KERKELIJKE BERICHTEN, RECHTZAKEN. GEMENGDE BERICHTEN. WEEKBLAD VAN HAARLEMIvIERMEER NIEUWS- en ADVERTENTIEBLAD dit onder sommige omstandigheden langzaam geschiedt, terwijl de wortel- en knolgewassen zeer slecht de ammoniak kunnen verdragen, kieze men tot bemesting in het voorjaar niet het ammoniakzout maar de chilisalpeter als stik- stofmest. De gestelde regel is m. a. w. dat de mest stoffen van organischen oorsprong, zooals been- dermeel, bloedmeel, vleeschmeel, hoornmeel, wol- stof enz., waarvan de bestanddeelen eerst door verrotting en ontleding in oplossing moeten komen, vddr zij uitwerking doen, in den herfst de anorganische meststoffen daarentegen, zooals ammoniakzout, superphosphaat, kahzout, chilisalpeter, die als //gemakkelijk oplosbaar" aangeduid worden, meer in het voorjaar in den grond gebracht, of ook (met uitzondering der chilisalpeter) zoowel in het voorjaar als in den herfst gebruikt kunnen worden. Het is nu nog de vraag, of en onder welke omstandigheden het aanbevelenswaardig is, kunstmeststoffen ook gedurende het groeitijdperk der planlen en dus als overbemesting te gebruiken. Bij deze vraag komt, afgezien van de be mesting van blijvend weiland, die later afzon- derlijk zal worden behandeld, uitsluitend de chilisalpeter in aanmerking, want superphos phaat, ammoniakzout en kalizout kunnen, hoewel zij in water gemakkelijk oplosbaar zijn, tot over bemesting geenszins aanbevoleu worden, doordien het absorbtievermogen van den bo lem het diepe indringen daarvan verhindert. Men heeft veelvuldig voorgesteld om desalpeter overal en steeds niet in den bodem te brengen, maar haar aan de jonge planten, zoodra onge- veer het derde blad bij de halmgewassen ont- wikkeld, of het loof der aardappels een handbreed lang geworden is enz., als overbemesting te geven, omdat men vreesde, dat de salpeter, waarvoor de grond, zooals men weet geen absorbtie vermogen bezit, anders te diep in den bodem gespoeld en zoodoende voor de plantenwortels grootendeels onbereikbaar zoude worden. Wij kunnen met deze aanbeveling niet instem- men en deelen niet in de boven vermelde be- vreesdheid. Voor zoo verre wij de ervaringen van anderen overzien en zelve daaromtreut proe- ven genomen hebben, is het doelmatiger, overal daar, waar de salpeter voor zomergewassen ge bruikt zal worden, haar onmiddelijk voor het bezaaien van den akker uit te strooien en diep onder te eggen of ondiep onder te ploegen, haar tot overbemesting daarentegen slechts bij uit zondering te gebruiken, namelijk dan, wanneer de planten door vorst of guur weder, door in- secten, door muizen, door hagelslag, door droogte enz. geleden hebben en men haar tot sneller, krachtiger ontwikkeling brengen wil. De over bemesting met chilisalpeter behoort bij zomer gewassen niet regel maar uitzondering te zijn, is echter voor zulke uitzonderiugsgevallen zeer aan te bevelen, want, zooals boven reeds is opgemerkt, bewijst de salpeter, ook wanneer zij betrekkelijk laat aangewend wordt, dikwijls nog zeer goede diensten. Aan het wintergraan geve men in Maart een overbemesting met chilisalpeter. Wat nu ten slotte nog de wijze van uit- strooien der kunstmeststoffen aangaat, is onder alle omstandigheden en voor alle plantensoorten het breedwerpig uitstrooien, eene zoo gelijkmatig mogelijke verdeeling der meststof over de ge- heele oppervlakte van den akker en een diep onderbrengen (het laatste voornamelijk voor phosphorzuur- e:i kalimeststoffen) aan te bevelen Op een diep onderbrengen der meststoffen heclite men vooral daar groot gewicht, waar de planten licht door gebrek aan vocht in den bodem lijden, want hoe dieper de bemeste laag van den bodem zich bevindt, des te dieper strekken ook de plantenwortels