LANDBOUW. WEEKBLAu VAN HAARLEMMERMEER. NIEUWS «n ADVERTENTIEBLAD. tusscheu mijue regeering en een deel vau de Tweede Karaer der Staten-Generaal aanleiding gaf tot de ontbinding vau deze. Ik mag venvachten dat de afgebroken arbeid tbans zal worden hervat. Mijne betrekkingen met andere mogendheden zijn zeer vriendschappelijk. Met is mij aangenaam te kunneu vermelden dat de kustvaart tusschen de havens van Duitschland weder voor de Nederlandsche vlag is opengesteld. De gunstige afloop van de conversio van een deel der nationale schuld strekte tot bevestiging van 's lands crediet. Behalve de wetsontwerpen betreffende de Grond- wet en andere, die in de vorige zitting aanbangig wareu, zullen nog enkele spoedeiscbende aan u wor- den voorgelegd. Mogen uwe werkzaambeden, onder Gods zegen, tot beil van het vaderlaud strekken. Ik verklaar de buiteugewone zitting der Staten- Generaal te zijn geopend. Zijne Majesteit de Koning verlaat, na het uit- spreken dezer Troonrede, begeleid door de Com- missie, de vergaderzaal, om zicb op de bepaalde wijze naar bet Koninklijk paleis terug te begeven. De Yoorzitter sluit, nadat de Commissie is terug- gekeerd, de vereeuigde zitting der Kamers. Omtrent het behandelde in de te Haarlem gebouden vergadering der Nederlandsche Maat- scbappij ter bevordering van Nijverheid", deelen wij het volgende mede In de afdeeling I, Landbouw, werd tot voorzitter benoemd de beer Pahud de Mortanges; tot secretaris de heer Huese, die als lid toetreedt. Van den heer Smit is een schrijven ingekomen om ook nog in de afdeeling de teenen cultuur in het vlechten vau mandwerk te behandelen. Alsnu komen aan de orde van bespreking: 1. Dennenteelt. Leiden de onderscheidene proefnemingen om ook andere dan de iuheemsche naaldhoutsoorten te plan- ten, tot voortzettiug of tot staking dezer proefne mingen 2. Dennenteelt. Is er ondervinding mede te deelen over het voor- of nadeel dat aan het naaldhout vvordt toegebracht door het wegnemen der doode takken en knoesten? 3. Acaciateelt. Is het aanplanten van Acacia (Robinia pseuda- cacia) al dan niet aanbevelenswaardig? Zijn daar- over uitkomsten mede te deelen? Omtrent vraag I deelt de inleider, de heer J. M. Schober, mede, dat hem uit verschillende proef nemingen gebleken is, dat 54 soorten buitenland- sche coniferen met goed gevolg zullen kuunen ge- plant worden voor zoover die proefnemingen, welke 40 jaren iang geduurd bebben, dit thans reeds kunneu constateeren. Omtrent dea zilverspar deelt de spreker nog mede, dat deze, jong zijnde, gemakkelijk bevriest, maar later krachtig groeit. De wenschelijkheid wordt ook nog betoogd, dat j|aan de Van Swieten school der Maatschappij van Weldadigheid tevens cursus voor houtcultuur worde verbonden, opdat personen zouden kuunen gevormd worden, die begrip bebben van houtcultuur. Het is niet van algemeene bekendheid, dat daaraau in ons vaderlaud grcote behoefte bestaat. Spr. gaf daarna nog eenige wenken omtrent de be behandeling der coniferen, de wijze, van aan- kweekiug, verplanting enz. Op een vraag van een der leden of de pinus sglvestris in ons vaderland genoeg dikte zal ver- krijgeu ongeveer 25 cM. in doorsnede ten einde gescliikt te zijn voor de fabricatie van hout- wol, wordt door spr. bevestigend geantwoord. Naar aanleiding van de gegeven inlichtingen en do gebouden discussien, besluit de afdeeling de wenschelijkheid uit te spreken, dat de proefnemingen zullen worden voortgezet en het hoofdbestuur in ov6rweging te geven sen lijst