KERKELIJKE BER1CHTEN. RECHTSZAKEN. GEMENGDE BERICHTEN. WEEKBLAD VAN HAARLEMMERMEER. NIEOWS en ADVERTENTIEBLAD. pen. Op zichzelf staande klachten worden tenauwernood gehoord en blijven geheel zonder uitwerking. Begroot de schade over het geheele rijk en laat die cijfers spreken tegenover de beweringen van hen, die de opfcrengst van jachtakten, den handel in wild of den wildstand zelf in gevaar zien gebracht. Het belang van den landbouw is een ontzettend groot belang, Maar dat belang blijkt niet genoeg uit een provincie; het moet blijken uit alle eigendommen te zamen. Heeft dan de landbonwer een ernstige klacbt over schade, die hij lijdt door wild, dan diene hij die klacht in bij het bestuur der afdeeling van de landbouwmaat- schappij, waarvan hij lid is, met ver2oek haar, na onderzoek, over te brengen bij het hoofdbestuur, ten einde daarvan algerneene opgave te verzamelen, Alleen door een dergelijk krachtig op- treden kan het belang der zaak duidelijk blijken en kan een gnnstige uitslag worden verwacht. Om zich een denkbeeld te vormen van de raeikeversplaag in Denemarken diene, dat in het voorjaar alleen in de provincie Svendborg meer dan duizend millioen meikevers gevangen en gedood zijn, voor welk werk 176,847 kronen werden uitbetaald. De invoer van varkens en varkensvleesch uit Zweden, Noor- wegen en Denemarken afkomstig, is nu in Duitschland geheel verboden, wegens de daar heerschende varkensziekte. Ned. Herv. Kerk. Beroepen: te Loenen op de Veluwe E. Janzen, te Heemse; te Wervershoof J. H. W. Bisschop Buele, cand.; te Oostburg A Scholte, te Houtenbse; te Opende (Gr.) P. Germs te Ak- kerwoude; te Windesbeim Johs. Vinke te Enter, cl. Deventer; te Wageningen A. J. Looijs JMz. te Veenendaal; te Eibergen (toez.) W. J. van Elden A.Gz. te Rijsen; te Goor A. G. Boon te Enkhuizen; naar Nieuwerkerk a. d. IJsel P. Segboer, te Nieuw-Lekkerland. Aangenomen: naar Oude en Nieuwe Wetering J. H. Wille- brands, cand. te Leiden, die nu bedankt heeft voor Noordwij- kerhout en voor De Lier; naar Rockanje (cl. Brielle) C. G. M. Quack cand. te Ravenstein (Geld.) Bedankt: voor Hoenderloo G. J. A. Jonker cand. teHeerde; voor Scherpenisse en Westkerke (cl. Zieriksee) J. G. Ormel J.Gz. te St. Maartensdijkvoor Zoeterwoude Johs. Krull Az. te Spannum e. avoor Bennekom (toez.) C. J. Leenmans te Staphorst; voor Amerstol (cl. Gouda) J. 11W. Bisschop Boeler cand. te Utrecht; voor Maastricht C. L. van den Broek te Heiloo (cl. Alkmaar); voor Utrecht J. H. L. Roozemeyer, te Arnhem; voor Blokzijl P. Meindersma te Diepenveen. Ned. Ger. Kerk. Beroepen: te Vlaardingen J. J. van Westerbeek van Eerteu te Mijdrecht (Utr.) Bedankt: voor 's Gravenhage (voor de t.weede maal) Dr. W. v. d. Bergh, te Voorthuizen; voor Delft J. W. H. Kalkmau te Monster, (cl. 's Gravenhage); voor Maassluis J. Vonk le Olde- broekvoor Zeist J. Kleinendorst, te Scheveningen voor Kampen J. Langhorst te Anjum. Chr. Ger. Kerk. Beroepen te Wandinxveen K. de Groot, te Halfweg. R. C. Kerk. Benoemd tot pastoor te De Koksdorp (Texel) W. vanRijn; tot idem te Spanbroek G. Dennig; tot kapelaan te Uitgeest C. C. A. van Dillen. Diefstal. Eene 27-jarige Duitsche, Anna Kutscher, heeft in October en November als dienstbode gewoond bij den heer S. op het Konings- plein, te Amsterdam tegen een loon van./'120. Na een korte uitsle- digbeid had de heer S., in November II., bij zijne tehuiskomst be- merkt, dat de sleutel van zijn lessenaar aan zijn ring ontbrak en uit dien lessenaar 180 was verdwenen. Bij een ingesteld onder zoek viel de verdenking ook op bekl. en toen de politie haar koffer onderzocht, vond zij er eenige lappen gutta-percha, ter waarde van f 8, die bekl. eigenmachtig van eetie rol ten huize van haar meester en ten diens nadeele bleek te hebben afgesneden. Ter zake van dezen diefstal nu staat zij heden terecht. Zij bekent het feit, maar geeft tot