H A A R LEMME R MEE R.
NIEUWS- EN ADYERTENTIEBLAD.
Bjj ill limner tehoort eeii Bijvoepel.
FEUILLETON.
27e Jaargang No. 16.
Zaterdag 17 April 1886.
VAN
Aan Landbouw, Gemeente- en Polder-Belangen gewijd.
PLAATSELIJKE BERICHTEN.
DE BEELDHOUWER
Abonnementsprijs
Prigs der Advertentien
J. II. de lU'SSY, Ilokin 60, Amsterdam.
WEE
BEAD
ALLE TOEZENDINGEN, REDACTIE EN UITGAVE BETREFEENDE
Per jaar, met Bijvoegsel franco per post.
6.
te adresseeren aan den Uitgever
van 1- -6 regels 75 Cent, elken regel meer 121/j Cent.
zonder Bijvoegsel
3.
Enkele Nommers 15 Cent.
Hoofd-Agent: P. VAN C1TTERT ZONEN, te Haarlem.
Groote Letters naar plaatsruimte.
Abonnementen en advertentien worden aangenomen door alle boekhandelarenpostkantoren, brievengaarders en postboden.
Met Mei a. s. zal de beschrijving plaats
hebhen voor de belasting op de Honden.
De beschrijving geschiedt nu volgens de nieuwe
verordening slechts eenmaal per jaar.
Mocht men dus nog Honden willen opruimen
dan dient zulks voor 1 Mei plaats te hebben.
Het komt ons niet ondiejistig voor de nieuwe
verordening ter kennisneming hieronder te
plaatsen.
Burgemeester
en Wethouders van Haarlem-
te weten dat door den Raad
zijne vergadering van den
is vastgesteld, hetgeen volgt
mermeer, doen
dier Gemeente in
26 Februari 885
30 April 1885
1. De Raad der Gemeente Haarleramermeer
heeft besloten:
Art. 1.
Er zal te rekenen van den 1 Januari 1886,
in de Gemeente Haarlemmermeer worden gehe-
ven, eene belasting op de Honden in de ge
meente gehouden wordende, ten bedrage van
le Klasse f 2.voor elken hond gebezigd
wordende tot eenig jaChtbedrijf, Hiervan zijn
uitgezonderd de honden van jagers, diedejacht
alleen als beroep uitoefenen, welke honden zullen
worden gerangschikt in de 2e klasse.
2e Klasse f 1.voor elken hond uitsluitend
gehouden ten dienste van den landbouw of eenig
bedrijf van nijverheid of ter bewaking van ge-
bouwen en erven.
3e Klasse f 1.25 voor elken hond niet vallende
in eene der beide vorige klassen.
Art. 2.
De belasting wordt niet geheven voor honden
minder dan drie maanden oud, noch van hon
den na 30 November aangeschaft.
Art. 3.
De belasting is geheel verschuldigd indien
het aanschaffen van een hond plaats vindt voor
den 1 Julivoor de helft indien het op of na
1 Juli plaats heeft. Er wordt geene verminde-
ring van belasting toegestaan wegens het in den
loop des jaars afschaffen of verliezen van honden.
Art. 4.
Die in de plaats van afgeschafte of verloren
honden anderen aanschaffen, worden op nieuw
slechts aangeslagen wegens het grooter aantal
honden in het geheel door hen aangeschaft.
Art. 5.
De belasting is ook verschuldigd voor de
honden, die ofschoon elders te huis behoorende,
in de gemeente tijdelijk, dat is een maand of
langer gehouden worden.
Art. 6.
Door het in werking treden van dit besluit
vervalt het raadsbesluit tot heffing van belas
ting op de honden vastgesteld den 5 September
1865.
Vastgesteld in de openbare vergadering van
den Gemeenteraad van Haarlemmermeer den
26 Februari 1885.
30 April 1885.
(get.) LANTZENDORFFER, Voorzitter.
