- 30 - Koffljdik. Welk plantaardig voedsel Is het krachtigst? Landbouw-bijgeloof. nog wel grooter aantal wormen en larven dan in dit opstel berekend werd. »Het betoog van dr. Jentink is verstaanbaar voor iedereen en reeds had ik het besluit genomen nimmer een enkele mol meer te doen vangen, - wij hebben er nog al eens »last" van, maar dat woord »last" zou nu «genoegen of voordeel" moeten worden, -toen ik jl. week een neef bezoekende, bniten deze gemeente woonachtig, al- daar een Duitsch tijdschrift vond, de Gartenlaube getiteld, waarin een opstel voorkomt over de Regenwormen naar aanleiding van studien van den beroemden Darwin. Darwin is na langdurig en nauwgezet onderzoek tot het beslnit gekomen, dat regenwormen" uit afgevalle bladeren, enz., de teelaarde vormen, die zoo noodzakelijk is voor den plantengroei in 't alge- meen, en dus ook inzonderheid noodzakelijk voor land- en tuinbouw. Vergis ik mij niet, dan heeft deze regenwormen-studie reeds een onderwerp van geschrijf uitgemaakt in een of meer der bekende dagbladen, maar er werd door mij niet veel nota van genomeD, omdat we niet veel tijd hebben, en #wormen" geen zeer uitlokkend on derwerp zijn om er tijd mede zoek te maken. Maar nu ben ik de ikluts" heelemaal kwijtgeraakt. Dr. Jentink dan verklaart, dat de mol »onze vriend" moet zijn, omdat hij zoo- veel wormen (of zijn »wormen" weer wat anders dan regenwor men"?) verslindt, en Darwin toont aan, met niet te loochenen daadzaken, dat we geen, of zeer zeker weinig teelaarde zouden be- komen als de regenwormen ze niet maakten. «'t Is werkelijk interessant te lezen tot welke uitkomsten de proeven, door Darwin met wormen genomen, geleid hebben, en indien de mol volgens dr. Jentink ,,onze vriend" is, hoeveel te meer hebben wij dan in de wormen vrienden bij menigte, die we als zoodanig dan wel op hoogen prijs niogen stellen. Maar nu komt de practijk als het »hinkende paard" achteraan en vraagthoe nu te handelen Bescherm ik de mollen, dan ver- slinden ze de regenwormen, die onze teelaarde bereiden, en roei ik de mollen uit, dan loop ik gevaar dat het slotwoord van dr. Jentink »dat de natuur het kwaad haren kinderen aangedaan wreekt," aan mij verwezenlijkt wordt. Intusschen boomkweekers zien niet gaarne mollen, want ze kunnen in zaaibedden vreeselijke verwoestingen aanrichten en toen ik in't begin van 1881 op reis naar de noordelijke provincien, even voorbij het station Amersfoort, een hooggelegen stukje weiland zag, dat, droog gebleven bij de algemeene »onderwaterzetting", een toevluchtsoord voor mollen bleek te zijn, - want men kon bijna geen menschenvoet plaatsen zonder op molshoopen te treden, - toen zeg ik, dachten wij, en het reisgezelschap in den ncoupe", waarin wij plaats hadden beko. men, sprak het luide uitdat van een zoo door mollen omgeploegd grasveld zeer zeker niet veel hooi te winnen zou zijn, of dat die weide maar weinig gras zou opleveren. De veehouders in onze om- streken dulden daarom geen mollen; ze laten ze vangen en betalen voor elken dooden mol 35 a 40 cent. Wij willen nu verder niet uitwijden over dit onderwerp. Wij verdenken noch de geleerdheid van dr. Jen tink, noch die van dr. Darwin, maar dit neemt niet weg, dat een practicus wel eens verlegen staat, en dikwijls niet weet wat hij doen moet, en zoo gaat het ook met den boomkweeker." De waarde, die dagelijks met het koffijdik door ons wordt weggeworpen, is nog al aanzienlijk. De koffijboom bevat nl. even als alle plantenzaden, eiwitachtige stoffen, die eene groote voedingswaarde bezitten. Als onoplosbaar in kokend water blyven deze in het koffijdik achter. Men heeft op tweederlei- wijze beproefd, het verlies dezer voedingstoffen te