RECHTZAKEN. LANDROUW. WEEKBLAD VAN HAARLEMMERMEER. NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD. YVenken tegen het gebruik van vuil giet- water In de plantenkasscn. dat voor een speciaal doel of voor een bepaalde firma de waarde veel grooter is geworden, maar de algemeene handelswaarde zeer is verminderd. Het is dus noodig in de bepalingen op dit punt wijziging to brengen. De beffing naar de waarde o-eheel door een ander stelselbeffing naar het gewicht te veranderen, zou ook weer groote bezwa- ren na zicb slepen, en daarom ligt het in de be- doeling, van de verschillende artikels, die ingevoerd worden, officieele prijscouranten te vervaardigen en de hoffing te doen geschieden naar den daarop voorkomenden prijs. In andere landen, en ook in onze kolonien, heeft men tot het middel der offi cieele prijscouranten reede sinds lang zijn toevlucht genomen. m*m Tegen heden te elf uur zijn de schuldeischers van de Commanditaire Yennootschap Lens StBergsma opgeroepen, om door de rechtbank alhier te worden gehoord over het verzoek om provisioneele surse- ance van betaling. De balans door de directie der vennootschap overgelegd schat het actief op bijna 9 millioen, de schuhlen op ongeveer 51/s millioen, zoo- dat zij een batig saldo aanwijst van S1/^ miilioen onge veer, waarvan 3 millioen aan aandeelen. Als „on- voorziene rampen", op grond van welke de sur- seance wordt aangevraagd, worden in het verzoek- schrift o. a. vermeld de moeilijkheden, waarin de Indische cultuurondernemingen verkeeren, en de bezwaren, welke de Vennootschap heeft ondervonden tegenover debiteuren, die in gebreke zijn gebleven. Daar de besturende vennooten hoofdelijk aanspra- kelijk zijn, hebben zij ook de balansen van hun eigen vermogens overgelegd. AlgHdbl.) Den 24sten October jl. was er harddraverij in de gemeente Noordwijkerhout. De commissie van regeling en beoordeeling werd gevormd door bijna al wat dit plaatsje aan notabelen telt, en onder deze de landbouwer H. 't Liep zoowat tegen het laatst. Dan stijgt de nieuwsgierigheid welke van de overgebleven dravers zal winnen, ten toppunt. In deze oogenblikken van spanning roept eensklaps uit de menigte kijkers een stem //De zwarte is een half hoofd voor! Juist had de seinpaal den viervoetigen over- winnaar aangewezen of het jurylid II. begeeft zich van de tribune naar den man, die, naar zijn oordeel, zoo onbescheiden was de jury in de war te brengen en grijpt hern bij de borst, zeggende: Je hebt hier (de standplaats der jury) niets te zeggen. De kwajongens en het volk van baau houden, dat is jou werk De man, die eigener autoriteit aan hat zwarte paard den palm der overwinning had toege- wezen en zooeven door het in zijn ambtswaar- digheid gekrenkte jurylid was beetgepakt, was gemeente-veldwachter. Deze meende op zijne beurt, dat het commissielid, die volgens zijne opgave hem driemaal dooreengeschud en eenige stompen toegediend had, zich tegen een ambtenaar der politie had verzet en maakte deswege procesverbaal op, waarvan de rechtbank te 's-Gravenhage deze week kennis nam. De rechtbank maakte den veldwachter wel opmerzaam, dat hij eigenlijk in de werkzaam- heden der jury was getreden, waarmede hij niets te maken had, maar hij dacht. daardoor niets misdaan te hebben. Het lid der jury erkende dat hij den veld wachter bij de kraag had gevathij deed dit echter met de bedoeling om hem te beduiden, dat hij in de beoordeeling van den uitslag niets te zeggen had en alleen de jongens uit de baan moest houden. In de meenig, dat hij ook gestompt was deelde de vedlwachter alleen zelf. Geen der getuigen had dat gezien, Wel daarentegen be- vestigdeu eenigen de verklaring van den be- klaagde, dat deze door den veldwachter voor lor en smeerlap was uitgescholden. Ondervraagd omtrent het karakter van den veldwachter en het jurylid, antwoordde een ge- tuige: ik zou zeggen, ze zijn