1882
Vrijdag26 Mei.
N°. 21
VAN
AAN LANDBOUW, GEMEENTE- EN POLDER-BELANGEN GEWIJD.
Drie-en-Twintigste Jaargang.
Eene Tentoonstelling van Oudheden
Prijs van het Abonnement:
in het Jaar6«
Prijs der ^Advertentien
van 16 regels 75 Cent, elke regel meer 12x/% Cent.
Hoofd-Agenten voor dit Weekblad, te Haarlem:
P. VAN CITTERT ZONEN.
in Haarlemmermeer.
W\«P
II AARLEMMERMEER
Prijs van een enkel Nommer 15 Cent.
AT.T.-B TOEZENDINGEN, REDAKTIE EN U1TGAVE BETREFFENDE
te adresseren aan VAN BONGA C°.te Amsterdam.
UiterHJk Woensdag.)
Groote Letters worden naar hare plaatsruimte berekend.
de Heeren
door P. BOEKEL.
Wij leven in een tijd van tentoonslellingende eene is
niet geslotenof de andere wordt aangekondigdin verschil-
lende werelddeelenlanden, steden en dorpen en even onder-
scheiden als de plaatsen zijn door afstand en belangrijkheid,
even groot is het verschil van het tentoongestelde. In den
regel zijn het voorwerpen en voorstellingen der hedendaagsche
kunstvlijt en kunst, welke in degelijkheid van bewerking, in
sierlijkheid van vorm, in doeltreffender gebruik en door nieuw-
heid van uitvinding, verre te verkiezen zijn boven het vroeger
geleverde. Doch ook, hoewel zeldzamer, hebhen er tentoon-
stellingen van oudheden plaats, welke deze eigenaardige aan-
lokkelijkheid bezitten dat zij dikwijls eeuwen terug op vi'oegere
toestanden van steden en volken in hun maatschappelijk en
geestelijk leven wijzen, waardoor vaak helderder blik in de
geschiedenis kan geslagen worden dan door de best geschrevene
barer bladzijden. Geene plaats, of zij heeft wel het een en
ander uit vorige eeuwen te vertoonen dat met meerdere of
mindere zorgvuldigheid en vereering in bewaring wordt ge-
houdenof te verhalen weet van ingrijpende gebeurtenissen,
waarin zij betrokken was, of, waar de mond der historie
zwijgt, allicht in eenige legends belangstelling weet te winnen.
Om oris te bepalen tot de dorpendie den Haarlemmer
meer omsluiten. Heeft het oude Houtrijk en Polanen, het
tegenwoordige Halfweg, niet zijn deftig, ofschoon vervallen
en ontaard, Zwanenburg? Bezat ook Heemstede niet zijn
adelijk slot, in 1460 gebouwd door heer Jan van Heemstede,
dat prijkte met een sierlijken ronden en vierkanten toren en
waartoe een fraaije steenen brug van zes bogen den toegang
verleende en waarvan enkele overblijfsels thans nog de plek
nanwijzen? VVijst Bennebroek niet op zijne vermeende oudhi id,
als zou de naam afgeleid zijn van Baduhennebroek naar het
bosch Baduhenne, en waren de opgegraven doodkisten van
roodachtigen sleen, met deksels van gelijke kleurin de vorige
eeuw ontdekt, niet het bewijs, dat ook hier de eerste heiden-
scbe bewoners dezer landen zich gevestigd hadden? Is het
Hof van Ilillegom niet een oud Leen van Holland geweest
dat welligt in betrekking stond tot den grafelijken giftbriefden
oudst bekende, door Floris II aan deze plaats geschonken Kan
ook Lisse de plaatsen niet aanwijzen waar in vroegere eeuwen
het Huis te Lisse, later Dever genaamd, en verderop het
Huis te Meerenberg, in 1638 gebouwd, heeft gestaan? Wie
kent niet de bouwvalleo van het Huis Teilingen onder Sassen-
lieimwaar de ongelukkige Jacoba van Beijeren, eeuwen na
het verblijf van den Sakser in deze streekeen deel van haar
veelbewogen leven sleet? Bewaart men ook thans nog niet
in het archief van het nieuwe kerkje in de Kaag den giftbrief,
door eenen boer aan die gemeente geschonken voor zijne redding
uit het ijs van Haarlemmermeer? Gingen uit dat Meer jaar-