voorkomen. Vooreerst raadde en aan, om bij de koffij een weinig dubbel- zure soda te voegen een zout, dat onder verlies van de helft van het daarin voorkomend koolzuur, in het kokend water oplost en dat in staat stelt, ook de eiwitachtige stoffen op te nemen. Dit middel is echter niet aan te bevelen gebrnikt men zooveel van dit zout, als tot het bereiken van het doel noodig isdan wordt de smaak der koffij zeer onaangenaam. Een aDder en beter aan te prijzen middel is om het koffij dik voor eenden en kapoenen tot een smakelijk voedsel te maken. Neemt men 1 deel koffijdik en 2 deelen zemelen en kneedt dit tot een deeg, om het vervolgens te droogendan bekomt men een voeder, dat deze dieren graag nnttigen en waarvan zij in korten tyd vet worden. Misschien zou men op dergelyke wijze het koffijdik ook voor varkens kunnen gebruiken. Hoeveel er ook reeds gedaan is, om allerlei afval productief te makentoch blijft er nog altoos veel te doen over. Het krachtigst plantaardig voedsel is dat van erwten boonen en andere peulvruchten. Ze zyn de ware vleesch- en beenvor- mers, en het gebruik daarvan is alleen voldoende, om een mensch zonder eenig dierlijk voedsel tamelijk goed in stand te houden; het spreekt eehter van zelf, dat wanneer ze met vleesch gebruikt worden, ze nog veel beter werking doen. De voedzaamheid er van berust hoofdzakkelijk op het groot gehalte van eiwitdat er in wordt aangetroffen't welk de scheikundigen als voedingsstof bovenaan stellen zoodat theore- tici bewerendat een lepel vol boonenmeel evenveel voedsel bevat als een bos stroo. Men heeft wel eens gezegdwaarom geeft men dan aan een os maar niet liever een lepel boonen meel dan een bos stroo. Dit gaat echter niet opdaar een menschenmaag andere eigenschappen en behoeften heeft dan een ossentnaag, en de voeding derhalve verschillend is. Hout bv. is ook ceo voortreffelijk voedingsmiddelmaar alleen voor eenige keversoorten. Voor menschen daarentegen blijven peul vruchten het krachtigst plantaardig voedsel, waarom men er niet veel van eten en lang op teren kan. Er wordt evenwel helaas veel van het goede daarvan weggeuomendoor onze gewone manier van bereiding. Men moest deze kostbare vruch- ten, die in geheelen toestand niet in elk water week worden, nooit anders dan in gemalen toestand, alsmeel, in den vorm van soep kokenzoodoende zouden ze niet alleen beter van smaak worden, maar zou men er ook vry wat geld mede uitsparen. Ter loops zy hier aangemerkt, dat vele menschen het gewone boonenmeel dikwijls 20 maal te duur betalen door het te koopen onder een anderen naam. De bekende landbouwkundige Staring heeft ergens gezegd „'t is beter veel te wetendan veel te spreken." Ofschoon veel van de wetenschap onzer landbouwers berust op over- leveringen aan grootvader en overgrootvader, toch komt er, blijkens de vele groote en kleine werkjes, die er over den landbouw worden geschreveo meer leven, meer lust tot onder zoek een sterker vragen naar het waarom. Ook op de lagere scholen begint men hier en daar met landbouw-onderwys. Met die uitbreiding van regeeringswege en door particulieren, zullen domheid en bijgeloof gevoelig worden geslagen. Hier en daar in afgelegen oorden van ons land laat de landman zich echter nog leiden door tal van overleveringendie enkel op bijge loof berusten. Eenige merkwaardige voorbeelden willen wy daarvan opsommen. Als er veel bramen zyn, komt er veel boekweit. Als men 's Maandags met eenig landbouwwerk, dat eenige dagen zal duren begint, dan kan het niet dan slecht afloopen (geen landbouwer van den ouden stempel in Gro- ningenEriesland en Drenthe zal daarvan afwijken). Als een geslacht varkendat aan den haak hangt, door velen bezien