allebei driftig. Het 0. M. meende toch, dat de bekl. zich aan geweldadigheid tegen een politiebeambte had schuldig gemaakt en vroeg 3 dagen cel. Bij vonnis van Donderdag legde de recht bank het ontftemde commissielid de rninste vrij- heidsstjaf, die van een dag eel op. Wij hebben reeds vroeger melding gemaakt van de zaak van V. B. en de weduwe N. uit Rotterdam, welke den 28en Januari voor het gerechtshof te 's-Gravenhage zal worden behan- deld. Wij vernemen daaromtrent nog da vol- gende bijzonderhedenDe overledene Y. P., die overigens zeer goed met vrouw en zoon leefde, heeft in de kermisweek tengevolge van eenige huiselijk ongenoegen zijne waning te Rotterdam verlaten, al het geld dat hij toen had en op ongeveer f 1200 wordt geschat, medenemende. Zijne huisgenooten vermoedden dat hij zich, hetzij naar Belgie had begeven, om leder in te koo- pen. Dit was evenwel niet het geval. Hij heeft zich een dag in een paar kroegen of koffiehuizen te Rotterdam vertoond en daar meer dan gewoonlijk gedronken, zoodat de eigenaares, door anderen er op opmerkzaam gemaakt dat hij bankpapier en goud geld bij zich had, hem niet heeft laten vertrekken, voordat hij in hare woning zijne roes had uitgeslapen. Den vol- genden dag gelijke levenswijze. Toen ontmoette hij in een herberg den besehuldi_rde V. B., die met hem dat huis verliet terwijl hij in beschon- ken toestand verkeerde en daarna allerlei vreemd- soortige rijtoeren met hem maakte. Eindelijk wilde men hem onder de viaduct zetten hetgeen evenwel de verontwaardiging van enkele toe- schouwers opwekte, zoodat de beschuldigde V. B. hem in de kroeg van de tweede besch., de wed. N., binnenbracht, waar hij op een boven- kamer, gehuurd door de daarin wonende vrouw M. K., werd gelegd. Of hij toen reeds over- leden was, schijnt niet te blijxen. Hij werd daarna weder naar beneden gebracht in de ge- lagkamer, daar ontnam hem de eerste besch. een bankbiljet van f 300, dat hij ter inwisse- ling had gegeven aan de reeds genoemde vrouw M. K. Deze kwam met bankbiljetten en geld terug, gaf die aan den eersten besch. die ze vervolgens op toonbank voor de 2e besch. neder- legde. Daarbij waren tegenwoordig de mede aldaar inwonende vrouw B. en de twee koetsiers V. A. en V., die om het geld van de rijtoertjes kwamen vragen. Daarop heeft de eerste besch. met de twee vrouwen B. en K. een geruimen tijd door de stad rondgereden. Kort daarop werd door de nachtpolitie het lijk van V. P. onder het viaduct gevonden zon- der dat eenige noemenswaardige geldswaarde bij hem werd aangetroffen. Ook zijn gouden hor- loge met ketting en ring waren verdwenen. Het lijk is vervolgens in- en uitwendig ge- schouwd en de deskundigen hebben geconsta- teerd een natuurlijken dood. In denzelfden nacht zou de tweede besch. op de kamer gekomen zijn waar de vrouw M. K. sliep en aldaar uit een bloempot hebben weggehaald de inmiddels daar verstopte bankbiljetten, welke zij daarna op een andere plants in hare woning verborg, waar zij echter, bij huiszoeking, door de politie niet zijn gevonden. Ook zou uit soramige ge- sprekken en uitlatingen der tweede besch. ge- bleken zijn, dat zij den medeplichtige van den eersten is geweest. Op die gronden worden zij beschuldigd, de eerste van diefstal bij nacht in een bewoond huis en de tweede van medeplich- tigheid aan den diefstal. Naar men verneemt is aan de beide besch. als verdediger toegevoegd mr. T. J. J. Van Uije Pieterse. Het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft Don derdag den sjouwer D. A. P., die in den laten avond van 31 Oct. jl. uit het Hotel Maassen een koffer wegnatn, dien openbrak en zich den inhoud er van toeeigende, wegens diefstal met binnenbraak veroordeeld tot 18 maanden cor- rectioneele gevangenisstraf. Onder beschuldiging van diefstal bij nacht in een bewoond huis, tweemalen gepleegd, stond hierna voor het Hof terecht