zich uit en des te minder zullen ten gevolge daarvan de planten te lijden hebben van te sterke droogte zoo die plaats mocht vinden. Als regel geldt dusonderploegen, niet onder- leggen zooals nog zoo dikwijls geschiedt; dieper voor diep wortelende gewassen, minder diep voor planten die ondiep wortelen, maar in het algemeen dieper dan men pleegt te doen. Ver- vallen in het tegenovergestelde uiterste, te diep, wellicht door middel van diepgaande ploegen, die een gedeelte van den onvruchtbaren onder- grond naar boven brengen, is bij de neiging der meeste landbouwers tot een te ondiepe be- werking van den grond, niet te vreezen, zoodat ik op de andere grens van het doelmatige hier niet behoef te wijzen. Ned. Herv. Kerk. Beroepente Jaarsveid J. H. Wensinck te Neerlangbroek te Nes en Wierum A. Jelleraa Hzn. cand. te Gauw (bij Sneek)te llerkingen A. F. Simons te Bergschenhoekte Zevenhoven A. Jellema Hzn. cand. te Gauw (bij Sneek) te Dreischor J. W. Van Maanen Az. te uren en Dalente Oostburg (Zeeland) J. G. Verhoeff te Bodegraven; te Kolijnsplaat J. F. W. V. Troostenburg De Bruijn te Berkel en Rodenrijs. Aangenomennaar Hoek van Holland door C. H. F. Krohne cand.; naar Trich.t (cl. Tiel) door C. F. M Deeleman cand. te Rotterdam; naar Kimswerd door J. Van Loon te Wierin- gerwaard; naar Oostwold (cl. Winschoten) door M. Buiskool te Goenga c. a. Bedankt: voor Oud-Beijerland door J. W. H. Kalkman te Monster; voor Stad aan't Ha- ringvliet door A. F. Simons te Bergschenhoek voor Valkenburg door J. C. Van Schelven te Dievenvoor Chaarn, Baerle Nassau en Meppel door Joh. Van den Kieboom te Buren. Chr. Ger. Kerk. Beroepen; te Enschede L. Stroeve te Bunde, te Enkhuizen P. Biesterveld te Gorinchem. Kvang. Lutli. Kerk. Beroepen; te Weesp J. Bergman cand. te Amsterdam; te Alkmaar M. v. Kleeff Ned. Herv. pred. te Stolwijk. Het gerechtshof te Amsterdam deed uitspraak in de zaak tegen vrouw>M. M. van H. uit Haarlm, die, devorige week terecht stond onder beschuldi- ging, hare stiefdochter door voortdurende mis- handeling gedood te hebben. Het hof nam aan, dat niet bewezen was, dat de dood het gevolg was van de slagen van besch. Ten aanzien van de vraag, of zij toerekeningsvatbaar is of niet, nam het Hof met dr. Ratnaer aan, dat in casu geen epileptische toevallen aanwezig waren, daar deze bij langdurig bestaan een toestand van dementie in het leven roepen. Daarvan is bij besch. niets gebleken. Integendeel, zegt het arrest, bij hare ter terechtzittingen gegeven antwoorden gaf besch. blijk van een voor haar stand meer dan gewone tegenwoordigheid van geest en gevatheid. Zich vereenigende met dr. R's conclusie, dat de voortdurende hysterische toestand van besch. hare toerekeningsvatbaarheid verminderde, verklaarde het Hof haar schuldig aan eenvoudige mishandeling ?en veroordeelde het haar tot tien maanden gevangenisstraf. Uit Tiel wordt aan de N. R. C. gemeld Het in de vorige week uitgesproken vonnis tegen eene boterverkoopster, die valsche waar op onze markt bracht, schijnt nog niet alien afgeschrikt te hebben met de bedriegelijke han- delwijs voort te gaandeze week was er weer van die kunstboter aan de markt. De heeren Verweij en De Lint alhier hebben onlangs drie soorten van boter, bij verschillende personen op onze markt voor goede boter gekocht, schei- kundig ouderzocht, en kwamen tot het resultaat dat no. 1 10.10 pCt. water, 5 pCt. zout en kaasstof, 1.40 pCt. aardappelstroop, 6.68 pCt. natuurboter en 76.82 pCt. vreemde vetten be- vatte, no. 2 bestond uit 11.20 pCt. water, 5 pCt. zout en kaasstof, 15.70 pCt. natuurboter en 68.10 pCt. vreemde vetten; no. 3 7.70 pCt. water, 5 pCt. zout en kaasstof, 4.89 pCt. natuur boter en 82.41 pCt. vreemde