2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 16 Juni 1912
Uit de Gemeente.
Mededeelingen.
Uit de oude doos van het Kerkelijk Zandvoort.
(Wat pög niet ongewoon is: een predikant van onzui
verheid in de leer beschuldigd door iemand, die 't zelf
met de zuiverheid in liet leven zeker niet al te nauw nam).
Bij gelegenheid, dat in de maand Sept. 1798 de viering
van 't H. Avondmaal op handen was, werd door den
E. Kerkeraad, met eenparigheid van stemmen besloten, dat
men Hendrik van D. 0111 zijn ergerlijk en aansiotelijk ge
drag, daar hij zig in allerleij schandelijke en 't Christen
dom zo zeer onteerende ondeugden, bijzonder in ziel en
lighaain bedervende dronkenschap op eene verregaande
wijze te buijte ging, met de nodiging tot 's Heeren tafel
zou voorbijgaan en hem tot berouw en betering ernstig
opwekken, op dat men naderhand hem weder met vrij
moedigheid zou kunnen nodigen tot 's Heeren Heilig Nagt-
maal.
De Predikant (J. v. Oostveen) en oudsten onderling,
die zamen de gewone huijsbezoeking doen zouden, kregen
dit in last, en zij volbragten denzelven, bij gelegenheid
van de huijsbezoeking voornoemde H. van D. werd,
over deze kerkelijke tugtiging, die hij zig door zijn slegt
gedrag dubbel-waardig gemaakt had, zo zeer in driftige
gramschap onsteeken, dat hij in plaats van in de schuld
te vallen allerlei scheldwoorden en de verbasendste vloe
ken, tegen den Predikant en den gehelen Kerkeraad uit
braakte. De gecommitteerde tot de huijsbezoeking zogten
hem met den geest van Christelijke zagtmoedigheid tot
bedaren en inkeer te brengen, dog alles te vergeefs. Hij
verzogt eene Kerkeraads-vergadering om zig te kunnen
verantwoorden deze werd op zijn verzoek bijeen ge
roepen tegen den volgenden dag, den 18en September,
's avonds ten 6 ure, in welke vergadering hij ook verschenen
is, maar niets ter zijner verontschuldiging kunnende in
brengen (waarvan de gantsche Broederschap ook wel ten
vollen overtuigt wasj bleef de Kerkeraad bij haar gehou
den gedrag persisteeren en gemelde H. van L). verliet de
vergadering onder allerlei vloeken en scheldwoorden.
Zijn hart bleef zo verhard en verbitterd tegen den ge
helen Kerkeraad en inzonderheid tegen den Predikant, die
uijt naam der vergadering gesproken en hem deze onaan-
genamen boodschap gedaan had; hij liet niet na zijn Eer
waarde geduriglijk te lasteren en te honen, dit geschiedde
ook door hem op eene verregaande wijze den 10 Dec.
jegens den ouderling Pieter van Duyn in tegenwoordigheid
van 2 getuigen, wanneer hij zig niet ontzag om op de
leer van den predikant, onder andere ook hevig aan te
vallen en hem van onzuiverheid in dezelve te beschuldigen,
zelfs verklarende, dat hij zijne Gemeente den weg naar
de Hel predikte. (Hierover hebben Guurtje en Marijtje
Bakkenhoven verklaard, dat zij ten allen tijd bereid waren
om getuigenis der waarheid te geven.)
De Broeder ouderling Pieter van Duyn gaf van dit voor
gevallene aan de gantsche Broederschap dadelijk kennis,
in eene daar toe belegde Kerkeraads-vergadering.
De Predikant declareerde, daar't bewuste geval hemzelve
specteerde en een aanval was op de leer welke hij meende
zuiver en regtzinnig te verkondigen, hij in in deze zaak
zelve geen regter zijn kon, maar dezelve overliet aan de
voorzigtige beoordeling van zijne medeleden, gerust ver
trouwende, dat die de eere van haren Leeraar, tegen zulk
een eerloze beschuldiging, van een onwaardig lidmaat dei-
gemeente op eene behoorlijke Christelijke wijze zouden
handhaven. De Broederschap stond ook in 't zelve ge
voelen en besloot daarom, tegen Woensdag den 12den
Dec. gemelde H. van D. voor de Kerkeraad te citeren,
't welk geschied is, die op de eerste citate weigerde
te compareeren, maar egter op eene nadere roeping den
löden dito verschenen is.