P. L. R. De T., oud 35 jaren en van beroep schrijver, laatst wonende te 's-Granenhage. Deze persoon bekende, dat hij, na in het begin van November uit de ge- vangenis te Gorinchem te zijn ontslagen, vruch- telooze pogingen had aangewend om in zijn onderhoud te voorzien. Hij was ten einde raad, toen hij in den avond van 22 Nov. jl. uit de woning van den majoor S. in de Sophialaan een wandelstok en kort daarna uit de woning van jhr. mr. D. I. B. C. in de Parkstraat eene parapluie wegnam. Bij het eerste feit werd hij dadelijk door den heer S. gesnapt. die hem echter toen hij het gestolene had teruggegeven, ongemoeid liet vertrekken, waarna hij het tweede feit bedreef. Adv. gen. mr. Bijleveld vroeg de veroordee- ling van besch. tot 1 jaar celstraf. Zijn verdediger mr. J. Hanekuik wees op de armoede en het gebrek waarin zijn client ver keerde en hoopte op de toepassing eener zeer geringe straf. Vervolgens stond terecht de persoon van W. O., wever, wonende te Almeloo. Hij was door den militairen rechter veroordeeld tot 2 jaren celstraf en bevond zich in den avond van 16 Sept. jl. tot het ondergaan van die straf in de cellulaire gevangenis te Rotterdam, in eel B. 32. Nadat in genoemden avond een bewaarder der gevangenis de koffie had rondgediend, be- merkte hij dat in de eel waarin beschuldigde verblijf hield en hij werkzaam was met het zoomen van cocosmatten, brand was ontstaan. Bij ope ning van de eel sloegen de vlammen naar buiten, die evenwel spoedig door middel van emmers water en de werking van een extincteur werden gebluscht. De beschuldige bekende terstond dat hij den brand had gesticht door het doen ont- vlammen van een bosje cocosgaren, met de be doeling om door den brand verwarring te doen ontstaan en dan gelegenheid te kunnen hebben om te ontvluchten. Deze bekentenis later nog meermalen herhaald werd heden door hem ge- deeltelijk teruggenomen. Hij had den brand thans niet gesticht om te kunnen ontvluchten, maar daar hij niet tegen de eenzame opsluiting kon, had hij gehoopt op eene verandering van zijn straf. Adv.-gen. mr. Bijleveld was van oordeel dat de opzettelijke brandstichting in stoffen derwijze geplaatst, dat de brand tot het gebouw kon overslaan, zonder dat daardoor menschenlevens in gevaar waren gebracht, voldoende was be- wezen en eischte eene veroordeeling van besch. tot 3 jaren gevangenisstraf. Mr. Hanekuik, die ook voor dezen besch. als verdediger optrad, beval, na het Hof op en kele verzachtende omstandigheden te hebben ge- wezen, zijn client in 's Hofs uiterste cle- mentie aan. Aanst. Donderdag 3 uur zal in beide zaken het Hof uitspraak doen. De Slaalscourant bevat het volgend overzicht aangaande den oogst van 1885 in Zeeland: Beter dan in 1884 waren in opbrengst van graan en stroo de haver en het koolzaad. Het hoofdgewas in deze provincie de tarwe leverde dit jaar minstens even goede uitkomsten stroo gaf het zelfs nog iets meer dan in het vorig jaar, zoodat de uitkomst van dit laatste nog is meegevallen. De rogge was in opbrengst vrij gelijk aan die van 1884. De winter-, doch vooral de zomergerst, leverde daarentegen een minder goede uitkomst op. De rogge, die wat dun te veld stond, is niet meegevallen, de win- tergerst echter gaf hetgeen men er van ver- wachtte. De haver heeft in den laatsten tijd van haar groei nog veel ingehaald, zoodat de uitkomst tamelijk goed is geweest. In het alge- meen kan men zeggen, dat de wintergewassen onder gunstige omstandigheden zijn uitgezaaid, terwijl ook de winter den gewassen voordeelig was. Ook het voorjaar liet eene nitmuntende grondbewerking toe, terwijl het zaaieu en poten onder de beste omstandigheden verricht werden. De zomer was evenwel te lang droog, waardoor vele gewassen niet tot hun recht konden komen. De peulvruchten gaven niet wat er van ver- wacht moch worden; de stamboonen, witte en bruine, waren nog het best en