over de in hetpinetum van den heer Schober voorkomende naaldhoutwer- keu, door hem vervaardigd, in druk te doen ver- schijnen. Omtrent vraag 2 besluit de afdeeling dat het wegnemen der doode takken en knoesten, gave, gladde stammen zal geven, waardoor de handels- waarde vau den boomstam wordt verhoogd. Het aanplanten van Acacia (Robinia Pseudacasia) vraag 3 is aanbevelenswaardig wegens de groote handelswaarde van het bout; het kan ge- bruikt worden voor scheepsbouw en spoorwegliggers en duurt dan in den regel driemaal langer dan eikeuhout. Volgens den inleider kan de aanglan- ting met voordeel gescliieden waar de berk en do beuk worden geteeld en welig groeien. Naar aanleiding van deze mededeeling en de gehouden discussie besluit de afdeelin, de vraag in zoover bevestigend te beantwoorden, dat de aan- planting geschiedt, niet als boschcultuur, maar in enkele partijen. In de tweede zitting bracht de heer Huese rap port uit over het in de vorige zitting behandelde Naar aanleiding daarvan besluit het congres, de overgelegde statistiek omtrent dennenteelt in het tijdschriit te publiceerenook vereenigen zich de ledenlo. met het medegedeelde gevoelen omtrent het nuttige van het wegnemen van doode takken en knoesten aan het naaldhout; 2o. omtrent het aanplanten van acacia (Robinia prudacacia). Voorts gaf de afdeeling in overweging om door de Mij. een commissie te benoemen, tot onderzoek het meest geschikte middel om veendamp te voor- komen. De heer mr. J. H. Schober voert daarover nog het woord en stelt voor, in die commissie ook buitenlanders op te nemen, vooral Duitschers. De Voorzitter maakte de opmerking, of zulk een internationale commissie een kostbare zaak zal zijn, waarop de heer Schober aanmerkte, dat die kostbaarheid relatief is, indien de resultaten maar goed zijn. Het congres vereen'gde zich met het voorstel van den heer Schober en besloot aan de algemeene vergadering voor te stellen, die commissie door directeuren te doen benoemen. Verder werd o. a. beliandeld het onderwerp: «De Nederlandsche nijverheid in hare verhouding tot de buitenlandsche". Het Congres van Nijverheid spreke den wensch uit lo. dat een onderzoek worde ingesteld naar die takken van nijverheid en van kunstnijverheid, waarin Nederland, onder volkomen gelijke omstaudigheden, met het buitenland zou kunnen mededingen; 2o. dat van bedoelde iudustrieele bedrijven de ontwikkeling en de bloei, welke thans tegengehouden worden door de bescherming van het buitenlandsch fabrikaat, mogelijk worden gemaakt door zoodanige wijziging van het tarief van invoerrechlen voor Nederland en zijne Overzeesche Bezittingen, dat die belemmering worde opgeheven 3o. dat het hoofdbestuur der Nederlandsche Maat schappij ter bevordering van Nijverheid zich tot de Hooge Regeering wende, met het verzoek aan eene Commissie het sub lo. bedoelde onderzoek op te dragen. In zijne toelichting zei de heer Haaxman het volgende Uit de beraadslagingen, die over de bekende adressen van de hh. Beijues te Haarlem en M. L. Hermans Co. c. s. te 's Gravenhage, in verschil lende vergaderingen hier te lande zijn gevoerd, is gebleken dat ook voorstanders van vrijen handel de billijkheid beamen, om ten voordeele van die industrieele bedrijven, welke hier te lande bij uit- nemendheid zouden kunnen bloeien, wanneer hun slechts gelijke voorwaarden van productie werden goguud, reciprociteits-rechteu, zij het ook slechts van tijdelijken aard, te heffeu. Het doel van de Maatschappij van Nijverheid