D. EG GINK, Secrelaris.
Welk raadsbeluit is goedgekeurd bij Konink-
lijk besluit van den 12 Juni 1885 No. 11.
II. Verordening op de invordering der be
lasting op de Honden in de Gemeente Haar
lemmermeer.
Art. 1.
Jaarliiks in de maand Mei heeft eene alge-
meene beschrijving plaats der honden, in de
gemeente gehouden wordende.
Art. 2
Daartoe zullen de houders het getal en de
soort hunner honden moeten aangeven ter Secre-
tarie der gemeente, of bij de personen in het
volgende artikel bedoeld, met opgave van al de
bijzonderhedeu die Burgemeester en Wethouders
tot het doen der beschrijving noodig achten.
Burgemeester en Wethouders bepalen overigens
de vorm waarin de aangifte zal moeten plaats
hebben.
Art. 3.
Bit deze opgaven en die der personen, daar
toe door Burgemeester en Wethouders aan te
wijzen, wordt door laatsgemelden in de maand
Juni een kohier van belasting opgemaakt, be-
helzende de namen woou- en verblijfplaats der
belastingschuldigen, het getal en de klasse der
honden door ieder hunner gehouden, en het be-
drag der deswege verschuldigde belasting.
Art. 4.
Ieder die na dien tijd een belastbare hond
in bezit neemt, is verplicht daarvan binnen acht
dagen aangifte te doen ter Secretarie der ge
meente, met opgave der bijzonderheden in art.
3 vermeld, van welke aangifte hij schriftelijk
bewijs ontvangt
Art. 5.
Van de aangifte in art. 4 bedoeld, wordt in
de maand December een suppletoir kohier op
gemaakt.
Art. 6.
De kohieren worden ter secretarie der ge
meente gedurende acht dagen voor een ieder
ter lezing nedergelegd, na voorafgaande open-
bare kennisgeving. Binnen dien tijd kan elk
op de kohieren aangeslagene tegen zijnen aan-
slag bij den Raad bezwaren inbrengen.
Na afloop van dien tijd stelt de Raad de
kohieren definitief vast met inachtneming van
de ingebrachte bezwaren.
Art. 7.
Binnen drie weken na de vaststelling van het
kohier doet de Ontvanger aan elk belasting-
schuldige uitreiken een aanslagbillet, vermeldende
het bedrag van zijnen aanslag en de klasse
waarin zijne hond is aangeslagen. Dat billet
is overigens ingericht naar het model daarvoor
door Burgemeester en Wethouders vastgesteld.
Art. 8.
De belastingschuldige is verplicht tot betaling
in een termijn binnen vier weken na de dagtee-
kening van het aanslagbillet.
Art. 9.
Behalve het bedrag der belasting wordt ge-
lijktijdig voldaan het zegelrecht, van het aan
slagbillet daaiaan onderworpen.
Art. 10.
De belasting zal worden ingevorderd over-
eenkomstig de voorschriften der gemeentewet,
met bepaling dat verzuim van aangifte of onjuiste
vermelding van het doel waartoe de honden
worden gehouden, zal worden aangemerkt als
ontduiking van belasting, en van een en ander
proces-verbaal zal worden opgemaakt.
Slotbepaling.
Deze verordening treed in werking den 1
Januari 1886.
Alsdan is de verordening op de invordering
der belasting op de honden vastgesteld den 5
September 1865 vervallen.
Vastgesteld door den Gemeenteraad van Haar-
UIT HET ENGELSCH VAN
HUGH CONWAY.
HOOFDSTUK IV.
14)
//Door mannen zijt gij aangebeden geworden,
mannen zijn voor u gestorven. Ik bemin u."
Zij kwamen de kamer verder in, hij met den arm
om haar heen. Haar hoofd rustle op zijn schouder,
en over en over kuste hij die heerlijke lippen.
Hij zag niets dan haar en merkte Eugenie
niet op.