gaven iets meer dan een middelmatige opbrengst. Niet alleen dat genoemde gewassen door de aanhoudende droogte hebben geleden, maar de veldboonen en erwten werden bovendien duchtig door de luizen geteisterd; dientengevolge zijn de boonen in vele gemeenten geheel, de erwten als nage- noeg mislukt te beschouwen. De zaadteelt heeft mede veel door droogte geleden, doch ook forsche wind heeft hieraan nadeel toegebracht. De regen in Juni, gepaard met harden wind, heeft in vele gemeenten groote schade veroorzaakt, inzonderheid echter aan de goed beladen wintergewassen. Voor de knol— en voedergew assen was het weder mede veel te droog, hoezeer deze gewassen evenals de klaver- en de graslanden nog veel van de geleden na- deelen hebben ingehaald. De suikerbieten hebben zich echter niet kunnen herstellen en was daar- van de opbrengst beneden het middehnatige. Hooi is er in voldoende hoeveelheid en van beste qualiteit gewonnen; de tweede snede van de klaver is evenwel door het regenachtige weder slecht gewonnen, waardoor het klaverzaad slecht gelukt is. In sommige gemeenten is weder groote schade door hagel veroorzaakt, vooral St. Kruis en Schoondijke schijnen op 8 Juni in erge mate geteisterd te zijn. In laatst- genoemde gemeente is het vlas er geheel door vernietigd, ook de garst en haver leden, hoe zeer in veel minder mate. De minister van staat, minister van binnen- landsche zaken; overwegende, dat in het spoeling- district de longziekte onder het rundvee geheel geweken is en gelet, op art. 1 van Zijner Majesteits besluit van 17 Augustus 1878 Staatsblad no. 128) heeft goedgevondenmet ingang van 16 Januari e. k., in te trekken zijne beschikking van 15 April 1884, waarbij het aangehaald Kuninklijk besluit is toegepast in dat gedeelte van de provincie Znid-Holland, hetwelk de vol- gende gemeenten of gedeelten van gemeenten omvat het gedeelte van de gemeente Ketel van het punt alwaar de poldervaart zich in de nabijheid van den Kandelaar met de Delftsche Schie ver- eenigt, langs de poldervaart tot aan de steenen brug, langs den zuidoostelijken berm van den Ketelweg tot aan het Spieringerbosch, verder langs de noordelijke eu westelijke grenzeu van Schiedam en langs de zuidelijke grenzen van Schiedam en van Delftsha\en tot het punt waar de grenzen van Delfshaven en Rotterdam aan de Maas bijeenkomen. Van hier langs de oost- zijde van het Park tot aan den Bonten Paal, van den Bonten Paal langs de zuidzijde van den Westzeedijk door het water van den Schiedam- schen Singel en Coolsingel tot de Deltfsche Yaart, vervolgens langs de Delfsche Yaart, het Stokvischwater, door het water aan de Vest tot aan het Hofplein, verder door de Rotte tot en met de Waag, langs de huizenrij van het Stooveer, langs de huizenrij ten noorden van het llofplein, langs de huizenrij vau de Schie, oostzijde, tot aan de Heulbrug, verder langs de Rotterdamsche Schie, voorbij de Schans tot aan den Kleinpoldermolen, langs de molen- sloot tot aan den straatweg tusschen Overschie en Rotterdam, laugs eu met inbegrip van den straatweg tot aan het Horewegje, langs en met inbegrip van het Horewegje tot aan den noor- delijken berm van de Delftshavensche Schiekade, langs dien berm tot aan de Schiedamsche Schie en langs de Schiedamsche Schie en Delftsche Schie tot het punt waar deze laatste zich met de Poldervaart vereenigt. Over bovenstaand onderwerp schrijft de heer S. Moot in Sempervirens het vo'gende: Allengs is men vrij algemeen, alhoewel niet zonder strijd eu die is vooral in Nederland op elk gebied zeer gemakkelijk uit te lokken, tot de overtuiging gekomen, dat het de voorkeur verdient om in de plantenkasten en zeker niet minder bij de groenten-broeierij, tot het begieten der planten water te bezigen, waarvan de tem- peratuur zooveel mogelijk overeenkomt met die

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1886 | | pagina 3