Toen de vergadering door den predikant met 't gebed
behoorlijk geopend was, absenteerde zijn Eerw. zig uijt de
vergadering en liet de behandeling der zake aan zijne
medeleden over.
H. van D., naar bewijs van deze zijne gezegdens ge
vraagd zijnde, of anderzints verzogt, zijne valsche be
schuldigingen in te trekken, en haren Leeraar dien zij voor
een waardig en getrouw godsgezant erkenden en hoog-
schatteden, weder in zijne eer te herstellen, werd 't één
en andere, door hem up eene de gantsche vergadering,
zeer honende wijze geweigerd en hij liep boosaardig de ver
gadering uijt, onder 't verbasends vloeken en schelden,
zeggende onder andere, deze woordengij zijt allen
clschelmen, dieven en schurken.
De Broederschap begreep, dat deze handelwijze zo
hunend was voor eene kerkelijke vergadering, dat dezelve
niet ongestraft kon blijven,, zo min als de hoon, haren
getrouwen Leeraar aangedaan zij zag, dat H. van D.
geheel zigzelven vergat en tot geen reden of overtuiging
te brengen .was, daarom besloot zij gemelde H. van D.
als een eerrover en Lasteraar te censureeren tot zo lang,
dat hij van zijn gehouden slegt gedrag berouw en beter
schap betoonde en van zijn lasteringen terugkeerde.
De Predikant hier op weder in de vergadering gekomen
zijnde maakte de Broeders hem dit genomen besluit be
kend en vraagde zijn Eerw. of hij ook daar in met be
trekking tot de belediging hem aangedaan genoegen
nam. Zijn Eerw. betuigde, dat 't hem van harte leed
deed, dat H. van D. door zijne op een gestapelde schand
daden zig zelf eene kerkelijke tugtiging waardig maakte,
dat hij egter ten volle van de billijkheid en hoge nood
zakelijkheid van dit besluit der Kerkeraad omtrend hem
genomen, overtuigt zijnde, daar in volkomen berustte, en
zijn geschonden eer hierdoor op eene alzints regtmatige
wijze, door de broederschap zou gehandhaafd rekenen.
Hierop is de vergadering met dankzegging tot God ge
scheiden.
De Broederen-ouderlingen Ary, Engel Koper, Pieter van
Duyn zijn den volgenden dag naar H. van l)'s huijs heen
gegaan en hebben dat besluit der Kerkeraad aan zijne
vrouw, also hij niet thuijs was, bekend gemaakt, vervolgens
heeft hij nog 2 alzints beschimpende en voor den Kerke
raad zeer beledigende brieven geschreven, waarvan de
eerste door den Predikant op verzoek der Broederen zeer
gepast is beantwoord, dog op 't ontvangen van den 2den
brief beslooten de Broeders zig niet verder met hem door
briefwisseling in te laten en denzelve dus onbeantwoord
te laten liggen, en hier mede is deze onaangename zaak
tot genoegen van de broederschap en van 't grootste en
beste gedeelte der gemeente afgelopen.
Mededeelingen, vragen, berichten enz moeten, om in het eerstvolgend
nummer te worden opgenomen, aan het adres der Redactie worden
toegezonden des Dinsdags, vóór 1 uur namiddags.
De Wijkzuster is dagelijks van l'/s21/, in het Diaconie
huis te spreken.
De extra collecte, 1.1. Zondag voor de kerk gehouden,
heeft opgebracht ruim f 37d.w.z. hetaantal kerkgangers
(de opkomst was niet groot) op 400 geschat, dat de extra
gift (let op 't extral) per hoofd 9'/3 cent bedroeg. Nu
waren er echter ook 'n paar rijksdaalders en guldens bij.
Alleen daalt tegelijk daardoor het percenlage nog aanmer
kelijk. Te grilliger steekt, tegenover die f 37.— ontvangen
van hen, die wel wisten dat er een extra-collecte was, het
bedrag van f 20.af, mij uit Haarlem per postwissel toe
gezonden, met het bijschrift: „Van iemand, die niet wist
dat er Zondag 1.1. een extra-collecte voor de kerk zou zijn."
Aan N N. ook uit naam der kerkvoogden, recht hartelijk
dank.