Eugenie stond op. Haar gelaat was even
doodsbleek als dat van haar marmeren beeldtenis.
Zij zou ongemerkt de kamer hebben kunnen
uitkomen, maar Carlotta was op hare hoede.
Zij wees naar haar en Gerald keerde zich om en
zag Eugenie. Hij had alleen tijd om uit te maken
dat het geen geestverschijning was toen was
zij verdweneu. Met een woeste kreet wilde hij
haar volgen, maar Carlotta omstrengelde hem
met hare armen en hield hem met geweld terug.
Zij was sterk en gedurende eenige oogenblikken
gelukte het haar hem vast te houden. Haar
wederstand maakte hem dol. Met een wilde vloek
rukte hij hare armen los, wierp haar met zooveel
kracht van zich af dat zij tegen den grond sloeg,
en holde Eugenie achterna, die snel voortstapte.
Spoedig had hij haar echter ingehaald, maar
ofschoon zij zich van zijne nabijheid bewust was,
sprak zij geen woord en zag hem niet aan.
//Waarvoor kwaamt gij hier?" vroeg hij schor.
Zij antwoordde niet en liep alleen sneller door.
//Zeg mij waarom", herhaalde hij. *Ik verlaat
u niet voordat gij mij geantwoord hebt". Zij
keerde zich om en zag hem aan.
Onmiddelijk na dat voorval in het atelier,
en terwijl die woorden haar nog in de ooren
klonken, maakte zelfs de groote verandering
welke zij in zijn gelaat opmerkte, haar mede-
lijden niet gaande.
//Ik kwam", zeide zij, «/aan den vooravond
van mijn huwelijk, om vergiffenis te vragen aan
den man, dien ik dacht misschien leed gedaan
te hebben. Ik ben verheugd dat ik gekomen
ben. Ik vond hem gelukkig en in een gezel-
schap naar zijn hart."
Haar stem klonk koud en verachtelijk. Op
dat oogenblik kwam er een rijtuig voorbij dat
door Eugenie aangeroepen werd.
//Verlaat mij", zeide zij. //Verlaat mij, onze
levenspaden zullen elkaar nimmer meer kruisen".
»Hij greep haar pols. //Durft gij mij verwijten
te doen GijEugenie ik zeide u dat het leven
of dood was".
//Leven of dood", herhaalde zij. //Dedoodschijnt
in ieder geval voor u nogalzoet gemaaktte worden".
Steeds haar pols vasthoudende zag hij haar
op een vreemde hulpelooze wijze in de oogen.
Hij boog zich over haar heen, en fluisterde haar
plechtig in het oor: //Ja, de dood, maar de
zedelijke en geestelijke dood komt eerst".
Hij liet haar hand los, wendde zich om en
verwijderde zich zwijgend.
Waarheen? Evenals Tannhauser terugkeerde
naar den Venusberg, zoo keerde ook Gerald Leigh
terug naar zijn atelier en tot Carlotta.
Op den terugweg weende Eugenie, weende
over zich zelf en over Gerald. Weende over
de schande welke zij had moeten verduren, over
de nutteloosheid van haar voorgenomen boete-
doening. Weende over het leven dat voor haar
lag, over den man wiens toekomst en loopbaan
zij door hare zwakheid had vernietigd.
De volgende week huwde zij Sir Ralph
Norgate, en het huwelijk werd met de noodige
plechtigheid en pracht voltrokken.
Maar zelfs aan het altaar, rees voor hare verbeel-
ding het hartstogtelijk gelaat op van Gerald
Leigh, en zij wist maar al te goed dat zij hem
nooit uit hare gedachten zou kunnen verbannen.
Zij had hem nog lief!
Op den morgen van haar huwelijk ont-
ving zij vele brieven, doch had geen tijd
die te lezen. Zij nam ze dus mede en begon
ze door te lezen terwijl zij met haar echtgenoot
op reis was. Een er van, met een vreemde
hand geschreven, luidde als volgt