Voor eiken dag.
De extra-collecte van 1.1. Zondag heeft opgebracht f 20.31
Binnenkort zal de Kerk van buiten geschilderd worden,
terwijl H.H. Kerkvoogden reeds maatregelen genomen
hebben tot het plaatsen van een nieuw hek om de Kerk.
De Duitsch-Evangelische dienst, die gedurende het a.s.
seizoen in het Kerkgebouw onzer gemeente zal gehouden
worden, vangt aan den 7den juli en wordt voortgezet tot
den Ssten September. De „Kuhrpredigér" zijn de H.H.
Boedrich uit Bernsdorf in Sileziën en Mollmann uit Pinne
in Posen.
Klachten over bezorging van den „Zondagsbode" s.v p.
direct te richten tot de Administratie.
Zending.
Het is merkwaardig dat in het „Onze Vader" de bede
„Uw koninkrijk kome" zeer in het begin voorkomt en als
samengevoegd wordt met de verheerlijking van Gods naam
en het volbrengen van zijn wil. Heeft dit ons, christenen,
niet veel te zeggen En kan het ons wel waarlijk ernst
zijn met die eerste en derde bede, indien wij de tweede
als vrij onnoodig beschouwen, of in elk geval, als niet
geldende voor alle discipelen des Heeren, maar alleen voor
zendelingen en hen die zich met Zending als met een soort
„liefhebberij" bemoeien?
In het Oude Testament is misschien wel Jona het
merkwaardigste zendingsboek. God toont daarin aan den
profeet dat Hij de heidensche inwoners van Ninevé lief
heeft, en in de bekeering van dat volk zien wij een heer
lijke profetie van de latere toebrenging van velen uit Oosten
en Westen, Noorden en Zuiden, die met Abraham, lzaak
en Jacob zouden aanzitten in het koninkrijk Gods.
Het zendingsboek bij uitnemendheid in den bijbel is
echter „de Handelingen der Apostelen". Daar wordt ons
de stichting en uitbreiding der Christelijke Kerk voor oogen
gesteld, die door de prediking en zendingsreizen der
apostelen, voornamelijk van Paulus, vasten voet verkrijgt
in een groot deel der toenmaals bekende wereld. Het laatste
vers van dat boek luidt er is sprake van Paulus te
Rome „predikende het Koninkrijk Gods en leerende van
den Heer Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, onver
hinderd". Is dat niet een schoon einde en is dat laatste
woord „onverhinderd" niet als een motto voor het geheele
boek en als een heerlijke profetie voor de zending van
alle toekomende eeuwen.
Ja, „onverhinderd", trots den woedenden, hardnekkigen,
voortdurendeti tegenstand dien de vijanden van het Evangelie
nu reeds bijkans negentien eeuwen aan die prediking boden;
neen waarlijk, het ging zoo gemakkelijk niet. De Heiland
had het zijn discipelen wel voorspeld„Gij zult van allen
gehaat worden om mijns naams wil", en wie van de zijnen
heeft dat niet ondervonden? Een Stefanus valt als de
eerste martelaar, uitgeworpen en gesteenigd doorjoodsche
Jezus haters; straks volgt hem een Jacobus in den dood,
als slachtoffer van den willekeur van Herodes, aan wien
Petrus slechts door een wonder ontsnapt. Honderdmalen
>'s Paulus in gevaar en ook hij eindigt ten slotte zijn leven
onder liet zwaard van den beul. Wat beproeft de Satan
niet om den voortgang van het koninkrijk Gods te beletten
en, waar eene jeugdige gemeente gevestigd is, deze te
gronde te richten Onkruid zaait hij onder de tarwe, men
denke aan Ananias en Saffira; twist en oneenigheid, ja
allerlei booze zonden worden maar al te spoedig in den
boezem der nieuwe gemeente gevonden. Indien deze plant
niet uit God ware, voorzeker zij ware. én door den tegen
stand van buiten én door de zonden van binnen reeds
in de eerste eeuw te gronde gegaan. Maar nu ging het
toch „onverhinderd". Want God laat niet varen het werk
Zijner handen en, al worden de evangelieboden gevangen
gezet en gedood, „het Woord Gods is niet gebonden".
(II Tim. 2'; 9).
„Onverhinderd", ziedaar ook de geschiedenis der Zending
in alle volgende eeuwen, niettegenstaande de ontelbare
verhinderingen door vriend en vijand aan dien arbeid in
den weg gelegd. Dat de vijanden van het Evangelie dit
doen, wat wonder? dat het heidensche Rome de eerste
zendboden vervolgt en doodt en later het pauselijk Rome
met zijn inquisitie dit voorbeeld volgt, het bevreemdt ons
nietdat de toovenaars en regenmakers in Afrika en de
afgodspriesters van Indië de evangelieverkondigers niet
welkom heeten, wij begrijpen het volkomen; maar droeviger
en vreemder is het, wanneer de verhindering van de zijde
der „vrienden" komt. En toch is ook dit telkens, ja laat
ik maar zeggen altijd gezien. Wat al flauwheid in de
gemeente van Christus! Wat al vreemde opvattingen om
trent dat zendingsbevel van onzen Heiland! Toen de later
zoo bekende en beroemde zendeling William Carey, als
jong predikant in Engeland in een kring van ambtgenooten
het was op het einde der 18e eeuw de noodzakelijk
heid der heidenzending bepleitte, klopte hem een oude
predikant op den schouder en zeideJonge vriend, als de
Heer de heidenen bekeeren wil, kan en zal hij dat wel
doen zonder uw hulp of de mijne. En wat het zendings
bevel betreft, dat was tot de apostelen, niet tot ons gericht."
En toch, niettegenstaande dat alles: „onverhinderd"!
v. L.
(Verzameld door C.B.)
Zonder een nachtelijke worsteling wordt Jacob geen
Israëlzonder een kamp van geloof en gebed wint de
Kananeesche vrouw het leven van haar dochtertje niet;
zonder zinken in de ziltige baren wordt geen Petrus ge
vormd om rots der gemeente te zijn. N. N.
Simson sloeg duizend Filistijnen dood met een ezels
kinnebakken maar dat is nog niets vergeleken bij het
kwaad, dat allerlei andere ezels met kun kinnebakken in
de wereld aanrichten. Brown.
Niets doet mij pijnlijker aan dan iemand te hooren zeggen,
dat hij niet weet, hoe hij zijn tijd zal klein krijgen. Als
Methusalem dat nu eens gezegd had in het 969ste jaar
van zijn leven maar wijCowley.
Zich van zijne toekomst voor hier en voor hiernamaals
verzekerd houden, is geen waanzin, het is geloof. Het is
geen hoogmoed, het is Godsvrucht; het is geen vermetel
heid, het is Gods belofte. Auqustinus.
O, mensch, toen gij op de aarde kwaamt, weendet gij,
en juichten de omstanders; leef zoo, dat, wanneer gij deze
aarde verlaat, de omstanders weenen mogen, en gij juichen
kunt. Jean Faul.
Het gaat, helaasmet vele huizen en harten ais met
onze Protestantsche kerkeneen enkelen dag weergalmt
er een danklied of stijgt er een bede op, maar dan volgt
er weer een reeks dagen van stilte en leegte. N. N.
Indien God doornen op uw pad legt, zoo spring er niet
overheen, zoek u geen anderen weg maar tracht Gods weg
midden tusschen de doornen te vinden. E.