wordt, dan wordt het spek „drang." Er komt harde wind als de hoenders kakelenals de hoenders weiden in een morgenregen dan blijft het dien dag regenen, doch schuilen zij dan klaart het weer op. Als 'top St. Mattheus vriest, dan vriest het nog 40 nachten. Waar de wind op den 20sten Maart is, daar blijft hij een '/t jaar. Als de schapen zich schudden en tegen den grond gaan liggen, dan komt er harde wind. Als de schapen bet schurft hebben moeten zij wil men ze genezen, in den morgen van den eersten Mei worden ge- wasschen in stroomend water. Als de stamboonen met noordewind gepoot wordeu wil de vrucht by 't koken niet week worden. Als men een koe, tegen den tijd dat zij een kalf zal werpendroog wil laten staan (d. i. haar niet meer wil melken), en men melkt haar dan des morgens voor 'tlaatst, dan kalft zy bij dag melkt men haar 's avonds voor't laatst dan kalft zij bij nacht. Als er eksters om het huis vliegen dan is er wat nieuws op til. Wanneer een koe bevrucht wordt door een stier, die 38 weken oud is, dan kalft zij 38 weken later. Koolraapzaad moet tusschen 1 en 12 Mei gezaaid worden. Wanneer de boer een kwartel in het koren hoort, dan beeft hij een voordeeligen oogst en hoogen prijs van het koren te verwachten. Als men de gritto voor bet eerst hoort roependan heeft de kieviet reeds eiers in het nest. Als de zon bij hare opkomst achter een smal wolkje gedeeltelijk verborgen is, dan komt er dien dag regen. Lekt de koe het hek op 't land, dan is er regen aan de hand. Extra goddelooze menschen kunnen het vee ziek maken door het slechts aan te zien. Regent het op den Paaschdag, dan regent het alle Zondagen tot Pinksteren. Als 't vlas goed geroot zal wordenmoet men er een Stukje brood op leggen. Een aardappeltje in den vestzak is goed voor dejicht. - Bij wassende maan moet men granen en groenten zaaijen. Ziedaar eene menigte van bijgeloovighedenwaarop door velen in onze dagen „ja en amen" gezegd wordt. Door goed landbouw-onderwijs alleen is 't landbouwend Nederland van die kwaal te genezen. Niet dat wij willen, dat onze land bouwers op lage en hoogere scholen haarfijn zullen leeren hoe deze en die plant is sameDgesteld, en in duizendste deelen kunnen aangeven uit welke bestanddeelen de bodem bestaat; niet dat wij begeeren dat onze landlieden door stud ie van anatomie, physiologie en pathologie 't inwendige samen- stel van bun vee kennen, neen, met theoretische land bouwers zijn wij niet gebaat. Zoo iemand verdiende misschien een goede betrekking aan de veeartsenijschoolmaar zou een brekebeen blijken, waar hij zich aan het landbouw-bedryf waagde. Immers zoo iemand verstaat wel theorie, maar geenlandbouw-theorie. Landbouw-theorie toch omvat de landbouw praktijk in haar geheel. De theorie berust op de praktijk, is daaruit geboren. Kent iemand de landbouw-theorie zonder-praktijk, dan kent hij het abc, maar kan niet lezen. Daaromde landbouwers moeten den landbouw met hunne kennissen en kinderen en dorpsgenooten bespreken de dorps- onderwijzers moeten zich op den landbouw toeleggen en mo- gen in 't zomer-halfjaar gerust den uur in de week nemen om met hunne grootste leerlingen eene wandeling door landbouw- akkers te doen, gedachtig aan het woord: „veel kleintjes maken den groote 1" Vel. blad. G. Renkema Ezn. Aan de Yereeniging tot opneming en opvoeding van de ver- waarloosde weezen te Neerbosch en Nijmegen, is door wijlen den heer J. D. Yiruly J.Dzn. een legaat besproken groot f 4000. Door wijlen mej. H. deBreuk is aan het Gereformeerde Weeshuis te Haarlem vermaakt een Certificaat, groot 1000 4 pet. Nat. Werk. Schuld. Door mevr. Merkes van Gendt, geb. Boxman, onlangs te's Gra- venhage overleden, is aan de Vrouwenvereeniging