Alleen een rustige Zondag maakt een vroolijken Zondag
FEUILLETON.
2) Het Eseorial.
Wij zijn er, in Christus, en daarom komen wij er straks.
Heerlijk dat van ons-zelf te gelooven. Maar laat ons
't ook van elkander gelooven, voor zooveel wij in Christus
Jezus zijn.
Dat bewaart voor zelfverheffing. Dat doet ons elkander
nu reeds als huisgenooten Gods en mede-erfgenamen der
voor ons in den hemel bewaarde erfenis liefhebben, ver
troosten, bemoedigen, helpen en vermanen „kinderkens,
blijft in Hem
Ik sprak van den hemel als van een plaats. En de Heer-
zelf heeft ons vergund ons den hemel zoo voor te stellen.
Maar de hemel is ook een toestand., een toestand van
volmaakte verlossing en dus van volmaakte zaligheid. En
zeker wordt door Paulus ook daaraan gedacht, als hij ver
klaart medegezet te zijn in den hemel.
Hij is er niet alleen rustig zeker van dat hij eens in den
hemel komen zal, omdat hij er, in Christus, nu reeds is.
Maar hij bedoelt ook terwijl ik nog op aarde ben, naar
't lichaamben ik reeds in den hemel, naar den geest.
Niet dit is daarvan de beteekenis dat 'n geloovige in
een overspannen toestand leeft; dat hij, in dweepzieke
opwinding, het lijden van den tegenwoordigen tijd loochent
dat hij zich inbeeldt nu reeds te zijn overgebracht in de
hemelsche heerlijkheid.
Neen, maar zijn leven „in Christus" is een leven dat,
in alles, onder alles, trots alles, rust in de volzalige gemeen
schap met God.
Zooals 't bij Jezus-zelf was, die, ook gedurende Zijn leven
op aarde ook in Gethsemané en toen Hij stond voor zijn
rechters en werd gegeeseld en bespuwd en gekruisigd, in
den schoot des Vaders was.
Bij - ons, menschen, is, wat bij den Zoon des menschen
in volmaaktheid was, natuurlijk nooit anders dan zeer ge
brekkig aanwezig.
Toch wij zijn in het hemelsche gezet ook al voelen
wij niet altoos dat wij het zijn.
Maar wij zijn het, in Christus.
En straks, als wij sterven Voor die van Christus zijn,
is het sterven geen overgang tot een ander leven. Maar
'n blijven in hetzelfde leven, waarin zij hier op aarde reeds
leefden, door het geloof. Aan de andere zijde van het graf
zetten de geloovigen eenvoudig hun hemelsch leven voort.
Alleen met dit verschil, dat dan al het gebrekkige zal zijn
weggevallen en 't onvolmaakte plaats heeft gemaakt voor
t volmaakte.
Nu in het hemelsche, maar in strijd.
Straks in het hemelsche, maar in overwinning.
Nu in hemelsche, maar op aarde.
Straks in het hemelsche, maar in den hemel.
Let er op dat de Apostel verzekert in den hemel mede-
gezet te zijn.
Dat heeft hij zichzelf niet gedaan. Dat hebben andere
menschen hem ook niet gedaan. Dat heeft alleen God gedaan.
God heeft vijandschap gezet tusschen den mensch en
de zonde.
God is 't, die ook, in Christus, den zondaar zet in den
hemel.
Maar God is geen God van verwarring, doch van orde.
Eerst komt de Goede Vrijdagdan Paschen dan pas
Hemelvaart.
Eerst met Christus sterven dan met Hem opstaan tot
een nieuw leven dan, in Hem, leven het hemelsche leven,
vol van blijdschap en overwinning en eeuwigheid.
Maar de zaligheid van dit leven is, zoolang wij nog op
aarde zijn, geen onaangevochten bezit.
Die zaligheid is de vrucht van gedurig waken en bidden
en strijden.
Anders ontgaat zij ons.
Maar zóó kan zij ons niet ontgaan.