lijks niet honderden schepen de Oude Weteriug door, het
Kleine of Brasemermeer in waaraan de plaats een goed deel
van zijnen bloei verschuldigd was en ten behoeve van welke
binnenlandsche scheepvaart eene hoogebouten vuurbaak opge-
richt werd waarvan het nu nog eene aardigheid is de plek aan
te wijzen, waar zij gestaan heeft? Boogt Leiinuiden niet op
oudheiddaar het reed3 vermeld wordt in een verdragbrief
van het jaar 1063 en kon de toren van het oude kerkje,
scheef geworden door het verzakken der fondamenten niet
als zoodanig beschouwd worden? Zou Aalsmeer zijn vroegeren
strijd tegen het Meer vergeten zijn, en hoe het telkens voor
zijnen golfslag terugkromp en daf up den tweeden Pinksterdag,
van het jaar 1767, de eerste plechtige dankdag gehouden
werd omdat op den 19n Maart van dat jaar door de Heeren
Staten het gewichtig besluit genomen was, om de oevers
van het Haarlemmermeer langs Aalsmeer te versterken tegen
de woede der golven? Daardoor imraers wilde het een bewijs
van dankerkentenis geven voor het oog van gansch Nederland
want nu kon het overschot van het dorp en de bezittingen der
ingezetenen onder den Goddelijken zegen beveiligd en bewaard
blijven. Nam Sloten geen deel aan een der kruistochten en
heeft men niet verhaald, dat het hoofd van den heiligen Pankras,
die onder den Bomeinschen keizer Diocletianus den martel-
dood stierf, aldaar bewaard werd?
Zoo heeft ook de Haarlemmermeer, door deze dorpen inge-
slotenzijne oudheden; doch in geheel bijzonderen zin. Staan
zij in nauw verband met de wording van den merkwaardigen
plasop welks bodem door duizenden thans het geluk des levens
genoten wordt, de meesten zjjn van elders aangebracht en niet
op den eigen grond ontstaan. In het vroeger uitgestrekte woud
leefden de beer, de eland en de bosch-os, de Pries en Saxer
zwierven er in roodvernietigd door mensehenhand en natuur-
krachten verving eene opene vlakte hare eeuwenonde stammen
de oorspronkelijke meertjes, vereenigd door afspoeling en uit-
veening, hielden op onbeduidende watertjes te zijn, maar
vverden vergroot tot het welbekende Haarlemmermeer, dat op
z\jne vlakte scheepvaart en scheepstrijd aanschouwde en menig
vaartuig in zijne diepte deed wegzinken. De geschiedenis dezer
landstreek bevat een tydperk van meer dan 18 eeuwen, waar
door het verklaarbaar is, dat de gevondene oudheden eene
zelfde tijdruimte beslaan.
Hooggespannen was de verwachting van vele belangstel-
lenden, toen de hand aan het werk der droogmaking gesla
gen was, omtrent de voorwerpen uit vroeger tijd, die gevon-
den zouden kunnen worden. Ho^hoopte men op overblijfsels
belangrijk voor de geschiedenis, Re zedende beschaving van
het voorgeslacht, welke niet nliiider belangrijk voor de ge
schiedenis van den vaderlandschln bodem konden zijn. Toch
heeft de uitslag niet aan de vRwachting beantwoord. Veel
van hetgeen gevouden werd, is waarschijnlijk niet ter plaatse
gekomenwaar bet gebracht moest worden; maar werd
door de poldergasten zelf aan dezen en genen liefhebber,
wellicht voor al te geringen prijsvan de hand gedaan.
Zonder twijfel is alzoo menig voorwerp het geheele land
door verspreid geraakt. Waren er dan geene maatregelen
genomen door de regeering, of de directie van beheer der
droogmaking, of door letterkundige vereenigingenom water
gevonden werd te verzamelen en. tegen verstrooiing te be-
warenen te zorgen dat men een volledig overzicht over de
ontdekkingen erlangen kon? Laat ons hooren, wat dr. L. J. F.
Janssen hierop ten antwoord geeft.
