, uit de omstreken van Hall, niet weinig opzien. Zij had namelijk de kolossale lengte van 7 voet 3 duim. Vaderlijke lessen. Yader. Wat? buiten mijn weten minnebrieven te schrijven Dat is verschrikkelijk Dochter. Ach, lieve hemel 1 Het is maar eene oefening in het briefschrijven. V. Mooije oefening! Weet gij wel wat Sirach zegt Als de booze knapen lokken, zoo volgt ze niet." D. Maar als het nu eens een goede knaap is, lieve vader? V. PapperlapapPauluszegt: uTrouwen is goed, maar niet trouwen is beter 1" D. Ach, vadertje, laat ik dan maar goed doen en het beter doen voor anderen overlaten. 't Is avond. Een opperman te Amsterdam vindt een pakket, blijkbaar van hooge waarde. De stempel waarvan het was voorzien, verklaarde wie de eigenaar was. Het was een der voornaamste bankiers te Amsterdam. Hij gaat er heen, doch vindt mijnheer niet te huis. Na elven gaat hij er andermaal heen en dringt er bij den huisknecht op aan tot den bankier te worden toegelaten. Hij stelt dezen het gevondene ter hand, eene waarde van 35,000. De bankier geeft den opperman al vast f 200 voor belooning en verzoekt hem, met het oog op het late uur, den volgenden morgen terug te komen. Het weekloon van den opperman bedroeg f 8. Levenslang heeft de bankier hem toen f 8 daarenhoven toegezegd, als loon voor zijn eerlijkheid. Ziedaar twee edele daden. Volgens een mededeeling in het »Dagblad", werd dezer dagen door eene dame, die te Deventer met den trein arriveerde, bij een brug een pakje in de Buitengrackt geworpen. Kort daarop vertrok zij weder. Eenige kinderen waarsehuwden de politie en op haar last werd nu naar het pakje gevisckt. Het is gevonden en bleek in te houden een chignon. Yoor zoover uit verschillende behoorlijk gecontroleerde opgaven na te gaan was, zijn er bij den brand in het Weener Ringtheater 620 personen omgekomen. Yan het dienstpersoneel zijn bij den brand omgekomen zeven suppoosten voor de controle van entreebiljettendrie leden van het orkest, drie schouwburg-bediendenbeuevens de directeur der claque. Sarah Bernhardt is te Moskou tijdens haar laatste voorstelling door een bloedspuwing overvallen en buiten kennis naar haar hotel teruggebragt. Op Hatfield House, eene buitenplaats in Eugeland, gleed dezer dagen een werkmau, die een telephoondraad zou spannen, uit en greep in zijn val den geleiddraad van een electrische Brushlamp, die in het huis brandde. De electrische stroom doodde hem onmiddellijk. Tegenwoordigheid van geest. Nu, vrouwtje, heeft uw man de medicijnen gebruikt Vrouw. »Ja, dokter." Dokt. „De geheele flesch?" Vr. „ja de heele flesch. Dokt. »En hoe heeft ze gewerkt Vr. Heel goed, dokter, mijn man heeft de heele flesch met medicijnen genomen en ze tegen den muur gegooid en toen voelde hij zich dadelijk beter." Dokt. »En waar is hij nu?" Vr. »In de herberg." Dokter. »Alsbijde medicijnen juist gebruikt had zooals er op stond, had hij al drie uur eerder in de herberg kunnen wezen." Telkens wordt in eenige Engelsche bladen melding gemaakt van vergiftigingsgevallen door parfumerien. Een vau de laatste is, dat een meisje haar gezicht had bevochtigd met zoogenaamde heliotrope odeur. Het gevolg was hevige zwelling en vorming van blaren op het gelaat. Bij onderzoek bleek, dat deze odeur was vervaardigd uit koolteerproducten en niet uit de geurige plantjes, waar de naam aan ontleend was. Echtvriendin. Beste man, mijne vriendin Bertha heeft mij van morgen gcklaagd dat gij, bij naar laatste bezoek hier, haar zoo onvriendelijk bejegend hebt. Zij vroeg mij of je iets tegen haar had. Echtvriend. Wel, volstrekt niet, ik mag haar zelfs zeer gaarne lijden maar bet was al wat donker in het vertrek en toen heb ik eerst gemeend dat jij het waart. Mijnheer Vos. Ik verzeker u op mijn eerewoord, mijnheer de professor, dat ik uit mijn nieuwe woning een gezigt heb op eene ruimte van 50,000 mijlen. Prof. Maar denk toch eens even na, zoover reikt immers lang niet de gezigtseinder. Mijnheer Vos. Nu nog mooijer Ik kijk nl. van uit mijn woning naar de zon Een schoenlapper zat in zijn pothuis en schold een voorbij- ganger uit. „Kom er uit, kerel, dan zal ikje een schop geven," riep deze. »Dank je, mijnheer, al wilde je me er twee geven, dan kwam ik er nog niet uit." Gids, tevens ezeldrijver, tegen een reiziger, in Zwitserland, op een zeer smal pad. Pas u hier vooral goed op, mijnheer, hier is al menige ezel naar beneden getuimeld." Tempora mutantur et nos mutamur cum illis. „Als het tij verloopt, verzet men de bakens"; men moet met zijn tijd mee- ga'an en ik elke affaire ook zich schikken naar de omstandig- heden. Vroeger werden de reizigers op den eenzamen open- baren weg aangerand door de roovers van professie, vandaar ook s?n/t£roovers genoemd, met dolk en buks; thans, nu de spoorwegen de oude tolboorawegen hebben vervangenschikt zich het roofgebroed ook daarnaar en bezigt den meer handigen revolver of chloroform. Van het eerste hebben wij onlangs een staaltje gehad op den Brighton-spoorweg. Van het laatste nu een voorbeeld op den spoorweg van Carnarvon naar South- port. Een jeugdige vrouw had bij het nemen van haar spoor- kaartje een vijfpondsnoot gewisseld, en het teruggekregen geld met het kaartje in hare beurs geborgen. Toen de contro- leerende conducteur kwam, moest zij dit uithalenen zoo werd haar schat voor hare medereizigster in hetzelfde compartiment zigtbaar. Die reisgenoot, eene vrouw van meer jaren, had, zoodra de conducteur zijn rug had gekeerd, de lieve attentie op te merken, dat het meisje een vuile zwarte vlek op den neus had en bood aan, daar wie zijn neus schendt zijn heele aangezigt schendt, die vuile plek weg te wisschen, ja was zoo vriendelijk zelfs om het antwoord niet af te wachten, maar woord en daad zamen te voegen. De zakdoek deed zijne werking, de vuile vlek was weg, want zij was er in't geheel niet geweest. Kort daarop werd het meisje ietwat duizelig, en de vrouw liet haar nog eens ruiken. Het meisje viel in slaap, versliep zelfs het station daar z(j moest uitstappen en had dus het reisdoel gemistmaar ook de vrouw was weg, en de beurs was weg, en die waren er wel geweest. Dat gevaar heeft men bij de kleine compartimenten bij eeDe onge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1881 | | pagina 2