ALLERLEI. Sedert lang echter had hij geen vijanden meer, Zelfs de Parsi's hadden bij zijn dood niets dan lof voor hem. De toorn, door zijn bekeering gewekt, had plaats gemaakt voor hoogachting en vertrouwen. Openlijk werd nu erkend, dat men zich vergist had, toen men indertijd zijn overgang aan minder edele bedoelingen had toegeschreven, en hulde gebracht aan het vele, dat hij voor zijn oude stamgenooten had gedaan en was geweest. Hij was een man van geheiligd karakter, wiens grootste eerzucht was in deze wereld een leven van heiligheid te leiden in navolging van den Meester dien hij diende, leder die hem kende, voelde zich door hem aangegord met nieuwe k. aclit en hoop voor den strijd. En het geheim van de kracht die van hem uitging? Dat was zijn liefde. Zijn groote liefde allereerst voor zijn Heiland. Die liefde kwam aan den dag zelfs door de wijze, waarop hij den naam van den Heiland uitsprak. Als hij bad, voelde men hoe hij zich werkelijk in des Heilands tegenwoordigheid wist, hoe zijn Heiland een realiteit voor hem was. Allen, die naar zijn bidden luisterden, werden als het ware mede door hem opgeheven ver boven de aarde met haar leed en met haar kommer, met haar zonde en met haar strijd. En met die lielde tot zijn Heiland ging natuurlijk gepaard liefde tot de menschen.Heel zijn leven was een leven van liefde. Vandaar, dat oud en jong zich (ot hem voelden aangetrokken en dat er zoo groote invloed ten goede van hem uitging, vaak zonder dat hij zelf zich er in het minst van bewust was. Een bewijs van dit laatste is de treffende getuigenis, die een der rechters van het hoog gerechishofte Bombay, Chandavarkar, een man die zelf geen christen was, van hem gaf. Deze verhaalde dan na Dhanjibhai's dood, dat hij op zijn morgenwandelingen nog al eens vaak den overledene had ontmoet en zich met hem had onderhouden, en dat hij dan altijd, ook al waren geen godsdienstige onderwerpen behandeld, behoefte had gevoeld om, in zijn woning terug gekeerd, in de eenzaamheid te gaan en biddend zich voor Gods aangezicht te stellen. Is dit geen schoon getuigenis? Heerlijk, wanneer iemand zoo leeft! Een ander maal vertel ik nog iets over eene bijzonder heid, die mij in de bekeeringsgeschiedenis van Dhanhibjai zeer trof. v. L. Verzameld door C. B. PASTEUR EN NEUTRAAL ONDERWIJS. De beroemde Pasteur woonde eens met zijn vriend, pastoor te Garches, eene prijsuitdeeling bij op de gemeente school. Na alle redevoeringen, waarbij de onzijdigheid streng in acht genomen was, zeide Pasteur tot den geeste lijke „Wat moet het u leed doen bij zulke eetie plechtig heid niet ééns den naam van God te hooren. Ik ben het trouwens geheel met u eens. De school zonder God schijnt mij iets monsterachtigs." o EEN SCHOON WOORD. Een der schoonste gezegden an Abraham Lincoln is door zijn levensbeschrijver Herndon in herinnering gebracht. Het is dit: „lk hoop dat, wanneer ik ook sterf, zij die mij het best kennen, van mij zullen getuigen, dat ik steeds een distel wiedde, en er een bloem voor plantte, daar waar ik meende, dat een bloem zou kunnen groeien." -- o ZEGEN VAN DROEFENIS. De zalige Abraham Strausz placht te zeggen onze klok gaat gewoonlijk verkeerd. Wanneer wij iets van God willen hebben, dan gaat zij voor, en wanneer Hij iets van ons hebben wil, dan gaat zij achter. Daarom moet het uurwerk van tijd tot tijd geregeld worden. De horlogemaker heet droefheid. Deze hangt het gewicht goed. Droefheid brengt geduld. NIET IN DE HAND VAN MENSCHEN. 2 Sam. 24:14. Toen zeide David tot God: „Mij is „zeer banglaat ons toch in de hand des „Heeren vallen, want Zijne barmhartigheden „zijn vele, maar laat mij in de hand van „menschen niet vallen Laat mij toch in geen menschenhanden vallen o Heer! ik weet wat menschen kunnen doen; Gelijk de tijgers met hun scherpe klauwen Zoo kunnen menschen tegen menschen woên. Laat mij, o God, in Uwe handen vallen! Of Gij het vonnis mijner snoodheid spreekt k Vind toch in U aan 't einde weêr een Vader, Wiens harte om den nood der kind'ren breekt. Laat mij toch door geen menschenoogen schatten! Zij zijn verblind door 's werelds glans en schijn; Zij loeren rond, met liefdeloos begeeren, Dat splinters in des broeders oogen zijn. Laat mij door Uw genadelicht beschijnen! Gij kent de diepste zonden van uw kind. Maar uit uw heilig oog straalt heii ge liefde, Waarin ik troost en zielelaaf'nis vind. Laat mij toch door geen menschentongen richten! Ze storen zich haast nooit aan recht en billijkheid. Hun laffe roem, zoo makk'lijk zich verworven, ls giftig schuim en niets dan ijdelheid. Ik zal voor Uw ontzag lijk Woord mij buigen, 't ls scherper dan 't geslepen zwaard, o Heer! Maar in de wonden, mijne ziel geslagen, Golft straks de zalve Uwer liefde neêr. Laat mij toch op geen menschenharten bouwen! Hun gunst is als een grashalm op den stroom. Ik zal nog eer mijn koorn in 't water zaaien, En huizen bouwen op der wolken zoom. Laat mij o Vader, aan Uw Vaderharte rusten En veilig zijn in Uwer vleug'len schauw. Welzalig! wie in blijdschap en in smarte Mag schuilgaan in de diepten Uwer Trouw. A. J. Th. Jonker. (naar Gerok) —O— HIERBIJ HEEFT GOD NIETS GEDAAN. Paus Adriaan VI liet twee schilderijen maken; één stelde voor Utrecht, waar hij geboren was, en de andere Leuven, waar hij gestudeerd had. Onder de eerste stond geschreven: „Utrecht heeft mij geplant"; onder de tweede: „Leuven heeft mij begoten", en onder de beeltenis van keizer Karei V, die er naast hing, schreef hij de woorden „Maai de Keizer heeft den wasdom gegeven." Met krijt schreef iemand daaronder: „Hierbij heeft God niets gedaan." o— LEER OM LEER. Gedurende een tijd van hevige warmte en langdurige droogte, zag een zendeling in een Chineesch dorp een verzameling afgodsbeelden langs liet heetste en stoffigste gedeelte van den weg bijeenstaan. Hij vroeg naar de reden dezer ongewone vertooning, waarop de inboorlingen hem ten antwoord gaven: „Wij hebben onze goden gebeden, dat zij regen zouden geven, maar zij doen het niet; daarom hebben wij ze hier neergezet: nu kunnen zij zelf eens voelen of de hitte en droogte hun bevalt!" o— LACHEN. Lach niet te zeer Lach niet te veel En nimmermeer Te luid van keel. Beets. 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 4