VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 10 ZONDAG 7 JULI 1912 lste Jaargang
HEERLIJKHEIDS-OPENBARING.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
Adres voor de Redactie
G. POSTHUMUS MEYJES - Poststraat 3
Adres voor de Administratie
P. SA AF, Burgemeester Engelbertsstr 9-13
Zandvoort - Telefoon No. 27
Advertentiën 1 5 regels0 55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 1 -5 regels 0 35
Elke regel meer0 06
Bij abonnement extra korting
Abonnementsprijs
Per Jaargang1.50
3 Maanden0.50
Afzonderlijke nummers„0 05
Zondag 7 Juli 1912, Ned.-Herv. Gemeente v.m. 10 ure
Ds. G. POSTHUMUS MEYJES.
Doopsbediening
v.m. I I 7o ure Deutsch-Evangelischer Gottesdienst (i d. Prot.
Kirche) Pfarrer BRASSE aus Annen in Westfalen,
De heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard
worden. Rom. 8: 18b.
Van de heerlijkheid, waartegen 't lijden des tegenwoordigen
tijds niet opweegt, wordt in den tekst de verzekering ge
geven dat zij aan ons geopenbaard worden zal. Openbaring
veronderstelt aanwezigheid. De heerlijkheid zou niet ge
baard kunnen worden, als zij er nü niet reeds was.
zij is nü nog verborgen heerlijkheid. In den roze-
bt gij de roos. Als de knop opengaat, komt de
oorschijn. Dat is de roos-openbaring. De toekomende
het- kheid is geen andere dan de tegenwoordige heerlijk-
h-: Jet eenige verschil tusschen het nu en het straks is
alie' t^itvierin gelegen nü is de heerlijkheid be-lekte heerlij k-
V. .itraks is de heerlijkheid ont-dekte heerlijkheid; aan
't lit getreden heerlijkheid. Als de tegenwoordige tijd is
vervuld, komt de heerlijkheid in al haar heerlijkheid te
voorschijn. Dat is de heerlijkheids-openüflWwtjrhaar open
baring aan óns.
Het ontbreekt niet aan menschen, die vragenis het wel
zoo zeker, dat er inderdaad heerlijkheid is Voor velen is
de eénige werkelijkheid, hetgeen men ziet met zijn lichame
lijke oogen. Aan een leven na dit leven gelooven zij niet
op zijn best zetten zij er een vraagteeken achter, zeggende
dat wij het in geen geval verder kunnen brengen, dan tot
het vermoeden dat er een toekomstig leven is. Anderen
lachen ons zelfs uit, als wij dit leven aanmerken als een
transparant, dat wij tegen het licht, het licht der eeuwig
heid, moeten houden, om er de beteekenis van te verstaan.
't Lijden antwoordt men is de werkelijkheid. En nu
moet gij ons niet aankomen met sclloone gedachten en
lieflijke voorstellingen en zachte toékomst-muziek. Ja, als er
heerlijkheid komt! maar wie waarborgt, ons dat? Voor
zoover wij weteneindigt dit leven met al zijn ziekten en
zorgen, zijn ramp en zijn rouw, in den dood. Wij kunnen
van heerlijkheid droomenwij kunnen hopen en icenschen
en gelooven dat zij komt, maar er onbedriegelijk verzekerd
van wezen, kunnen wij niet. Neen, door dat wissels trekken
op de toekomst, een twijfelachtige toekomst, is een mensch
niet te troosten in het lijden, dat hij voelt en ervaart, dat
hij als de vreeselijke realiteit ondervindt, dag aan dag.
Zeker iemand wil zich wel behelpen met een schamele
woning, als hij weet, dat hij daar welhaast uit overgaan
zal naar een geriefelijk huis. Maar; als dat huis alleen
maar in de verbeelding bestaat? Als 't niet meer is dan
een lucht-kasteel
Zeker, als iemand op reis gaat naar een schoon en
heerlijk land, dan heeft hij er wel voor over de moeiten
en bezwaren aan zulk een reis verbonden. Maar: als dat
schoone en heerlijke land er niet is; enkel een sprookjes
land, een droomen land is; als de weg dood loopt
Zeker, men getroost zich harden arbeid en de hitte van
den dag, als men zich zoo een onbezorgde toekomst kan
verzekeren Maar: wanneer daarop toch geen kans is; als
't toch tobben blijven zal? Als de welverdiende rust, op
zijn best, binnen de muren van het armen-huis te
wachten is?
Het is een feit, dat de heerlijkheid, waarvan de tekst
spreekt, en dus ook de ovenbaring dier heerlijkheid voor
menigeen in de lucht hangt. Dat tal van lijders niet meer
verwachten en met een Nietzsche klagen „een hoofdbegrip
van mijn leven is weg, het begrip toekomst; geen wensch,
geen wolkje wensch vóór mij
Al deze bedenkingen beantwoord ik met een vraag, deze
vraag; wat dunkt u van den Christus
Loochent gij Zijn opstanding, dan hebt gij van uw stand
punt volkomen gelijk, als gij beweert dat de eeuwige
heerlijkheid hóógstens vermoed worden kan. Als Hij in het
graf is gebleven, dan is Hij wèl „Man van smarten", maar
niet „Heer der heerlijkheid". En als de Heer der heerlijk
heid er niet is, dan is ook de heerlijkheid-ze/re er niet.
Maar ook, als gij alleen aan Zijn opstanding gelooft, als
aan een voorval dat eens, onder tal van andere voorvallen
heeft plaats gehad, mist gij de zekerheid dat in Hem de
heerlijkheid ons is geopenbaard. Het feit van Zijn verrijze
nis blijft dan wel een wonderlijke gebeurtenis, maar met
J het maken van ge co gf rekkingen moeten wij uiterst voor
zichtig zijn.
Anders wordt het, als de opstanding van Jezus Christus
voor ons isde openbaring, de zichtbaar-wording van een
wereld, die achter de verschijnselen ligt. Als wij verstaan
dat, hetgeen op Paschen geschied is, is: het intreden der
onzienlijke wereld in de zienlijke, door welke gebeurtenis
de dood, óók in stoffelijk opzicht, gebleken is, niet het
Iddtste te zijn.
Een andere bedeeling, dan die des doods, is op dien
eersteling der dagen openbaar geworden. Het leven is aan
het licht gebracht. De hemel staat ons open.
Neen, ik wil aan het feitelijke van het Paasch-feit niet
te kort doen. Ik doe niet meê met hen, die het opstandings-
Evangelie zinnebeeldig verklaren en zeggen, dat het er niets
toe doet of Jezus inderdaad lichamelijk is opgestaan, als wij
maar de opstandings-/tfóe vasthouden.
Maar wèl zeg ik wat in de verhalen van Jezus' op
standing ons als een feit wordt voorgesteld, is de hoofdzaak
niet. Maar datgene, waarvan het feit de uitdrukking isdat,
wat het feit ons prediktde macht van den dood heeft
moeten bukken voor de macht van het leven. Er is nog