„In het jaar 1849 werden er door wijlen het Koninklijk
Nederl. Inatituut voor TFetenschappen uit zijne medeleden twee
commissien benoemd, belast om zooveel mogelijk kennis te
nemen van de voorwerpen, die, >^or de vaderlandsche weten-
schap belangrijk, bij de droogmaking van het Haarlemmermeer
aan het licht zouden komen. De eene commissie was van de
afdeeling Natuurkunde," de andere was die voor „Letter-
kunde," De laatstgenoemde bestond uit de heeren A. des
Amorie van der HoeveuJ. van Lennep en L. J. F. Janssen,
en begon hare werkzaamheden met een opwekkende missive
aan de burgemeesters der om den Haarlemmermeer liggende
dorpen. Zij noodigde daarin die heeren beleefdelijk uit, om
haar in de opgenomen taak behulpzaam te zijn, door haar
kennis te geven van hetgeen er in den omtrek bunner gemeente
bekend mocht worden als in de Meer gevonden of opgemerkt
b. v. oud beeldwerk, huisraad, kleedingstukkenversierselen,
wapentuigscheeps- en andere gereedschappenook over
blijfsels van onde wegen, bevloeringenkribbendammen,
puttenenz., ten einde de commissie steeds ten spoedigste
gelegenheid zou kunnen zoeken om die voorwerpen te bezig-
tigen en zezoo ze wetenschappelijke waarde hadden, tegen
mime betaling van de eigenaars over te nemen." „Het is
der commissie geenszins onbekend", zoo vervolgde zij, „dat
de ambtenaren, die bij de droogmaking der Meer als opzigters
zijn aangesteld en nog aangesteld zullen wordeu gehouden
zijn, om al het gevondene aan de directie op te zenden
terwijl het door deze aan het Ministerie van Binnenlandsche
Zaken wordt overgemaakt. Omtrent deze voorwerpen roept de
commissie uwe medewerking niet in, dewijl die van zelve ter
harer kennis gebragt worden; maar de commissie is van
oordeeldat er bij werkzaamheden als de bedoelde zeer veel
aan het oog der ambtenaren ontsnapt, waaromtrent men dan
alleen in de onderscheidene gemeenten soms allleen bij par-
ticulieren, inlichtingen erlangen kan, en deze laatstgenoemde
voorwerpen tegen verstrooiing te bewaren, en er al het rooge-
lijke nut van te trekken voor de weten3chapwordt door haar
bedoeld, als zij zich met aaodrang en vrijmoedigheid tot u
als het hoofd uwer gemeente wendt, uwen invloed en uwe
hulp vraagt, en zich aan u aanbeveelt, om haar die mede-
deelingen te willen geven, die door u doelmatig zullen geacht
worden."
Aanvankelijk werd door het Stedelijk Bestuur van Leiden
een ruim lokaal beschikbaar gesteld tot berging der gevonden
voorwerpen. Doch, gelijk reeds gezegd is, de uitslag voldeed
niet aan de verwachting 1 Wel werden door tusschenkomst van
den hoofdingenieur Beijerinck eenige voorwerpen aan die Com
missie toegezondenwel werd er door den Burgemeester van
Leimuidenden heer J. van Beusekomberigt ingezonden
nopens het vinden van 600 oude muntenbij de Vennep
onder Hillegomgevonden; wel werd door den heer J. J. van
Voorst, te Amsterdam, eigenaar van ongeveer 1200 hectaren
land, bij de bewerking zijner gronden tot voorwaarde gesteld,
dat ieder gevonden voorwerp hem het eerst in koop moest
worden aangeboden en dat hij alsdan boven hunne inhouds-
waarde zou biedenmaar de oogst bleef schraal en beloften
baatten niet. Joden-opkoopers, die den Meer doorkruisten of
de kroegen bezochtente Amsterdam en Haarlemkwamen
in het bezit van velerlei, dat gevonden was.
Toch is de hoeveelheid van gevonden voorwerpen niet onbe-
langrijk te achten en op het voetspoor van dr. Janssen geven
wij liier een overzicht van het verzamelde.
Allereerst wat bijeenvergaard werd door den heer J. H. van
Lennep, van het buitenverblijf Manpad, onder Heemstedeen
later door hem aan den Lande, voor 's Rijks Museum van
Oudheiden ten geschenke gegeven.
