WEEKBLAD VAN HAARLEMMERMEER.
NIETJWS- en ADVERTENTIEBLAD.
Tot een achttal wijzingen in de .statuten werd
ten slotte met algemeene stemmen besloten
De v. ro 'op uiteen.
1884
keerf over het oogstjaar
nd uit van 25 pet.
ran 20 dezer is aan den
heer J Gr, F. Fiedel. laatstelijk resident van
Arab?*'-' ve nniii rleend tot aanneming van
het onde ii steeken van ridder der 2de klase
van de orde van 8>t. Stanislas, hem doot den
keizer van Ruslan 1 geschonken.
Naar de ffaarl. Ct. verneemt, is de heer R D.
M. Verbeek de sehrijver van Krnbttau, mijn-inge
nieur in Ned -Indie door de Universiteit te Bres-lau
benoemd tot dokter honoris causa, in t bijzonder
vvegens zijn verdiensten voor de geologist-he be-
sehrijving van Sumatra's Westkust. Bij de toeken-
ning van dit eerebewijs was Verbeek's geschrift
Krdkatau te Breslau nog niet bekend.
KERKELIJKE BERICHTEN.
LANDBOUW.
Boomen.
Hetzelfde is het geval in verloren hoeken, langs muren,
in 6en woord overal waar men dekking behoeft.
Bemaling'speil in- Amstelland.
Bij Krasnapolsky werd eene druk bezochte vergadering
gehouden van poldevbesturen van Amstelland, ten einde bet
voor en tegen van het. te wachten voorstel tot het veranderen
van 't bemalingspeil te bespreken.
De vergadering was belegd door het bestuur van den Mid-
delpolder, dat daartoe tot de polderbesturen in Amstelland
een rondzendbrief had gericht waarin o. a. het volgende
werd gezegd:
Het bestuur van den Middelpolder ontving een schrijven
van heeren dijkgraaf en. hoogheemraden van Amstelland, in
dato 30 Nov. 1885, waarbij het gevoelen vrn ons bestuur
wordt gevraagd omtrent eene beperking van de vrije uitmaling
op den Amstel, zoodra het water in Amstellands boezem een
stand van" 0.10 A. P. heeft bereikt.
Uit boven aangehaald schrijven blijkt dat Dijkgraaf en
Hoogheemraden zich tot het maken vgm een heur, die de
vrije uitmaling beperkt, bevoegd rekenen, en dat op grond
van art. 61 van ^genoemd reglement van Amstelland, dd. 22
Jan. 1872 {StJcl. no. 7.)
Het bestuur van den Mid polder verschilt in de opvatting,
alsofart. 61 van s iorm I reglement vrijheid zou geven om
de uitmalin op den bnezem bij een Amstelpeil van 0.10
A. P. te hep rken, en acht he' 't in leven roepen van een keur,
waardoor een gr ot de 1 va Amstelland jaarlijk eenige malen
met. underwatervallii bt Ir 1 wordt, in hooge mate scha-
deti]k voor net aure'tteen TSbImh «u lljiirt-chc in strijd met den
geest in de geschiedenis van het reglement.
Het bestuur wenscht te vragen
lo, Geeft artikel 61 van Amstellands reglement vrijheid
om het uitmalen op den boezem te verbieden, zoodra het
Amstelwater 0.10 A. P. staat;
<Jo. Zelfs al neemt men dit aan, is het dan gewenscht
om de polders met het waterbezwaar te belasten bij een Am-
stelpijl van 0.10 A. P.;
3o. terwijl art. 60 van het reglement zegt
//tot die zorg behoorta. enz.
e. de zorg voor de outlasting van den boezem ten einde
aan alle waterschappen geleg°nheid tot vrije eu onbeperkte
uitmaling te verschaffen
Bij het bestuur rijst de vraag, of het niet gewenscht zou
zijn om bij het bestuur vnn Amstelland aan te dringen, dat
de waterloozing van Amstellands boezem zoodanig geregeld
worde, dat die vrije ev onbeperlde uitmaling beter en zekerder
dan thans, steeds zonder belemmering plaats kan hebben.
De heer Hera an P. Bultman, bestuurslid van den Middel
polder, die als voorzitter de vergadering leidde, zette bij hare
opening uiteen, dat bij den laatsten waterstand de polders
inderdaad in gevaar waren geweest, wat hij weet aan het
niet nakomen der verplichtingen van het Rijk, dat het water
in het Noordzeekauaal niet onder A. P. 0. 50 houdt. En
dit gevaar, meende hij, zal nog grooter worden, wanneer het
Merwedekanaal eenmaal tot stand is gekoinen. De conclusie
van den heer Bultman was, dat er vooralsnog geen omstandig-
hedeti zijn die wettigen dat de bepalingen van het art. 61
worden nagevolgd. Hij wenschte evenwel de vergadering
niet aan een besluit te binden doch stelde voor, de zaak
eenvoudig te bespreken.
