Vragenbus. Den 7den Juli vangt de Duitsch-Evangelische godsdienst oefening aan. Zij wordt in ons kerkgebouw gehouden des Zondagsmorgens, aanvang 11 '/j uur. Inplaats van Pastor Boedrich, uit Bernsdorf, komt Pfarrer Brasse, uit Annen in Westfalen. (Anderen bladen, die dit bericht overnemen, wordt verzocht de bron, waaraan ze 't ontleenden, er bij te noemen.) Die met de verschijning van den Zondagsbode zijn ingenomen, mogen wel hun best doen abonné's en adver tenties te helpen winnen. Anders zijn de onkosten niet goed te maken en kan het courantje niet blijven bestaan. Maakt uw hotel en pensiongasten op dit blaadje op merkzaam! Helpt de Redactie, door haar adressen te zenden van hen, die zich waarschijnlijk wel voor een jaar of 3 maanden zouden willen abonneeren. EVANGELISATIE-ARBEID. Zaterdag 15 Juni des avonds 8' 4 uur in „Ons Huis" Onderlinge Samenkomst. Toegang vrij. Zondagmiddag 16 Juni om 3 uur Strandsamenkomst voor het Hotel d'Orange. Woensdag 19 Juni des avonds 8V4 uur Bidstond Kost- verlorenstraatweg 28. Ieder is welkom. Wegens plaatsgebrek blijven enkele vragen en ..allerlei" tot een volgend nummer bewaard. Zending. Waar zijn onze kinderen? Dezelfde zendeling Egerlon Young, van wiens arbeid onder de Indianen ik in het vorige nummer sprak, verhaalt ons over de vruchten van dien arbeid o. a. het volgende: Op een van mijn langdurige reizen kwam ik bij een heidenschen stam, waar de ontvangst niet zeer hartelijk was. De reden was deze. Zij waren bedroefd en verbit terd door het verlies van vele hunner kinderen aan rood vonk, welke ziekte voor het eerst hen had bezocht en waarschijnlijk door eenige blanke handelaars bij lien was overgebracht. Openlijken tegenstand ondervond ik niet. maar de doffe lusteloosheid, waarin allen zich bevonden, maakte het prediken niet gemakkelijk. Op een kouden, regenachtigen dag waren vele Indianen met mij in een der grootste hutten vereenigd, en ik ver kondigde hun het Evangelie. Mijne beide helpers - Christen- Indianen hielpen mij zoo goed zij konden, door hun persoonlijk getuigenis aangaande de heerlijkheid van deze groote verlossing. Maar alles scheen te vergeefs. Daar zaten de mannen en rookten voort in doffe onverschilligheid. Wanneer ik hun naar hunne voornemens en verlangens vroeg, was het eenige dat ik uit hen krijgen kon „wij willen leven en sterven gelijk onze vaders. Vermoeid en moedeloos zat ik neder en bad in stilte om raad en wijsheid in deze groote moeilijkheid. En terwijl ik bad, kwam de hulp zóó merkbaar, dat ik bijkans juichte in het vooruitzicht eener heerlijke overwinning. Opsprin gende, riep ik uit: „ik weet waar al uw kinderen zijn, die van u zijn heengegaan! ik weet, ja ik weet zeker, waar alle kinderen zijn, die de dood in zijn koude hand heeft weggerukt, de kinderen van de goeden en slechten, van de Indianen en van de blanken, ik weet waar al die kinderen zijn Deze woorden verwekten groote opschudding. Sommigen hadden neergehurkt gezeten, met het gelaat in hun deken gewikkeld, als levende mummies, maar thans wierpen zij de deken af en luisterden met alle aandacht. Ik ging voort: „Ja, ik weet waar uwe kinderen zijn. Zij zijn uit uw hutten heengegaan. De kleine hangmatten zijn ledig en de kleine pijlen en bogen liggen ongebruikt. Uwe harten zijn droevig, want gij weent over die kinderen, wier stemmen gij niet meer hoort, en die niet meer komen wanneer gij ze roept. Welnu, de Groote Geest geeft mij deze boodschap voor u mede, dat gij uw kinderen kunt wederzien en voor eeuwig gelukkig met hen zijn. Maar dan moet gij ook naar Zijn woorden hooien, die ik U uit Zijn goede boek breng, Hem uw hart geven en Hem liefhebben en dienen. Er is slechts één weg naar dat schoone land, waar Jezus, de Z0011 van den Grooten Geest is heengegaan, en waarheen Hij alle kinderen brengt die sterven; en nu gij Zijn bood schap hebt gehoord en Zijn boek hebt gezien, moet gij ook dien weg bewandelen, indien gij gelukkig wenscht te zijn en uw kinderen