verontschuldiging op, dat haar een lap gutta-percha voor een boezelaar beloofd was. Dit erkent de heer S. ook; niet echter dat zij het recht had zich dien er zelf maar eigenhandig af te snijden. Nietteinin wenscht hij haar niet te zwaar gestraft te zien en deelt daarom der Rechtbank als zijn indruk mede, dat zij niet volkomen wel hij het hoofd is. Het O. M., 'twelk het afsnijden van dien lap als verbreken van het verband met het overige stuk beschouwt, en dus het misdrijf omschrijft als r/diefstal met braak//, eischt tegen bekl. een gevangenistraf voor den tijd van twee maanden. Bekl. gevraagd of zij nog iets te zeggen heeft geeft, op niet zeer duidelijke wijze, te verstaan, dat zij graag naar Duitschland terug zou willen gaan, als zij maar geld had. De voorz. erkent, dat 't eerste haar vrijstaat, doch doet haar opmerken, dat de rechtbank haar geen geld kan verschaffen. Uit eenig gemompel van bekl. valt nu op te maken, dat zij van den heer S. nog./ 18 loon te vorderen heeft, en zij die gaarne door de tusschenkomst der rechtbank kreeg. Natuurlijk gaat dit niet aan. Want deze kamer zit alleen ter behandeling van strafzaken. Maar de voorz. beduidt haar, dat de heer S. zeker wel bereid zal wezen haar de f 10, welke haar, na aftrek van de hem berokkende schade, nog toekomen voor haar loon, ook uit te tellen. Zoo niet, dan is de Duitsche consul daar, om haar te raden en te helpen. Nog een diefstal. De eisch tegen de andere diefachtige dienstbode is veel hooger! Zij luidt negen maanden Geen wonder. Want al is Cornelia Klaver nog geen twintig jaar, ze toont toch reeds voor weinig terug te deinzen. Nog geen 15 dagen was zij bij den heer B. op het Damrak te Amsterdam in dienst, of zij opende, met behulp van den sleu tel der linnenkast, de deur der chiffonniere, welke mede op de kamer van den inwonenden heer S. stood, en eigende zich uit diens geldkistje een bankje van f 100 toe. Ofschoon aanstonds eene vervolging tegen haar werd ingesteld en zij derhalve gewaarschuwd was voor de gevolgen harer daad, maakte zij zich in den nieuwen dienst, waar zij na dien tijd kwam, weder aan een soortgelijk misdrijf schuldig, zoodat zij daarna in voorloopige hechtenis gehouden is. Van de 100 zijn er nog 97 bij haar gevonden. De schade voor den bestolene is dus niet zoo groot. Als veront schuldiging voor haar daad geeft zij op, dat haar ouders, die te Hoorn wonen, het zoo arm hebben. //Dan moest je veeleer trachten eerlijk je loon te verdienen. Je kondt van dat geld 100 per jaar immers gemakkelijk nog vrij wat aan hen overmaken.// Aldus de voorz. tot bekl., die zeer kalm was. Maar als haar de eisch van het O. M. in de ooren klinkt, begint zij te snikken 'tis inderdaad om meelij mee te hebben. Nog zoo jong en reeds zoo eliendig! ScHELDWOORDEN. In de smederij van Droef in de Marnixstraat te Amsterdam was de smidskDecht, Johan Albert Antonie Slootman op een dag in Nov. 11. bezig aan eene karrewei, waarbij een 15-jarige jongen hem moest helpen. Deze, door kwajongensachtigheid, plaagzucht of wat dan ook gedreven, deed zijn plicht echter niet. Eene hprhaalde waarschuwiug van de zijde van Slootman baatte niets. Toen verloor deze zijn geduld en Hier begint de reeks van krachtige uitdrukkingen, welke ten doel hadden den jongen te beduiden, dat hij wel, om 't zacht te zeggen, „voor Slootman's part op kon rukken!" En de jongen, niet lui, ging een eind weg en roept o. m. den ouderen knecht toe: //Loop naar je dooie—dievemoer!" 't Gevolg van dit uitschelden was, dat de reeds lang getergde knecht zijn drift niet meer meester kon blijven en den kwajon- gen een stuk lood naar het hoofd wierp, 't, welk, gelukkig voor beide partijen, echter niet meer dan een bloedende, spoedig geheelde wonde toebracht. Voor deze inishandeling echter staat Slootman nu terecht. Over het feit, door hem bekend, rijst weinig verschil. Des te meer aandacht schenkt, bij het getuigenverhoor, de Voorz. aan de gebruikte scheldwoorden. //Hoe kom je daar toch in 's Hemels naam aan?" vraagt hij den jongen, naar aanleidig van het zoo juist genoemde woord. //Wist je dan, dat de moeder van den bekl. zich ooit aan die- verij had schuldig gemaakt?" //Neen natuurlijk".