is het bevorderen zoowel van den handel als vau de nijverheid van ons vaderland. Nu door het vrijge- vige handelsstelsel de handel slechts schijnbaar wordt gebaat en de nijverheid, door de bescher- mcnde maatregelen in het buitenland, beslist met ondergang wordt bedreigd, ligt het op den weg der Maatschappij om te trachten het verbroken even- wicht te herstellen en, in overeenstemming met de zich steeds luider openbarende meening, voor de belangen van de vaderlandsche industrie in do bres te springen, zonder welke een bloeiende handel op den duur niet mogelijk is. De Amersfoortsche kiesvereeniging Nederland en Oranje heeft in een goed bezochte vergadering, met algemeene stemmen, tot candidaat voor de Tweede Kamer gesteld den heer mr. L. W. C. Keuchenius. Tot (lefinitief candidaat voor het lidmaat- schap der Tweede Kamer in het hoofdkiesdistrict Amersfoort, is door de vrijzinnige kiesvereenigingen in dat district geproclameerd jhr. mr. J. E. Huyde- coper van Nigtevegt, bankier te Utrecht. Thans verneemt de Middelb. Ct., dat men van een vroeger plan is teruggekomen en men geen protest zal aanteekenen tegen de verkiezing voor twee leden der Tweede Kamer, in het district Mid- delbnrg gehouden. Bij de jongste gehouden verkiezing voor lioofdbestuurders der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, werden gekozen de lieereu A. C. Wert- heim, te Amsterdam, en mr. B. Mees, te Rotter dam. Laatstgenoemde heeft evenwel voor de be- noeming bedankt. Tengevolge waarvan de commissie andermaal eene voordracht heeft opgemaakt, be- staande uit de lieeren dr. J. Zaaijer, te Leeuwarden, en mr. J. A. Van Gilse, te Rotterdam. Naar het Otr. Dagbl. verneemt, bestaat bij de Vereeniging tot veredeling van Volksvermaken het plan om de verjaardagen van onze Koningin en van de Kroonprinses, op 2 en 31 Augustus, te Utrecht door volksfeesten te herdenken. Er zal op de beide dagen een volksconcert plaats hebben, terwijl buitendien op 31 Augustus, wind en weer dienende, een vliegerwedstrijd gehouden zal worden. Ook wordt gedacht over een wieler- wedstrijd, hetzij 31 Augustus, hetzij een dag vroeger of later. De minister van kolonien heeft den heer Ch. R. Kouveld te Amsterdam de levering opge- dragen van eene stoom-, graaf- en baggermachine, voor de verbetering van de haven van Curasao. Deze machine heeft groote voordeelen boven de tot nu toe te Curacao gebruikte Priestman-machine, en is bestemd om zoowel koraalrots als zachter stoffen weg te ruimen. Het te Amsterdam liggende en aan de Stoomvaart-Maatschappij „Insulinde" in liquidatie toebehoorende Schroefstoomsch.Koning Willem III" gebouwd in 1883, gemeten op bruto 2199, netto 1509 register tons, in de veiling te Louden van 30 Juni 1.1. opgehouden, is door tusschenkomst van den Makelaar W. De Lorme van Rossem te Amsterdam uit de hand verkocht aan eene Stoom- boot-Reederij te Hamburg. De Belgische Regeering heeft met den heer Domela Nieuwenhuis korte wetten gemaakt. Zondag j. 1. zou deze n. 1. een voordracht houden in eene sicialistische bijeenkomst te Gent, alwaar tevens eene groote demonstratie ter zijner eere gehouden zoudo worden. Toen de heer Domela Nieuwenhuis echter aan de grenzen van Belgie kwam, weigerden de gendarmes hem den toegang, en was hij genoodzaakt terug te keereu. Reeds verscheen in de Rdforme een brief waarin D. N. protesteert tegen de handelingen der Belgi sche autoriteiten. Deze schijnen echter van oordeel te zijn dat er in Belgie zelf hervormers, raddraaiers