„Zonda^spref'ook een vijandin van..Zondagsrust"
FEUILLETON.
4) Het Eseorial.
Zou het dan mogelijk wezen, dat iemand den Heiligen
Geest heeft zonder te weten, dat hij Hem heeft?
Maakt de Heilige Geest zijne aanwezigheid dan niet
kenbaar Is Zijne werking dan niet zichtbaar en hoorbaar
en tast baart
Als ge den Heiligen Geest hebt, dan legt uw leven daarvan
getuigenis af.
Misschien zoudt ge wel willen, dat ik u bepaalde ken-
teekenen opnoemdedat ik u zeizoo en zoo moet gij u
gevoelen dit èn dat èn dat moet gij hebben déze dingen
nalaten, en die dingen doen.
Maar dat doe ik niet. Want als ik het deed, dan zou
ik, terwijl ik u tot zelf-onderzoek opwek, u juist een prachtig
middel aan de hand doen om van uw zelf-onderzoek af
te komen.
Ik verzeker u als gij uwe gedachten, woorden en werken
nauwgezet controleert, en de richting van UW leven eerlijk
nagaat, dan hebt gij, nog eer het hedenavond is geworden,
het antwoord op de vraag heb ik den Heiligen Geest
Tegen één misverstand moet ik dringend waarschuwen,
tegen dit n.L, dat iemand uit het in zich vinden van nog
velerlei ellende en zwakheid, zou opmaken, dat hij daarom
geen deel heeft aan den Heiligen Geest.
Tot zulke bekommerde zielen zeg ik: Wanhoopt niet.
De oude mensch kan inderdaad gestorven zijn, terwijl het
cadaver zich nochtans roert. De zonde werkt nog zoo
langen tijd na.
Als de storm reeds lang is gaan liggen, is het water
toch nog geruimen tijd in beweging.
Ook als de lente in het land is, doen zich de naweeën
van den winter nog lang gevoelen.
De vraag is nietdoen we nog zonde
Maar zijn wij nog dienstknechten der zonde
Niet: zijn wij reeds volmaakt
Maar jagen wij er ook naar, of wij het ook grijpen
mochten
Niethebben wij God lief, zooals wij Hem liefhebben
moeten, d.i. met een volkomen hart?
Maar is het gebrekkige onzer liefde ons dagelijks een
oorzaak tot verootmoediging en hartgrondig berouwt
Verstaat ge mij goed? Zóó goed, dat ge er mij niet van
verdenkt, als vond ik het-nog-altijd-doen van zonde zoo
verschrikkelijk niet Als bedoelde ik onze struikelingen te
vergoelijken t
Als lasterde ik, dat God met een beetje liefde ook best
tevreden is Als was ik die gruwelijke leer toegedaan, dat
Na de kerk wordt het Pantheon der Spaansche
koningen bezocht Het is een krypt van marmer
en porfier vervaardigdin den muur in de
rondte zijn nissen aangebracht, waarin de
marmeren kisten worden geplaatst, die elk een
opschrift dragen met den naam van hem of
haar die er in rust. Men leest er de namen van
Karei V, Filips II en zijn opvolgers. Alleen
koningen en koninginnen worden hier bijgezet.
Het geheel maakt een treffenden indrukeen
voudig is het en koninklijk tevens. Vreemder
indruk maakt de boekerij op ons, waar alle
boeken met den rug van ons af in glazen kasten
geplaatst zijn, zoodat men de titels niet kan
lezen. Naar ik meen begrepen te hebben, is het
ook niemand geoorloofd die boeken in te zien.
Filips II zelf heeft vierduizend deelen verzameld
in onderscheidene, vooral ook Oostersche talen.
Er moeten ook zeer kostbare handschriften
zijn.
v. L.
(Slot volgt).
een geloovige zondigen mag op crediet van zijn„oudenAdam"?
Ik troost geen huichelaars.
Ik troost waarachtig-bekommerden.
Ik troost ze met deze vertroosting dat niet ééne zonde
of zwakheid, die nog tegen onzen wil in ons is overgebleven,
ons zou kunnen verhinderen gemeenschap te hebben met
Den Trooster.
Alles komt neer op datovergebleven tegen OllZen wil.
Gods Geest maakt ons tot nieuwe menschen.
Maar, het gaat langzaam, geleidelijk, grondig, en daarom
niet in-eensmaar van lieverlede.