//Maar hoe valt 't je dan in, dien man zoo te beleedigen door zulk eene uitdrukking? 't Is waarlijk sc^atide, zooals tegenwoordig het misbruik van scheldwoorden onder het volk toenee.mt! Betalen we dan daarvoor zooveel geld voor het onderwijs?!" Inderdaad een onderwerp, 't welk we den ijverigen onderwij- zers dpr jeugd ter overweging kunnen aanbevelen. Intusschen, hoeveel reden de bekl. ook mocht gehad hebben zich beleedigd te gevoelen, het werpen van dat stuk lood blijft eene strafbare daad. En daarom eischt het O. M. eene gevan- genisstraf voor den tijd van een-en-twinlig dagen De bekl. vertrouwt zijn ooren niet. Hoe hij, een fatsoenlijk en oppassend man (gelijk de zoon van zijn patroon heeft ver- klaard), een huisvader, zou een oogenblik van drift raoeten boeten met 3 weken gevangenisstraf, Dat kan niet! Dan vraagt hij om een advocaat! Maar dit laatste, brengt de Voorz. hem onder het oog, kan niet meer in dezen stand van dit geding. En wat de zwaarte der straf betreft, wat zou bekl. wel zeggen, indien tegen zijn kind eens met een stuk lood gegooid werd, zoddat het bloedde? Zou hij dit dan ongestraft willen laten Waar waren de politie en de justitie voor, als men in onze raaatschappij zulke dingen maar ongemoeid kon doen 't Is duidelijk dat bekl. de zaak nog niet van dien kant bekeken heeft, en nu gevoelt dat de Voorz. daarin wel gelijk heeft. En daarom gaat hij zwijgend been. //Ja, als hij dit had kunnen voorzien!" Voor de rechtbank te Amsterdam verscheen een 63-jarig man, Johannes Peters. Zijn hoofd is ten halv* bedekt en geheel om- ringd door zwartgrijzig haar; de korte ringbaard, die zijn gelaat omlijst is sneeuwwit. Ondanks het gevangenispak, 't welk hij draagt, is zijn uiterlijk dat van een fatsoenlijk man. Er ligt eene uitdrukking van moedelooze berusting op zijn gelaat, die ons met belangstelling doet vragen, wat hem wel voor de rechtbank kan gebracht hebben. We zullen het aanstonds vernemen. De geschiedeub is heel kort. Op 7 Nov. bevond hij zich in het koffiehuis Be Roode Leeuw, op den Vijgendam. Daar waren ook meer bezoekers en de jas van een hunner hing in de nabijheid van Peters, Toen deze wegging, nam hij die jas mede in plaats van de zijne. maar hij werd spoedig achterhaald en gevangen genomen. Dat hij een maand in voorarrest bleef, was zeker te wijten aan de uitstedigheid van den bestolene dat men hem er inhield, aan zijn vroeger leven. Want het blijkt dat deze oude man, met de fatsoenlijke spraak en het weemoedig uiterlijk, reeds raeermalen gevangenisstraf heeft ondergaan, o. a. nog in 1885 tot een jaar was veroordeeld, eveneens wegens diefstal. Hij is dus wat de wet een //recidivist// noemt; derhalve meer strafbaar dan een ander die voor den eersten keer stal. En het O. M. eischt een jaar gevangenisstraf tegen hem. Daar bekl. bekend heeft en de getuigenissen die bekentenis bevestigden blijft er voor den verdediger, mr. Scholten, niets over dan de rechtbank te wijzen op bekl.'s armoede, als aaulei- ding tot de daad, en dus als verzachtende omstandigheid. Hij zelf heeft niets meer in te brengen, en verlaat de zaal met dezelfde loome schreden, als waarmee hij gekomen is. Een vreeselijke yebeurtenis heeft voor eenige dagen te la Cote- Saiot-Andre, nabij Grenoble, plaats gehad. In een magazijn van een groothandelaar in kruidenierswaren waren twee knechts bezig een vat met zes HL. alcohol over te tappen, toen een weinig van de alcohol in aanraking kwam met de vlam van een lamp. Natuurlijk brandde terstond de alcohol in het vat ook. De beide knechts schreeuwden