vetten. Het be- staand toezicht blijkt dus dringend noodig. Onwillige manslag. Zonderlinge zaken vallen toch tegenwoordig voor; men verbeelde zich: om een driejarig kind bang te maken, dat tegen de grootmoeder i/stoute moesie" zegt, wordt uit een voorkamer een flesch spiritus gehaald en daaruit een hoeveelheid op het smulletje gestort en dit vervolgens, alleen om het kind schrik aan te jagen en een vlam- metje te laten zien, in brand gestoken. De ge vol gen waren echter erger dan het, we zouden zeggen krankzinnig uitgevoerde voor- nemen; het smulletje vloog in brand en daar- mede het kind, hetwelk vrij ernstig werd verwond en op 31 Augustus overleed. Het feit was ge- beutd op 14 Augustus, het kind was vijf dagen in het stedelijk ziekenhuis verpleegd en verder thuis tot het overleed. Van deze zaak werd na den dood van het kind aangifte bij de justitie gedaan en ingevolge daarvan stond gisteren voor de Rotterdamsche rechtbank vrouw M. W. D. terecht. De be- klaagde, bijgestaan door mr. Tels, bekende, naar het Roil. Nievwsblad mededeelt, wel gedreigd te hebben het smulletje in brand te steken, ook wel de flesch met spiritus uit de voorkamer gehaald te hebben en op het smulletje gestort, maar ontkende den lucifer aangestreken en daar- mede het smulletje aangestoken te hebben; zij verklaarde dat dit de moeder gedaan had. Uit de verklaring van de moeder van het kind bleek, dat toen op 14 Augustus 1.1. des morgens te 11 uur, het driejarig dochtertje Jacoba door de grootmoeder gewasschen werd, bet kind riep //stoute moesie"; dat het daarop door bekl. welke bij haar inwoonde, bang ge- maakt werd met de uitdrukking, i/als je het weer zegt, zal ik je smulletje in brand steken". Deze bedreiging werd ook herhaald, des middags toen het kindje wederom hetzelfde zeide; nu echter werd de bedreiging ten uitvoer gelegd, de beklaagde ging naar de voorkamer, haalde een flesch spiritus, stortte daarvan op het smul letje van het kind en stak dit vervolgens in brand. Getuige is er van verzekerd, dat be klaagde niet de gevolgen van haar daad voorzag, zij deed het alleen om bang te maken. Uit de verklaring blijkt verder, dat het kind vrij erge brandwonden aan het hoofd, gezicht en de handjes gekomen had, eerst vijf dagen in het stedelijk ziekenhuis verpleegd was, daarna thuis en op 31 Augustus was overleden. Zij deelde verder mede, dat men eerst na den dood van het kindje de zaak aangegeven had, omdat men de beklaagde sedert lang kende en nog altijd gedacht had, dat het kindje zou blijven leven. Uit de zeer uitgebreide verklaringen, afgelegd door de heeren doctoren Kramers, Van Loon, F. A. Simon Thomas, P. M. Simon Thomas en C. P. Burgers, welke het kind behandeld en naderhand geschouwd badden, bleek niet, dat de dood het gevolg was van bloedvergifting, door de brandwonden veroorzaakt. Wel ver- moedde men het, maar een pertinente verklaring werd in dezen zin niet afgelegd. De beklaagde bleef bij hare opgave dat zij den spiritus niet aangestoken had. Het Openbaar Ministerie, waargenomen door mr. Van Haaften, vond in een uitgebreid re- quisitoir de schuld van beklaagde aan het ten laste gelegde bewezen. ZEA. laakte, behalve de groote onvoorzichtigheid van beklaagde, welke in deze de auctor intellectualis is, ook het gedrag van de moeder van het kind en haar zuster, welke de beklaagde met den spiritus liet begaan zonder het te verhinderen. Den eisch formuleerende, neemt ZEA. bewezen aan, dat beklaagde door te veel spiritus op het goed van het kind te storten en aan te steken de aanleiding was tot de verwonding, terwijl die verwonding weer was de oorzaak tot de bloedvergiftiging, welke den dood tengevolge had en eischte mitsdien veroordeeling van be klaagde, wegens