Hierover ontstond eene gedachtenwisseling, waarbij de heer
Gosschalk als zijne meening uitsprak, dat het vaststellen
van een maalpail niet wenschelijk is en aandrong op
een practisch resnltaat dezer vergadering, waarom hij
voorstelde aan het bestuur an Amstelland te doen weten,
hoe men deze zaak .;ejc. Id wenschte te zien. Algemeen
bleek men trouwens n vast.stelling van een peil, zoodat
de heer Bultman meende, dat geerr stemming over het eerste
punt ter behandeling van den rondzendbrief' noodig was.
Punt 2 van dit. schrijven was hierdoor tevens beant.woord,
zoodat men overging tot punt 3.
Hierbij wees de heer Bultman op de bepalingen der consessie
- van 1862, i. z. het Noordzeekauaal, en wenschte hij bij het
gouvernement aan te dringen op handhaving daarvan, zoodat
het water uit dit kanaal op een behoorhjk peil blijft,
Spreker rekende in deze op de medewerking der hoofdstad,
omdat ook zij belang heeft bij een goed waterpeil in A mstelland
Zij heeft in den laatsten tijd Amstelland geholpen. De heer
Bultman stelde dus voor: lo. Amstelland te vragen, dat
het aandringe op handhaving van het peil op het Noordzee
kauaal: 2o. het bestuur van Amstelland te steunen, waar
het de vrije/uitwatering op het Merwedekanaal zal eischen
3o. Met bestuur van Amstelland uit te noodigen tot een
minnelijke schtkking met Amsterdam te komen, om Amstel
land te helpen. Een mo'ie in dien geest, luidemle als volgt
//Ingelanden van Amstelland, bijeengekomen op den 21 Decem
ber 1885, ter werga'dering door den Middelpolder bijeengeroepen
geeft aan het bestuur van Amstelland te kennen dat zij,
waardeerende wat door dijkgraaf en heemraden ter bevordering
van Amstellands belangen gedaan wordt, het wenschelijk
achten
lo. dat er geen maalpeil kome;
2o. dai Amstelland ernstig en krachtig bij de Hooge
Regeering aandringe, om het peil op het Noord/.ee kanaal
te handhaven; verder om de werkz iamheden aan het Merwede
kanaal zoodanig te doen plaats vinden, dat Amstellands
belangen daardoor niet geschaad worden.
3o. eene schikking met Amsterdam te treffen om in gevallen
van hoogen waterstand Amstellands boezem op peil te houden".
Deze motie werd met algemeene stemmen aangenomen.
Onder dankbetuiging van den Heer Bultman aan de zeer
talrijke aanwezigen voor hunne belangstelling en van den
heer Gosschalk aan den Heer Bultman als bestuurslid van
den Middelpolder voor zijn optreden in deze zaak werd
de vergadering gesloten.
Beroepente Oostrum c. a. J. Osinga te Idsegahuizen en
Piaamte Wieden. K. Havinga te Zwartsluiste Nieuw-
Vennep, Ruijsch van Dongen te Wemeldingen; te Peins en
Zweins, L. van Giffen te Poerwerd (Gron.); te Harlingen
J. C. de Mol Moncourt, te Vriezenveen; te Losser J. A.
Nijenhuis, te Etersheim en Sehardam; te Schoonoord 3. Zui-
dema te Hoornsterzwaag; te Elhurg (vacature Eiikman) de
heer J. H. Gezelschap. predikant te Aksel (Zeeland); te
Opheusden D. M. Boonstra pred. te Benkum; te Dussen
J. Ossewaarde, te Dec.men, Gansooen cn Genderenit Wil
ls- soord t 1 Reijers, eand. te Hekendorp; te Rotterdam,
W. v. d. Berg, te Yoorthuijzen, te, Harderwijk, J. A. van
Heijr' igen, te s'-Gravendeel,
Aangenomen: Naar Sliedrecht door C. M. Van Oosterzee
te Heukelomnaar Hemelutn door S. H. A. Begeman, te
Obergum naar Nieuw-Vennep, door G. J1 L. Ruijsch van
Dugteren, Wemeldinge (Zeeland).