Dorcas", te Gorinchem, f 1000 gelegateerd. Door wijlen den heer Frans Sevenstern is aan het R. C. Arm- bestuur te Dieren vermaakt een legaat groot 600, en aan het R. C. Kerkbestuur een legaat van /3000, beide vrij van successie- rechten. Te Wageningen werden eergisteren op een erfhuis 14 porseleinen schoteltjes voor 570 verkocht. Te Parijs is de overtapping van bloed toegepast op eene koop- vrouw, die na hare bevalling zooveel bloed verloren had, dat zij dreigde te sterven. Een krachtige winkeljongen had vrijwillig zijne diensten aangeboden. De toestand der vrouw is onmiddelijk ver- beterd en men hoopte haar te behouden. Te Leiden werd eene weddenschap aangegaan tusschen twee lezers van het //Leidsche Dagblad," waarvan de een beweerde een bericht in dat blad gelezen te hebben en de ander volhield, dat het er niet in stond. Zij wedden om een flesch champagne. Beiden hadden evenwel gelijk, want van genoemde courant verschijnen twee editien, voor buiten en voor binnen de stad, en het bedoelde be richt kwam slechts in eene van de twee editien voor. De wedders verlangen nu de flesch champagne van de redactie. Deze is bereid ze te geven, zelfs twee, omdat beide heerea gewonnen hebben, maar zoo zij eene oproeping deed ten einde de wedders te kennen, vreest zij dat er ook vele ongerechtigden zouden opkomen en zij zal dus zelf, zegt zij, de flesch maar op de gezondheid der twee partijen leegdrinken. Betreffende het vermiste pakket (zie ons vorig nummer) deelt de Asser Ct." nader mede, dat haar correspondent zich slechts in de woonplaats van den bestolene heeft vergist. De effecten zijn ontvreemd aan den heer Tjarda van Starkenborch te B r u m- m e n, terwijl deze op reis was naar Groningen. Zij waren in een courant gepakt en omstreeks 10,000 waard. De heer Tjarda had dit pak in zijn overjas gestoken. Bij de loting voor de nationale militie te Gemert kwam het geval voor, dat, niettegenstaande het benoodigde aantal nummers in de bus was gedaan, er op het einde van de loting twee nummers te kort waren. Hoewel van de zijde der personen, die een hoog nummer hadden getrokken, hevig daartegen werd geprotesteerd, zal er een nieuwe loting moeten plaats hebben. Graaf Lonyay, oud-Minister-President van Hongarije en President van den Landerbank te Pesth, is failliet verklaard. Een gierigaard, die zijn knecht van diefstal verdacht, dreigde hem te zullen laten opsluiten. „Nu, maar niet in je geldkast I", zei de knecht, want dan kom ik er voor je dood niet uit." De bankier van Bladel, te Turnhont, een der voornaamste agenten van de Union g^nerale", is failliet, met een dificit van drie millioen. Yele pachters, dorpspastoors enz. zijn hierdoor geruineerd. In een steenkolenmijn, nabij Hartlepool, is een ontplofling ont- staan, waardoor, naar men vreest, ongeveer honderd mijnwerkers het leven hebben verloren. Door de arrondissements-rechtbank te Haarlem is een tapper, ter zake van het toedienen van sterken drank aan een kind be- neden den leeftijd van zestien jaren, veroordeeld tot eene geld- boete van 50 cent of 6en dag subsidiaire gevangenisstraf. (Bij art. 17 der drankwet is als straf op die overtreding gesteld eene gevangenisstraf van den tot een-en-twintig dagen, of geld- boete van 50 cent tot 100 gulden). In de Munt te New-York heeft men eene weegschaal, die zoo nauw luistert, dat wanneer men twee stukjes papier van dezelfde grootte en gehalte op de verschillende schalen legt, zoodat deze in evenwigt blijven, het voldoende is zijn naam met potlood op een er van te schrijven om de schaal naar die zijde te doen over scan. Die schaal is bijna zoo gevoelig als de kaan van den Groenlander, die bij het instappen zijn holle kies