In eeuwigheid niet.
Verschillend zijn de redenen die opgegeven
worden, welke den koning tot het bouwen van
dit klooster zouden hebben bewogen. Sommigen
meenen dat Filips, op zijn terugtocht uit Neder
land naar Spanje in 1559, door een storm over
vallen, den heiligen Laurentius de gelofte deed
hem een klooster op te richten, zoo hij behou
den in Spanje landde. Anderen brengen die
gelofte in verband met den slag van St Quentin
in 1557. Dat de koning een gelofte gedaan
heeft is vrij zekerdat hij door de stichting
genoemde overwinning heeft willen herdenken,
is waarschijnlijk, daar deze op den dag van St.
Laurentius behaald werd. De naam dien het
klooster eerst droeg, was „El Sitio de San Lo
renzo el Real-. Maar het werd weldra algemeen
genoemd naar het vlek waar het gebouwd was,
„el Eseorial", en het heeft dien naam behouden.
Met de stichting had Filips een drieledig doel
een passende rustplaats te verzekeren aan het
gebeente zijns vaders, zoowel als aan dat van
het verdere koningsgeslachtaan de wereld zijn
geloof te toonen door de oprichting van een
reusachtig godshuis; een woning voor zichzelf
te bouwen in de schaduw van het heiligdom.
Het gebouw moest dus in zich vereenigen een
klooster, een paleis en een graf.
Reeds vóór de eerste steen gelegd was
de bouw duurde meer dan twintig jaren had
de koning de toekomstige bewoners gevonden
monniken van de orde van St. Hieronymus
werden door hem naar het dorp Eseorial ont
boden, waar hun. tot het klooster gereed zou
zijn, een tijdelijke woning met kapel werd ver
strekt De koning zelf nam, wanneer hij de plaats
bezocht, zijn intrek in de hoogst eenvoudige
woning van den priester. In 1563 werd de eerste
steen van klooster en kerk gelegd, de laatste
door Filips zelf, en van dat oogenblik af werd
de bouw met kracht voortgezet. Voor den koning,
die over de inkomsten der Oude en Nieuwe
Wereld beschikken kon, behoefde geen vertra
ging te bestaan, hoewel de kosten niet minder
dan zes millioen dukaten hebben beloopen.
Naarmate het werk vorderde, werden de be
zoeken van Filips menigvuldigermet groote
belangstelling volgde hij den bouw tot in de
kleinste bijzonderhedenja, uren lang zette hij
zich soms op een boven het klooster gelegen
rots neder, vanwaar hij den arbeid gadesloeg.
Deze rots heet nog „la silla del rey", de zetel
des konings.
In 1571 liet de koning in het dorp een beter
verblijf voor de monniken en voor zichzelf
bouwen en bracht daar sinds dien tijd een groot
deel van liet jaar door, totdat zes jaren later
het paleis zoo ver gevorderd was, dat hij er
eenige kamers voor zich en zijn gevolg in ge
reedheid kon laten brengen. Met trots getuigde
hij dat hij vanuit dat verloren hoekje twee
werelden bestuurde; immers ook de regeerings-
zaken werden toen in het Eseorial afgedaan.
In dienzelfden tijd gebeurde er een onheil, dat
voor het gansche gebouw noodlottig had kun
nen zijn. De bliksem sloeg in een der groote
torens van het kloosterin korten tijd stond
de geheele bovenverdieping in brand. De hertog
van Alva, die de gast des konings was, nam
terstond het bevel op zich, en onder zijn leiding
werd. na ongelooflijke inspanning de brand
gebluscht, die van elf uur 's avonds tot zes
uur 's morgens had gewoed en groote schade
veroorzaakt. De koning droeg bovenal diepe
smart over het verlies van onderscheidene kost
bare reliquieën, doch werd eenigszins getroost,
toen hij vernam dat een stukje van het ware
kruis en de rechterarm van St. Laurentius ge
spaard waren. v L
Wordt vervolgd).