onwilligen manslag, tot 3 maanden bechtenis. Mr. Tels verdediger van de beklaagde, kwara tot de conclusie, dat beklaagde wel moreel maar niet strafrechterlijk verantwoordelijk was en concludeerde tot vrijspraak. Uit Tilburg schrijft men aan de P. N. C. o. a. het volgende omtreut de verdwijning van den spoorwegbeambte G. met een gedeelte der aan hem toevertrouwde kas Het is niet waar dat G. een verlof van eenige dazen heeft gevraagd. De zaak heeft zich toe- gedragen als volgtG. was reeds tal van jaren belast met de 14-daagsche uitbetalingen aan het personeel der centrale werkplaatsen van de Expl. Mij. van Staatsspoorwegen alhier. Hij ging de daarvoor benoodigde gelden steeds ontvangen bij den bankier der Maatsch. te Breda, op daar voor door de administrate afgegeven mandaten. Zoo ontving G. op Vrijdag 15 Oct. eene som van ongeveer/13,000 in bankpapier. Van dat bedrag zette G. nog denzelfden dag ruiin /5000 om in zilver bij een der geldkantoren alhier, terwijl hij bij het mede hier gevestigde corres- pondentschap der Nederlandsche Bank tegen den daarop volgenden Maandag aanvroeg 6000 in zilver ter wisseling, om te dienen voor uitbetalingen, welke hij Dinsdag of Woensdag dier week te doen had. Men zeide hem toe, dat het zilver Maandag zoude gereed zijn. Intusschen had G. reeds lang een ongunsti- gen naam op het stuk van zedelijkheid en zoo werd hem mede een voorval ten gelaste gelegd, dat een paar weken vroeger in het publiek zoude hebben plaats gehad. Door de ambtge- nooten van G. waren hem verwijten met be- trekking tot het bedoelde voorval gedaan en vrij duidelijk was te kennen gegeven, dat zij zijne verwijdering uit hun midden verlangden en hem dus aanrieden verplaatsing te vragen, voor hij die soras gedwongen zou moeten aan- nemen. Nadat nu Vrijdag G. de 13 duizend gulden had ontvangen en bereids voor bijna de helft in zilver had omgezet, verschijnt Zaterdagavond in een te 's-Gravenhage uitkomend berucht weekblad een artikel uit Tilburg, waarin G. op de meest kwetsende wijze wordt besproken en Zondag reist G. weg in de richting van Belgie, terwijl daags daarna het bankpapier, hetwelk voorhanden moest wezen, vermist werd. Het zilver was er. De gevolgtrekking van het een tot het ander is gemakkelijk. G., verstooten en met verachting bejegend, zoodat zijne positie hem haast ontzinkt, en eindelijk in het openbaar in een blad gecompromitteerd tegenover zijne vrouw, zijne chefs en anderen, wil zich aan de omgeving, die hem kent, ont- trekken en doet, om in den vreemde te bestaan, een greep in de hem toevertrouwde kas Gelijk uit bevoegde bron is vernomen, werden overigens zijne boeken en verdere administratie in de beste orde bevonden. Ook vroeger was op G., als ambtenaar, naar men hoort, niets aan te merken. Het spoor van G. is nog niet gevonden. Goed beloond. In het Haagsche Bosch ver loor een heer Zondag zijn beurs met/9 h 10. Een jongen van nog geen tien jaren merkte dit van verre op en ijlde den wandelaar na, om hem het verlorene terug te geven. Het knaapje zag er helder, maar sober in de kleeren uit en/10 zou zeker een schat voor zijn moeder zijn ge- weest, die bovendien ziek lag. Toch kwam de gedachte om het geld te houden niet bij't kind op, maar op de vraag van den heer of hij de portemonnaie met 't geld liever zou willen hou den, kon hij toch niet anders antwoorden dan, «rja, als ik hem krijg, graag". De heer ging daarop met den kleine naar de woning der moeder, overtuigde zich dat 't jongentje waar- heid gesproken had en dat de vrouw werkelijk lijdende was en 't niet breed heeft en hij schonk aan den jongen de portemonnaie en 't geld aan de moeder.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1886 | | pagina 3