Als iemands zelfonderzoek hem tot de droeve slotsom
brengt, dat hij den Heiligen Geest niet heeft, dan is er
nog geen oorzaak tot moedeloosheid.
De Heilige Geest WOOnt alleen in de geloovigen, maar
Hij arbeidt ook aan de wereld door zijne getuigenis van
zonde, gerechtigheid en oordeel.
Hebt ge nooit iets van dien arbeid aan u bemerkt
Weersta den Heiligen Geest niet langer.
Laat u overtuigen.
Dat is de weg om te komen tot het geloof, en dus ook
de weg om verzegeld te worden met den Heiligen Geest
der belofte, die iemand van zijn geloof ten volle verzekerd
doet zijn.
Zalig de mensch, die deze zekerheid bezit.
Hij bezit haar nooit als een bezit, waarover hij niet
behoeft te waken.
Maar hij bezit haar dan toch. En juist de vele aanvecht
ingen verzekeren hem dat hij hem bezitimmers de Booze
tracht niet iemand iets te ontrooven, wat hij niet heeft.
Welk een heerlijk leven, het leven dergenen, die de
triumpheerende zekerheid kennen „ik weet, mijn Ver
losser leeft
Die met Paulus zingen „ik ben verzekerd dat niets ons
zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in
Christus Jezus, onzen Heer."
Die met den ouden Heidelberger, op de vraag„welke
is uw eenige troost, beide in leven en in sterven ant
woorden „dat ik niet mijns, maar mijns getrouwen Zalig
makers Jezus Christus eigen ben."
Hebt gij dien troost t
Heeft die troost U t
Hebt gij den Trooster t
Heeft de Trooster ut
Waar is het zegel
Dit was zoo volgens de bedoelingen van den
koning vervaardigd, opdat hij van uit zijn slaap
kamer de mis zou kunnen hooren. Bij zijn ster
ven werd dit luikje geopend en hij ontsliep,
terwijl de plechtige tonen van het kerkgezang
naast hem weerklonken Hoe duidelijk teekent
zich het strenge, sombere karakter van Filips II
hier af, ook in de keuze en inrichting van zijn
vertrekken. ..Hij was', zeide hij, ,.met een cel
tevreden, wanneer God maar een tempel had'.
Het is een vreemde mengeling van kerkelijke
godsdienstigheid en geheele miskenning van
waren godsdienstzin, van nederigheid en zelf
verblindenden hoogmoed, dat het karakter van
dezen man vertoont. Hij, die zooveel menschen
had doen omkomen en op allerlei wijze zoo
veel jammer had veroorzaakt, zeide op zijn
sterfbed aan zijn biechtvader, dat hij zich niet
herinnerde, ooit iemand willens eenig leed te
hebben gedaan. Dat wij, Protestanten, thans
vrijelijk de vertrekken van dezen grootsten
vervolger onzer broederen mogen betreden, is
een feit dat ons onwillekeurig aangrijpt. Ik kon
mij, terwijl ik mij daar bevond, dan ook niet
weerhouden een vers van ons heerlijk „Wil
helmus" te zingen dat, naar het mij voorkwam,
daar zeer goed op zijn plaats was en waar
schijnlijk nog nimmer aldaar had weerklonken.
Onze gids gunt ons echter niet veel tijd tot
nadenken en brengt ons thans naar de kathe
draal. Welk een ontzaglijke omvangwelke
soberheid van stijl en versierselendeze kerk
is waarlijk schoon. Het hoogaltaar van marmer
en porfier maakt een grootschen indruk; naar
men zegt heeft het ongeveer vierhonderdtachtig
duizend gulden gekost. Daaromheen ziet men
de levensgroote, vergulde beelden van Karei V
en Filips II met de koninginnen, allen in knielende-
houding naar het altaar gekeerd. De kerk van
het Eseorial is buitengewoon rijk aan reliquieën,
die allen door den koninklijken stichter zelf
met groote moeite en kosten zijn verzameld.
Men telt niet minder dan elf geheele lichamen,
driehonderd hoofden, zeshonderd armen en
beenen, driehonderd zes en veertig aderen en
zenuwen en veertienhonderd verschillende stuk
jes van het menschelijk lichaam, als tanden,
teenen, enz. Toen de Franschen het Eseorial
plunderden, beroofden zij ook de reliquieën
van het goud en de edelgesteenten, waarmede
zij versierd waren.