BedanktVoor Kolharn, door Z. 1. Reijers, cand. te He
kendorp; voor Nieuweschans, door W. Visser te Ommelan-
clerwiJlTj voor 8clici murln>i n, iloor A. J. Mdpi burg Snaron-
burg te Heunen; voor Nijenga c. a. door J. Osinga te I Ise-
gahuizen en Piaamvoor Bovensmilde door F. Hopster, te
Welsum, (classis Deventer); voor Ter Aar door J. A. van
Boven, te Oost- en West-S ouburgvoor Oldeboorn door E.
C. Gravemeijer, te Oosthem, Abhega en Folsgarevoor Zegve Id
door P. Bartstra, te Wassenaar; voor Horsen door G. v.
Kempen, te Bruinisse; voor Won* c. a. door G. Vlug, te
Nijkerk; voor 's-Heer- Hendrikskinderen en Wissekerke,
Lopik en Cubaard, en Berg-Ambacht door G. Klaarhamer,
te Montfoort.
Is het geen opmerkelijk verschijnsel, dat er zoo weinig
werk gemaakt wordt van de cultuur van fraaie, goed, normaal
ontwikkelde boomen
Menigeen, die een tuin, zelfs een grooten tuin heeft, benijdt
anderen hun plantenkassen, waarin ze kloeke planten kunnen
kweeken, en ze vergeten dat ze zelfeen middel bij uitnemend-
heid hebben voor de, cultuur van fraaie planten.
Groeit toch een in den open grond staande jonge boom
niet spoediger, fraaier en kloeker op, dan een in potofkuip
gekweekte plant in een kas
Ze stoppen hun tuin vol met een allerlei, of vullen alleen
de hoeken, dekken schuttingen en rauren, en maken niet
zelden van de rest een lappendeken van bloemen, waarvan
ze slechts gedurende de zomermaandeu genot hebben, maar
die in de lente ontbreken en er in den herfst verarmd uitzien.
En zoowel herfst als lente kunnen, bij een goede keuze
van boomen en heesters, aan een tuin zulk een fraai voorkomen
geven, even zoo zeer verschillend van dat van den zomer als
verschillend onderling.
Intusschen, men hoort spreken van prachtige exemplaren
ven Oranjeboomen, Laurieren, Pbormiums, van Pal men en
andere, vaak moeilijk te kweeken tropische planten, maar
als men van inooie boomen ,ho.ori is dat uitzondering.
Dit komt omdat de werketijke mooie boomen zelf betrek-
kelijk uifzonderingen moeten genoemd worden.
En toch kon men ze vinden bij honderden, kon men ze
hebben overal, als men het ernstig wilde.
Ik ben een groot liefhebber van mooie boomen, maar ik
sta hierin niet alleen en ik heb het geluk in dit opzicht
geen uitzondering op den regel te zijn.
De meeste menschen, 't zij ze zich meer bepaald met plan-
ten bezig houden of niet, zijn liefhebbers van mooie boomen,
en dat kan niet anders, want een mooie boom imponeert,
maakt indruk. Hij is een stukje natuur en wel een zeer
karakteristiek stukje, dat sterker spreekt tct onze ztel dan
trienig groot gt.uk. m
We moeten elkander ecliter goed begrijpen, en wel wat
we door mooie boomen verstaan.
Een gezonde, krachtige boom, die niet bepaald misvormd
is, is altijd mooimaar zoo meen ik het met. Ik hedoel
boomen die zich geheel vrij konden ontwikkelen, die door
niets in hun normalen uroei gestoord werdi-n, waar-ian weinig,
of liever nou, in 't geheel met gehakt of gesnoeid werd, die
lucht en licht hebben aan alle zij len. en dns, als ze een
zekeren Miderdom bereikt hebben, de zuivere uitdrukking zijn
van het ksrakter der soorten, die ze vertegenwoordigen..
Niet Alle boomen worden mooie boomen; 't lijkt er zelfs
niet naar, maar er zijn er, van welke men het niet vermoedt
die, als men ze toevallisj eens in hun voile ontwikkeling ziet, in
niet geringe mate de verwondering wekken van kenner zoowel
als van leek.
En 'tis toch maar een Populier, een Iep of een Linde
Hoe toch komt het, dat men de boomen zoo zeldzaam
in de gelegenheid stelt tot hun recht te knmen?
