VOOR ZANDVOORT EN AERDENhOUT
No. 6
ZONDAG 9 JUNI 1912
lste Jaargang
OMRINGD MET GOEDERTIERENHEID.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
Abonnementsprijs
Per Jaargang
3 Maanden
Afzonderlijke nummers
1.50
0.50
0 05
Adres voor de Redactie
O. POSTHUMUS MEYJES - Poststraat 3
Adres voor de Administratie
P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
Zandvoort - Telefoon No 27
Advertentiën 1 5 regels055
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 1 -5 regels 0.35
Elke regel meer006
Bij abonnement extra korting
Zondag 9 Juni 1912, Ned.-Herv. Gemeente v.m. 10 ure:
Ds. G. POSTHUMUS MEYJES
Extra-collecte voor de Kerk.
„Die op den Heer vertrouwt, dien zal de
goedertierenheid omringen."
PSALM 32 10Ö.
In het tekstvers is sprake van tweëerlei menschen en van
hun tweëerlei lot.
Er zijn: goddeloozen, d.w.z. menschen zonder God. Wat
zij hebbent vele smarten. Wat zij niet hebbent troost. Want
goddeloos is troosteloos.
Maar er zijn er ook: die op den Heer vertrouwend.w.z.
menschen, die met God rekenen. In den cirkel van hun
leven woont God met Zijn genade in. Wat zij hebbent
O zeker: vele smarten, evenals de goddeloozen. Maar zij
missen nietwat dézen missen. Want,,die op den Heer
vertrouwt, dien zal de goedertierenheid omringen.'' En dat
zal niet alleen gebeuren, maar dat gebeurt nil. God omringt
hem gedurig met zijn goedertierenheid.
Om hem heen een ringeen ring van goedertierenheid
een ring van goedertierenheid Gods.
ïf:
Die goedertierenheid Gods is hierin gelegendat Hij de
overtreding vergeeft, de zonde bedektde ongerechtigheid niet
toerekent. Welgelukzalig is hij, die Gods goedertierenheid
zóó kent!
Is dit enkel een beschouwing van den Psalmist?
Neen, het is ziels-ervaring. Hij prijst het hebben van
vergeving niet als iets begeerlijks en heerlijks, zonder er
Zélf deel aan te hebben, zooals uit de berijming zou kunnen
afgeleid worden: „Welzalig is de mensch, wien 't mag
gebeuren, dat God, naar recht, hem niet wil schuldig keuren.''
Maar dat blijde: „welgelukzalig" teekent zijn eigen toe
stand. „Welgelukzalig is hij"voor den Psalmist beteekent
het allereerst: „welgelukzalig ben ik".
En wijl Hebben wij het misschien nog altijd niet verder
gebracht, dan tot de beschouwingdat het toch wel zalig
moet wezen, als God iemand vergiffenis schenkt? Kennen
wij die zaligheid nog niet bij eigen ondervinding
Hoe zeggen wij hetzuchtend, als was die zaligheid toch
onbereikbaar voor ons?
Of dankbaar en blij, als dezulken die 't weten, waarlijk
niet van hooren-zeggen alleen?
Weten wij dat ons de zonden vergeven zijnl
Wist de Psalmist het, die niets wist van hetgeen wij
wetenniet zag hetgeen wij hebben gezien niet hoorde
hetgeen wij hoordendie het Evangelie der zaligheid van
den Zaligmaker niet kende, terwijl wij onder het blij geklank
van dat Evangelie zijn geboren?
Christus is Gods vleeschgeworden liefde. In Hem roept'
de Vader ons toe vergeven vergeven
O, wantrouwt die belofte niet! Weest niet ongeloovig,
maar geloovig
Die op den Heer vertrouwt, dien omringt Hij met goeder
tierenheid. En zóó omringd, zingt zijn ziel het vroolijke
gezang van bevrijding: „Welgelukzalig is hij, wiens zonden
vergeven zijn!"
Gods goedertierenheid openbaart zich ook in de veiligheid,
die Hij zijn gunstgenooten in allerlei gevaren verleent: ,,Gij
,,zijt mij een verberging, Gij behoedt mij voor benauwdheid,
,,Gij omringt mij met vroolijke gezangen van bevrijding!"
Let op dat tot 3 maal toe terugkeerende „mij". Nu de
Psalmist de zeke/heid d r schuldvergeving bezit, is de angst
de benauwdheid weg. Hij gevoelt zich geborgen in zijn God.
En nu worden zijn ooren ook geopend voor het loflied dal
aan alle zijden omhoog stijgt. Er is een broederschap des
gemeenen lijdens. Er is ook een broederschap des gemeenen
verblijden»De eene geredde zingt het den andere toe
verlost, verlost
Men hoort der vromen tent weergalmen
Van hulp en heil, ons aangebracht
Daar zingt men blij, met dankbre psalmen
Gods rechterhand doet groote kracht
Hoe komt het toch dat ons vaak zoo oneindig ver boven
de werkelijkheid verheven schijnt, wat, met name in de
Psalmen, als het deel van Gods kinderen wordt genoemd?
De dichter zingt „Gij behoedt mij voor benauwdheid."
Beantwoordt onze ervaring aan de zijne
Laat ons eerst vragen beantwoordt onze verhouding tot
God aan die van den Psalmist
Vertrouwen wij op den Heer Nietzeggen wij 't te doen
maar doen wij het doen wij het waarachtig t doen wij het
onder alle omstandigheden t
Zouden wij tevreden zijn als de menschen ons evenveel,
d.i. even-weinig crediet verleenden, als wij verleenen aan Godt
„Die op den Heer vertrouwt, dien zal de goedertierenheid
omringen."
Dién alleen maar dién dan ook stellig en zeker.
Wie op den hoogen God vertrouwt, heeft zeker op geen
zand gebouwd. God is een Rots. Bouwen op God, is bouwen
op de rots. Staan op rotsgrond. En dus veilig zijn en be
waard, ook voor benauwdheid. Want De Rots der eeuwen
wankelt niet.
Heer, wij gelooven. Kom onze ongeloovigheid te hulp
De goedertierenheid Gods betoont zich voorts ook aldus
dat de Heer zijn gunstgenoot niet dan zichzelven overlaat
maar hem onder zijn toezicht neemt„Ik zal u onderwijzen
en u leeren van den weg dien gij gaan zultik zal raad
geven, mijn oog zal op u zijn."
In één woord God verzekert den zijnen dat Hij voortdurend