en opruiers te over zijn, zoodat men die van over de grenzen zeer goed kan missen. Donderdag had te Amsterdam de onthulling plaats van het Sarphati-monument, gesticht uit de vrijwillige bijdragen van duizenden. De voorzitter der commissie, de heer A. C. Wertheim, schetste in een even schoone als boeiende reden, het leven en werken van Sarphati, wat hij voor de stad zijner inwoning was geweest, en hoe het geheele Nieuwe- Amslerdam, met het Paleis voor Volksvlijt als middenpunt, aan hem het ontstaan te danker; had. Ten slotte droeg de redenaar het monument over aan de Gemeente in wier goede zorgen hij het aanbeval. Het fraaie monument dat in tempelvorm is opge- trokken, en op welks voetstuk, tusschen vier kolommen van rood-graniet, het borstbeeld van Sarphati geplaatst is, maakt in het ruime, door de gemeente aangelegde park van denzelfden naam, een uitstekenden indruk. Op de aan den Koning in te dienen nomi- natie van drie leden, voor President van de Tweede Kamer, zijn respectievelijk als le, 2e en 3e kandi- daat geplaatst de heeren Cremers, Gleichman en Reuther. Eerstgenoemde is door Z. M. reeds als zoodanig benoemd. sche kamp weer een dier mystieke gebeurtenissen plaats gevondeu, waaraan de Chineesche wereld op andere plaatson rijker is. De pachter der dobbelspelen, Jo A Kiong, werd namelijk door een sluipmoordenaar besprongen en met een messteek in de zijde van het leven beroofd. De gewonde had nog de kracht uit te roepen, dat hij verwond was, en kon zich nog een eindje voortslepen, maar is toen neergezegen en heeft onmiddelijk daarna den geest gegeven. Gelukkig zette men den moordenaar dadelijk na en vatte hem na eene langdurige vervolging. Alsnu bleek, dat men te doen had met een als inlander verkleeden Chiuees. Bij het voorloopig verhoor verklaardo hij, dat hij den moord bedreven had op last van anderen en hem voor die euveldaad 25 waren uitbetaald. Aan het door de Nederlandsche Regeering in Engeland, in de Engelsche taal verspreide verslag omtrent de longziekte onder de veespapel in Nederland. (The account of the pulmonary disease among the cattle in the Netherlands), ontleenen wij het volgende Uit het overzicht blijkt o. a. dat de ziekte waarschijnlijk uit Belgie of uit Duitschland hier te lande werd ingevoerd. Nadat althans de ziekte reeds in het jaar 1827 in verscheidene steden in Belgie was waar- genomen en o. a. Brussel, Mechelen, Leuven, Diest en Luxemburg besmet waren, werd in 1834 de longziekte onder het vee voor het eerst waargenomen in Gelderland, 1832 in Zuid-Hol- land en Noord-Brabant, 1837 in Utrecht eu Drente, in 1838 in Zeeland en Noord-Holland, in 1839 in Overijsel, in 1841 in Limburg, in 1842 in Friesland en eindelijk in 1848 in Gro- ningen. Met den vinger is de gang der epizootie door besmetting aan te wijzen van stal lot stal. Toch wijdt het verslag ook een woord aan de meeningen, dat de ziekte niet door besmetting, maar door andere omstandigheden ontstond, zooals door de inrichting der stallen, voeding door afval der jeneverstokerijen enz., waartoe vooral het voortbestaan der ziekte in Zuid-Hol- land aanleiding gaf en dat leidde tot de bewering van velen, dat destijds uitroeiing der ziekte hopeloos was, wat aanleiding gaf dat de bestaande voorschriften werden veronachtzaamd. De maatregelen, van af het begin der epizootie daartegen genomen, worden daarna medegedeeld, zoomede door welke omstandigheden het veefonds, door de landbouwers en veefokkers tot onderlinge ondersteuning