Fragment van een wig van thonsteen, gereedschap van do
vroegere bewoners dezer landen.
Een Romeinsch Jcruikjevan wilte pijpaardemet den oor
en twee, denkelijk laat Romeinsche, potten van grauweaarde.
Twee grauwe, hardgebakken poijesMerowingsch of Karlo-
wingseh, naar het schijnt.
Twee gele potjeswaarvan een beschilderd; misschien uit
denzelfden Frankischen tijd.
Een grauwe kan met ddn oor, vermoedelijk uit de 12e eenw.
Twee grauwe kannetjeavermoedelijk uit de 13e en 14e
eeuw.
Een geelbruin versierd of verglaasd kruikjemet een oor t
nit de 13e eeuw of later.
Zes zoogenaamde Jacoba-kannetjesvermoedelijk uit de 15e
eeuw.
Zeventien kannen en kruikenvan onderscheiden vorm ver-
siering, beeldwerk en opschriften, uit del6eeeuw. De beeld-
werken bestaan in bloemwerkenvruchten het gebaardc wilde-
manshoofd op den hals, en medaillons op den bnik die meest
onbekende borstbeelden wapenschilden of kruisen vertoonen;
terwijl op den bnik van ddn het plat-Duitsehe opschrift is
ingedrukt: DRNCVNES GOT NIT VRGST, d. i. „drinkt
und east Gott nicht vergesst". Op eene andere bevindt zich
een Fransch, nog niet met zekerheid ontcijferd opschrift. Ein-
delijk eene (niet zeer oude) tinnen bierkauvoorzien van deksel.
Behalve deze kannen en potten bevinden zich in die ver
zameling nog
1. Een hardgebakken ateen uit de 16e eeuw, versierd met
eeu schild, waarop een klimmende leeuw, gesehraagd door
twee meermanminnen.
2. Twee zittende (tamelijk moderne) krijgsliedenvan pijp
aarde, gekleurd en van ridderorden voorzien.
3. Een groen verglaasd borstbeeldje, voorzien van eene
zotskap.
4. Een merkwaardige herders- of jagthoornin den vorm
eener halve maanvan gele aarde en den einde verglaasd
(middeleeuwsch, naar het schijnt), lang 0.34 el (M.)
6. Een twaalftal kleine tabakapijpen.
6. Een bal of kogel van granietnaar het schijnt; middel-
lijn 6 duim (cM.)
7. Fijf-stviverstukjes van Philips de Schoone.
Verder is in het bezit van dr. N. Beels, door aankoop
daarvan eigenaar geworden onder anderen eene steenen wig
overbiijfsel van de allervroegste vodr-Romeinsche bewoners dezer
landen, en een beschilderd kannetje, nit den Merovingschen
of Karlowingsehen tijd. In Maart van 1854 werden op de
gronden van den baron B. A. van Verschuer gevonden: Twee
groote, ronde eikenhouten bakken, of testen waarvan de grootste
86 d. middellijn en 34 hoogte had; zij waren ruw met een
dissel bewerkt en droegen blijken van hooge oudheid. De
grootste en best bewaarde was aan den rand van twee tenons
voorzien, die tot ooren dienden. Het zijn vermoedelijk melk-
testen waarvoor later metalen en steenen in de plaats kwamen.
De geachte eigenaar heeft er den aan het Museum van Oud
heden geschonken. Ook nog een scheepskanon, denkelijk uit
de 16e eeuw.
Het kan derhalve niet onwaarschijnlijk zijn, dat er in den
eersten tijd der droogmaking en ook later gedurende de be-
bouwing der gronden oudheden van meer of mindere waarde
zijn ontdekt die in handen van particulieren gebleven zijn
en waarvan het zeker is, dat zij in den Haarlemmermeer ge
vonden zyn. Van velen is wellicht de streek nog op te geven,
waar zij ontdekt werden.
Vervolg en Slot in ons volgend nummer.)
De verordeniDg tot hefflng van vergunningsregt voor het
verkoopen van Sterken Drank in het klein alhier, is door
Z. M. den Koning goedgekeurd.
Den 22 Mei, 's avonds omstreeks 10 ure, is afgebrand
het huis van en bewoond door Antonie Duister, Hoofdweg