om hulp, daar de vlaminen zich aan het magazijn dreigden mee te deelen; en twee moedige mannen gaven aan hun roepen gehoor en irachtten het bran- dende vat op straat te rollen. Plotseling barstte het vat en stortte zich de brandende alcohol voor de vier mannen uit. In hun angst vlogen zij de straat op. Een der hel pers, de suikerbakker Esprit, die van boven tot onder brandde, sprong in het water; de andere, Puynet, werd er door eenige omstanders ingeworpen, terwijl de beide knechts aan armen en beenen vreeselijk gebrand, van de aanwezigen de aanwezigen de eerste hulp ontvingeu. Drie van de slachtoffers, waaronder de beide bereidwillige helpers beiden huisvaders zijn ten gevolge van de brand- wonden overleden. Het grootste gedeelte van hetj magazijn en een voorraad koopwaren, ter waarde van 100,000 fr. zijn mede door het vuur vernield. Eenigen tijd geleden werd door de //Pester Lloyd// aange- kondigd, dat Baron Hirsch 100 millioen francs gegeven had ter verdeeling onder de joodsche instellingen in Europa, in verhou- ding tot hare uitgestrektheid en behoeften. Geheel waar was dat bericht niet. Volgens den Parijzer correspondent van de Times is de zaak als volgt. Ongeveer 3 maanden geleden, eenige dagen voor het vertrek van den Czaar naar Kopenhagen, zond Baron Hirsch een brief aan den Czaar, waarin hij aanbood 2,000,000 te geven voor het stichten van lagere scholen voor Israelieten in Rusland en 40,000 ter beschikking van den Czaar voor liefdadige doeleinden. De Czaar verzocht zijn Minister van Binnenlandsche Zaken over dit verzoek mondeling bij zijn terugkeer in Rusland verslag uit te brengen. Het aanbod bleef door het lange uitblijven van den Czar zoolang onbekend, en inmiddels vroegen zij die er van wisten of Baron Hirsch door dit uitstel beleedigd, zijne belofte niet zoude intrekken en of dit uitstel het voorstel niet op andere wijze in gevaar bracht. Bij de terugkomst van den Czaar hoorde hij het bericht van zijn Minister en nam hij het aanbod aan. De 2.000.000 zijn hetaald of zullen gestort worden in de Engelsche Bank, en Baron Rothschild en Baron de Worms, die tot beheerders zijn aange- steld, zullen den interest van dit kapitaal ontvangen. De jaar- lijksche rente zal ongeveer 100.000 bedragen, waarmede het mogelijk is 1000 scholen te openen tot de opname van 50.000 kinderen, die daardoor van onkunde en slechte voorbeelden zul len gered worden. Zulk een prachtige gift is door een rijk man nooit gedurende zijn leven aan behoeftigen gegeven. Gisteren kwam Baron Hirsch in Constantinopel aan, waar hij door den zoon van den Groot—Vizier en een van des Sultan's adjudanten ontvangen en in een rijtuig van den Sultan naar zijn hotel gereden werd, waar de noodige vertrekken in gereed- heid waren gebracht. Tusschen de familien van Orune en van Bitti in Sardinie heerschte sedert eeuwen een doodelijke haat, welke reeds tallooze slachtoffers had geeischt. Door tusschenkomst der overheid komt eindelijk dezer dagen de plechtige verzoeniug tot stand. Om een denkbeeld te geven van de uitgebreidheid dier veete, diene dat voor het verzoeningsmaal noodig zijn: tweehonderd pond macaronie, tien ossen, veertien varkens, zestig biggetjes, driehonderd pond brood, vijfUonderd pond vruchten en tien vaten wijn. Den 29sten Nov. had er reeds in de kerk del Miracolo te Bitii eene voorloopige verzoening plaats tusschen drie aanzienlijke familien. Des ochtends reikten al de mannen elkander de hand in tegenwoordigheid van den prefect en de geestelijkheid der gemeente, en legden der. eed af, in het vervolg van alle haat en wraak af te zien. Des avonds waTen het de moeders, de echtgenooten, de zusters, die elkander met dezelfde belofte in de armen vielen en omhelsden, te midden eener diep ontroerde menigte.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Weekblad van Haarlemmermeer | 1887 | | pagina 3