daar weder te vinden. Terwijl ik zoo sprak, sprong een groote, sterke Indiaan op mij toe en zeide, terwijl hij zich op de borst sloeg: „Zendeling, mijn hart is ledig en ik ben zeer bedroefd, want mijn kinderen zijn allen gestorven en mijn hut is zeer eenzaam. Ik smacht er naar om mijn kinderen weder te zien en aan mijn hart te drukken. Zeg mij zendeling, wat moet ik doen 0111 den Grooten Geest te behagen, zoodat ik ook naar dat schoone land mag heengaan en mijn kinderen wedervinden Toen wierp hij zich weenend aan mijn voeten neder, weldra door anderen gevolgd, evenals hij door smart neergebogen en dorstend naar Gods Woord. Dat Woord namen wij dan ook ter hand, en nadat ik hun had voorgelezen wat de Heiland van de kleine kin deren zegt, verhaalde ik hun, zoo eenvoudig mogelijk, de blijde boodschap van Gods liefde voor zondaren. Alle spotlust of onverschilligheid was verdwenen om plaats te maken voor een heilbegeerig verlangen naar het Evangelie, en het einde was dat velen geloofden en zich bekeerden tot den Heer. v. L. (Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord.) Vraag. Heb ik 1.1. Zondag goed gehoord, dat U oa zeidet dat ook de joden tegenwoordig Jezus als een groot profeet eeren Antwoord. Ja, gij hebt goed gehoord. Van den bekenden Nordau is dit woord: „De Jezus der Evangeliën is een typische en ideale joodsche figuur. Hij onderhoudt de wet en onderwijst Hillel's moraal: Heb uwen naasten lief als u zelf! Hijis steeds bezig met de eeuwige dingen en voelt zich in geestelijke gemeenschap met God, terwijl hij al, wat tijdelijk en voorbijgaand van aard is, veracht. Zoo waren de beste joden van dien tijd, en vooral de Essenen met hun intens godsdienstig leven. Zijn oorsprong, zijn zedelijkheid, zijn taal, het is alles joodsch Zijn gelijkenissen vinden paralellen in den Talmud. Zijn gebed, het schoonste, dat ooit een geloovige heeft samengesteld, is een resumé van joodsche denkbeelden over 's men- schen verhouding tot den Schepper. De Bergrede is de korte inhoud der Rabbijnsche zedeleer, vol van beelden en vergelijkingen, door de Rabbijnen gebezigd. Jezus is ziel van onze ziel, zooals hij vleesch is van ons vleesch. Wie zou er van kunnen denken om hem buiten het volk Israels te sluiten? Petrus zal de eenige jood blijven, die van den zoon Davids sprak: Ik ken den mensch niet. Indien de joden tot nu toe niet openlijk hulde bewezen aan de verheven zedelijke schoonheid van zijn gestalte, dan is dit hieraan te wijten, dat hunne pijnigers hen altijd hebben vervolgd, gemarteld en ver moord in zijn naam. De joden hebben hunne gevolgtrekkingen ge maakt van de discipelen tot den Meesterdit was verkeerd, maar te vergeven aan de eeuwige slachtoffers van den onverzoenlijk wreeden haat aan de zijde van hen, die zich Christenen noemden. Maar zoo vaak een jood opklom tot de bronnen en Christus alleen aanschouwde, zonder zijn zoogenaamde geloovigen, riep hij uit in teedere bewondering: Afgezien van de Messiaansche Zending, be hoort deze mensch tot ons; hij eert ons geslacht en wij leggen be slag op hem, gelijk wij beslag leggen op de Evangeliën, bloem van joodsche letterkunde en enkel joodsch." Natuurlijk dat iemand, die Christus belijdt als den Zoon des levenden Gods, den middelaar Gods en der menschen, in deze joodsche hulde van Hem, hoe merkwaardig ook, toch de kruiskreet hoort klinken. Wie zijn moeder wel wil erkennen voor een hoog staande vrouw, een uitnemende huishoudster, een goede meesteres voor haar ondergeschikten, maar haar niet eert als moeder, onthoudt haar de eer, die haar toekomt. Ja, hij beleedigt haar. Christus te eeren, maar „afgezien van zijn Messiaansche Zending", isHem verwerpen. Vraag. Wilt U zoo vriendelijk zijn nog eens te zeggen wat U Zondag zei van die Latijnsche spreuk? Antwoord. Het randschrift dat het ridderkruis der Zweedsche noordstar-orde siert, luidt: „nescit occasum", zij kent geen onder gang.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 4