bijeengebracht, werd uitgeput en binnen 16 jaar f 2,084,788 waren verdwenen. L it het overzicht omtrent de groote verliezen, door de ziekte aangericht, blijkt o. a., dat van 18491870 32,782 runderen aan longziekte stierven, dat een verlies van f 400,000 veroor- zaakte. Volgens Numan was het verlies, van 18331842 geleden, f 4,809,186. Friesland alleen verloor gemiddeld f 222,000 jaarlijks aan vee, door de ziekte. Ten voorbeeld wordt gesteld de maatregelen, door de provincial besturen van Zeeland en Groningen genomen, waar men zich niet ver- diepte in wijsgeerige bespiegelingen of de ziekte al dan niet besmettelijk was, maar krachtiger doortastend optrad en afmaakte wat ziek en ver- dacht was. Hielp dit in kleiner kring, het kon voortdurende insleeping der ziekte niet beletten. Daartoe was algemeene samenwerking noodig. Het verslag geeft daarna een overzicht van de uitkomsten der inenting volgens de methode van dr. Willems uit Hasselt, welke zeer bevre- digend waren, maar niettemin bij velen weer- stand wekten, en van de andere maatregelen, in de verschillende provincies aangewend, van af den invoer der ziekte, om stil te staan bij de wording, organisatie, werking en toepassing der wet van 20 Juli 1870, regelende het vee-artsenij- kundig staatstoezicht, en van de opvolgende koninklijke besluiten tot verbod van invoer van vee, keuring voor inlading in schepen, toepas sing der inenting en merking en van de regelen ter ontsmetting van stallen, spoortreinen, landings- plaatsen, enz. Daarna wordt verslag gegeven van de enquete, op voorstel van den afgevaardigde De Jong door de Tweede Kamer ingesteld, en van de verras- sende uitkomsten daarvan, waarbij bleek, datdaar, waar de wetten behoorlijk werden toegepast, de ziekte verdween, terwijl daar, waar de toepassing te wenschen overliet, ze steeds bleef voortbe staan. Vooral was van dat voortbestaan de lijde- lijke tegenstand der veehouders oorzaak, somtijds op gemoedsbezwaren, somtijds op onkunde of vooroordeel gegrond. De Kamer achtte daarom versterking en ver- scherping van het toezicht noodzakelijk, terwijl zij de werking van regeeringswege wenschte be- vorderd te zien en vooral in het spoelingsdistrict strenge maatregelen noodzakelijk achtte. Dien- tengevolge werden de stallen onder bijzonder toezicht gesteld en de maatregelen voor inenting en werking van het vee vastgesteld, terwijl in 1880 besloten werd tot afmaking van al het ziek en verdacht vee. Daarop volgt een overzicht van de afneming der ziekte: in 1877 waren er nog 956 gevallen, in 1878 slechts 701, in 1879 157, in 1880 44, in 1881 12, in 1882 11. Daarna echter ver- spreidde zich de ziekte weer met bijzondere kracht, in 1883 kwamen weder 18 gevallen voor en in 1S85 steeg het aantal tot 234. Dientengevolge kwamen van verschillende land- bouwvereenigingen klachten in, terwijl mede in de Kamers op het nemen van doortastende maa* regelen werd aangedrongen, wat den minister e toe leidde, een nieuwe enquete te doen mstelle. door buiten het gewoon toezicht staande ambte- naren, waarvan de uitkomsten leidden tot het onder militair toezicht stellen van het spoeling- district en verscherping van alle maatregelen, door de wet en daarop gegronde besluiten voor- geschreven, terwijl een nieuw ontsmettings-regle- ment werd ontworpen en door militairen, onder leiding van officieren en onderofficieren, in het spoelingdistrict gedetacheerd, alle stallen in het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1886 | | pagina 2