aan de linkerzijde met watten moest vullen, om net bootje niet regts te doen omslaan. De echt is een krachtig chininepoeder tegen de liefdekoorts want liefdesbetrekkingen en de verkoop van boeken vorderen dan het snelst, wanneer ze verboden zijn. Een graaf, die graag dwingelandje speelde, vroeg aan een boer „Waar ga je naar toe?" Weet ik het?" antwoordde de boer barsch. »Beleefder, als je tegen mij spreekt," zei de graaf, »of ik laat je in de gevangenis brengen." »Ziel u wel, dat ik niet weet waar ik naar toe ga hernam de boer. Zekere G., die in de Parehemineriestraat te Parijs eene ruime kamer bewoonde, waar hij nooit iemand ontving, had zich sedert eenige dagen niet vertoond. De vrouw, die den post van concierge vervulde, slaagde er in de deur open te breken en viel van schrik in zwijm toen zij den bewouer dood op zijn bed en vijftien men- schengeraamten aan de zoldering hangen zag. Het verzamelen en in elkaar zetten van deze skeletten bleek sedert lang de eenige bezigheid van den overledene te zijn geweest. De arme con- cierge-vrouw moest naar bed gebragt worden en verviel in ijlende koortsen. Op Vasten-avond. ®Er gaat niets boven een glas wijn I" zeide iemand in een gezelschap, waarin zich ook een beroemd pro fessor bevond. Deze antwoordde: Een flesch heb ik toch nog liever I" Omtrent eene dynamiet-ontploffiug in Langen (Oostenrijk) bij den tunnel in den Arlberg verneemt men, dat de explosie plaats had op bet oogenblik, dat het dynamiet op een slede van het magazijn naar de werkplaats vervoerd werd. De ont- ploffing was het werk van een oogenblik en had de vreeselyk- ste gevolgen. Het paard, dat voor de slede gespannen was, werd in flarden gescheurd terwyl de drie mannen die zich op het voertuig bevonden, als het ware spoorloos verdwenen zyn, daar bijkans geene ligchaamsdeelen terug zijn gevonden. Een hoed, eenige lappen en ledematen, die op grooten afsland weggeslingerd werdenwas alles wat van die menschen overge- bleven was. Alle glasruiten in het dorp zijn gesprongen, evenzoo zijn de houten wanden der keten ingestort, terwijl op som- mige plaatsen de boomen ontworteld zijn. Van de slede, waarop de 80 pond dynamiet opgestapeld lag is niet bet minste spoor meer te ontdekken. Onlangs kwam te Havre met een stoomboot uit Dover een Engelschman aan, die, blykens zijn voornaam uiterlijk zijn keurige kleeding en groote bagage, al den schijn had een man van de wereld te zijn. Hij nam zijn intrek in een der voornaamste hotels, at aan de table d'hOte en knoopte een gesprek aan met een naast hem gezeten heer, die hem ter loops raeSdeelife, dat hij aan het hoofd stond van een del eerste bankiersh^zen in de stad. „0! dat tre?t goed," riep de Engelschman; „dan zoudt gij misschien zoo goed willen zijn met een paar wissels voor mij te disconteeren „Als de papieren van goede huizen zyn met genoegenantwoordde de bankierstond op en verzocht den vreemdeling hem terstond naar zijn kantoor te vergezellen. De wissels bedroegen 20,000 p. st. De bankier bezag ze nauwkeurig, stak ze toen in zijn zak, haalde een pistool te voorschijn, legde die op den vreemdeling aan en riep: gij zijt een schurk, een bedrieger. Men heeft mij bericht, dat gij komen zoudt. De firma Wesley Co. te Londen schreef mij dat gij, haar kassier, het huis 20,000 p. st. in wissels ontstolen hadt, en die waarschijnlijk hier te gelde zoudt maken; ook handelsvrienden in andere havensteden zijn reeds van uw schurkenstreek in kennis gesteld. Ik houd dus de wissels en jaag u, als ge probeert u te verzetten een kogel door bet hoofd". „0ik ben verloren I'* riep de Engelschman met stoicijnsche

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1882 | | pagina 2