In de eerste plaats zal wel a's oorzaak hicrvan genoemd
moeten worden een ei^enschap, een zwakheid of hoe wil men
dat ik het zal noemen, die ons alien in meerdere of mindere
mate kenmerkt, namelijk om alleen aan dattnme bijzundere
waarde te hecht.en, wat men slechts met moeite kan verkrijaeil,
en daarentegen dat, wat onder elks bereik ligt, waardel os
te achten, het volkomen te veronachtzamen, zonder dat wij
er zelfs aan denken ons af te vragen of dat wel b llijk is,
en of wij ons zelven door die partijdigheid niet wellicbt veel
genot ontzeggen.
Een andere reden, in dit geval wellicht de meest afdoende,
ligt hierin, dat. men in den regel hier een spreekwoordelijk
aezeade, in eeniaszins gewijzigden zin in toepassing brengt.
Het is de meesten om het bosch te doen en niet om de
boomen.
Men gebruikt ze als decoratie-materiaal, om aan een tuin
of buitenplaats een behagelijk karakter te geven; ze moeten
dienen als onderdeelen van het geheel, waarbij alleen de
schoonheid van dit laatste den doorslag geeft.
Schatte men de boomen afzonderlijk op hun wpzenlijke
waarde, het geheel zou er gewis nog veel schooner door
worutlt-
Een boom moel ruim'e hebben om zich goed ff-'—
ontwikkelen; dit is het, rvat men gewoonlijk uit hit oog
verliest, en zoo men er al eens aan tienfifl?!T! wor4t, dan
vindt men het zonde en jammer om zooveel ruimte a oran
kelijk leeg te laten.
Dit is het groote euvel bij de meeste nieuwe aanplantingen
want het is vooral bij nieuwe aanplaintingen, dat men het er op
toe moet leggen, om de boomen die men phint zoo te plaatsen,
dat ze vinden wat ze behoeven.
Hiermede zijn echter gewoonlijk twee belangen in strijd.
De ontwerper van een plan, het zij voor een tuin of een
buitenplaats, is in vele gevallen leverancier tevens van bet
benoodigde p'antsoen, hetzij hij dit zelf kwei-kt, of het bij
anderen koopt, en het zou al heel kinderachtig zijn er dezen
een grief van te maken, dat hij gaarne zoo veel mogelijk
levert.
Dit zou ik in zijn geval ook doen, en gij, lezer zoudt niet
anders handelen.
En het is te meer te billijken, omdat, handelde hii anders
wilde hij planten gelijk het. behoort, d. w. z. met het oog
op de toekomst, de eigenaar daar geen vrede mee zou hebben.
Dit is dan ook de tweede reden, waarom gawoonlijk te
dicht wordt geplant, en juist het dichte planten is oorzaak
van de gebrekkige ontwikkeling der boomen.
Men wil uiterlijk in het tweede jaar, kon het zijn reeds
in den eergtvolgenden zomer, de voor boomen en heesters
bestemde perken dicht hebben, liefst zoo dat men er niet
doorheen kan zien; dit maakt, een aanleg fraai; geeft ver-
rassende gezic'ntspunten, enfin, het behoort zoo.
Ik heb daar hoegenaarad niets tegen. Dichte boschjes
zijn noodzakelijk, ze doen de lichte plekken beter uitkomen
als licht en schaduw elkaar behoorlijk afwisselen, zal de
indruk van het geheel die zijn welke men verlangt.
Als zulke boschjes goed gesloten zijn, mogen er maar
enkele soms zelfs geen enkele boomen of heesters in
staan, die op zich zelf iets beteekenen, dat doet er niets toe;
hier zijn ze werkelijk onderdeelen, op zich zelven van luttel
waarde, maar die eerst beteekenis krijgen als ze goed in
elkaar passen en sluiten.
't Is dikwijls jammer van de mooie jonge boomen, die
daaraan moeten opgeofferd worden, wijl men zeker weet dat
hun individuelen schoonheid na weinige jaren verloren zal
zijn, maar het kan niet anders.
In kleine tuinen is langs de kanten (immers als de muren
of schuttingen niet voor vruchtbooraen bestemd zijn) eenigs-
zins dichte planting noodzakelijk. Op grootere terreinen zijn
hier en daar dicht geplante perken zeer wenschelijk, dit alles
zal niemand tegenspreken, en ik allerminst.
Maar nu verder.
In kleine tuinen blijft een min of meer uitgestrekte
middenruimte over.
Die daar beschaduwde paden wenscht, wil geen tuin. Dit
gedeelte moet open blijven. Men letrge er een paar gras-
perken in met enkele bloemvakjes en, als de ruimte niet al
te klein is, een vak met laag blijvende heesters.