GebrcK aan Zondagsrust verlamt de veerkracht van geest en lichaam Voor eiken dag. FEUILLETON. 3) Het Eseorial. 't Ontbreekt ons aan de noodige frischheid. Toch zijn deze bezwaren niet onoverkomelijk. Let eens op het begin van ons tekstvers. Daar staat „Gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, die over u komen zal". Het heele geheim van 't trouw getuigen zit hem hierin dat wij den Heiligen Geest Zijn kracht in onze zwakheid laten volbrengen. Vraagt gegCQft zoo n getuigenis wat Heeft hij, die getuigt, er voordeel van Zeker heeft hij er voordeel van. „Die bevochtigt", zegt de Schrift, „zal zelf ook nat worden gemaakt". Wij kunnen onze zaligheid niet beter voelen dan door haar aan anderen mede te deelen. De herder uit de gelijkenis, verliest een schaap. Hij gaat 't zoeken. En hij vindt het verloren schaap. Welk een blijdschap Maar de blijdschap van het vinden is niets, vergeleken bij de blijdschap van 't roepen gevonden gevonden Weest blijde met mij Zoo is de zaligheid van den geloovige niet deze dat hij werd gevonden, maar ze is deze dat hij zijn vondst mag mededeelen aan anderen. Dat hij mag getuigen gevonden gevonden Of uw getuigenis ook iets zal uitwerken Zijt gij bevreesd, dat uw getuigenis niet veel zal baten? Waarom vreest gij Ik zeg u vrees niet Gij hebt maar één ding te doen te getuigen. Bekommer u niet om den uitslag. Die is voor rekening van den Heer. Hij zal wel zorgen, dat de zegen niet uitblijft. Laat Hem besturen, waken. Het is wijsheid, wat Hij doet. Als ieder geloovige maar zijn plicht doet. Dan komt alles terecht. Heerlijk terecht Getuigen getuigen Wij moeten ja, wij moeten Getuigen Wij mogen ja, wij mogen Is 't geen Voorrechtte worden uitgezonden voor het aan gezicht van den Koning om Zijnen weg te bereiden Is 't geen genadegesteld te zijn om te profeteeren van het Licht der lichten, uit 's werelds duistere wolken opgegaan? Neen, 't is niet om te Züchten en niet om moedeloos te worden en niet om te vreezenals wij geroepen worden om van Christus te getuigen. t Is alléén om blijde te wezen en dankbaar en verwonderd dat de Heer ons gebruiken wil. Wij getuigen van Christus Welk een eer! o, welk een eer (Verzameld door C.B.) Wanneer gij bidden wilt, wees dan niet zuinig op uw tijdlaat het u nooit berouwen veel van uw kostelijken tijd aan het bidden te hebben gegevenhet is beleedigend voor de majesteit Gods, als gij voor haar op heete kolen staat. N. N. Gods woord is het bloempje: Hoe langer hoe liever.' Luther. Niemand heeft meer tegenspoed dan hij, die geen tegen spoed heeft. Smiles. De zonde maakt den mensch tweemaal ongelukkig; eerst de zonde op zich zelf, daarna het gevoel der zonde. Spinoza. Zooals de zwarte voet van de zwarte mier over den zwarten steen in den zwarten nacht, zóó onmerkbaar sluipt de zonde het menschenhart binnen. Arabisch Spreekwoord. Bij den echten Christen is het zóó, dat hij te ootmoediger knielt, naarmate God hem meer zegen op de schouders legt. Evers. Als de zon ons 't kortst beschijnt is zij juist het dichtst bij de aardezoo is de liefde van den Vader in Christus Zijnen kinderen nooit meer nabij, dan ais het nacht is en donker. „Graankorrels". Van verre en nabij werden de stoffen, tot bouw en versiering benoodigd, aangebracht. Een steengroeve in het gebergte leverde het graniet, dat in groote blokken, somtijds door veertig of vijftig juk ossen, naar het bouw terrein werd gesleept; het marmer kwam uit de zuidelijke sierra's. De kunstenaars van Madrid en Toledo be werkten het brons en de kostbare metalen; de fabrieken van Vlaanderen zonden prachtige tapijtwerken; de groote meesters van Italië versierden de wanden en zalen met fresco's en heerlijke schilderijen. Geen moeite, geen kosten werden gespaard om het Eseorial met schatten van eiken aard te vullen. Dit was de taak, waaraan Fiiips verder zijn dagen wijdde en die hij aan zijn opvolgers naliet, welke haar met meer of minder smaak, maar met de inkomsten van Indië tot hun beschikking, vervulden. Helaas, het Eseorial is niet meer wat het was. In 1808 werd het klooster door een afdeeling Fransche huzaren bestormd, en in weinig dagen waren schatten verwoest en verloren. Van de nog overige schilderijen en kunstwerken werden de fraaiste later naar Madrid gevoerd; het Eseorial hield op een koninklijke residentie te zijn en thans staat het daar, eenzaam en verlaten, in het midden van het eenzame en naakte ge bergte. Zoo vergaat der wereld heerlijkheid. Maar wij willen daarover thans niet langer mijmeren, want de deur wordt geopend, en, voorafgegaan door onzen gids, doorloopen wij eerst de kolonnaden om een der binnenplaatsen. Aanstonds wordt ons oog getroffen door de groote muurschilderingen, welke hier overal zijn aangebracht, en onze belangstelling wordt nog verhoogd, wanneer wij zien dat het bijna alle voorstellingen zijn uit den tachtigjarigen oorlog. Hier de slag op de Mookerheide met den dood der beide graven van Nassau, ginds belegeringen van verschillende Hollandsche steden. Niet overal schijnt de geschiedkundige waarheid even trouw behartigd te zijnvaneen groot tafereel van den slag van Nieuwpoort krijgt men geheel den indruk, als waren de Spanjaarden overwinnaars geweest Doch niet lang hebben wij tijd om ons hier op te houden wij treden thans het paleis binnen en doorloopen de verschillende kamers der Spaansche koningen. Veel is hier niet te zien; de vertrekken zijn geen van allen ruim en, hoewel nog gemeubeld en voor het meerendeel met gobelins behangen, geven zij toch den indruk niet van een vorstelijk verblijf. Dit alles boezemt ons nog weinig belang in; wij verlangen de vertrekken van Fiiips II zelf te zien en ons verlangen wordt spoedig be vredigd. Eerst treden wij een vrij ruime, met hout beschoten kamer binnen, waarin zich nog een globe en een paar oude stoelen bevinden. Dit was de audiëntiekamer, waar hem zijn ministers en geheime raden wachtten. Uit dit vertrek komt men in een ander, dat veel kleiner is en zijn licht slechts uit het eerste ontvangt; dit was de studeerkamer van den koning. Stoel, misboek en voetbank van den vorst zijn nog aanwezig. Alles is zeer een voudig; maar welk een somber verblijf voor den machtigsten koning der aarde! Naast de studeerkamer is een nog kleiner alkoof, het slaapvertrek van den vorst. Daar is hij ook gestorven Er is nauwelijks plaats voor een bed, en het is er natuurlijk geheel donker. Wanneer men een klein luikje in den muur van dit slaapvertrek opent, slaat men den blik op eens in de groote kathedraal en wel vlak bij het hoogaltaar. v. L. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 2