VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 11
ZONDAG 14 JULI 1912
GELOOFS-VERMEERDERING
1ste Jaargang.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
Abonnementsprijs
Per Jaargang
3 Maanden
Afzonderlijke nummers
1.50
0.50
0.05
Adres voor de Redactie
G. POSTHUMUS MEYJES - Poststraat 3
Adres voor de Administratie
P. SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
ZANDVOORT - TELEFOON No. 27
Advertentiën 1—5 regels0.55
Elke regel meer„0.10
Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35
Elke regel meer0.06
Bij abonnement extra korting
Zondag 14 Juli 1912, Ned.-Herv. Gemeente v.m. 10 ure
Ds. G. POSTHUMUS MEYJES.
v.m. 1 1 '/2 ure Deutsch-Evangelischer Gottesdienst (i. d. Prot.
Kirche) Pfarrer BRASSE aus Annen in Westfalen,
En de Apostelen zeiden tot den Heer: ver
meerder ons het geloof. En de Heer zeide:
zoo gij een geloof hadt als een mosterdzaad,
gij zoudt tegen dezen moerbeziënboom zeggen:
word ontworteld, en in de zee geplant! en hij
zou u gehoorzaam zijn. Lucas 17, v. 5 en 6.
Is het geoorloofd te bidden om geioofs-venneerdering?
Sommigen zeggen: natuurlijk is dat goed; zouden wij het
gebed der Apostelen niet tot liet onze mogen maken?
Maarmogen wij dan ook bidden om vuur van den
hemel'? Jakobus en Johannes hebben bet gedaan, doch de
Heer heeft aan dat gebed het zegel zijner goedkeuring niet
gehecht.
Anderen antwoorden: zouden wij niet mogen bidden om
iets van zulk een onvergelijkelijk groote waarde als het geloof
is? En zouden wij van die gave wel ooit genoeg kunnen
bezitten? Hoe meer geloof, hoe beterl dat spreekt wel vanzelf.
Maar: is het hier wel de vraag of wij van dit goede ooit
te veel kunnen hebben? Is het niet veeleer deze vraag: of
dit goede wel voor vermeerdering vatbaar is?
Neen, wie om ge\oo(s-vermeerdering bidt, toont van het
wezen des geloofs een allesbehalve klare voorstelling te
hebben; hij doet het voorkomen als kwam het bij het geloof
aan op de lengtede grootte, de hoeveelheid, de massa. Zeker,
hij heeft geloof-, maar niet genoeg. Hij heeft maar een kleinen
stapel; en hij behoeft een grooten stapel. Hij gevoelt: met
mijn geloof kan ik niet veel beginnen. Dat zal wel anders
worden als de kwantiteit toeneemt. Dan zal hij met zijn
geloof wèl iets uitrichten. Nu staat hij tegenover zijn levens
taak machteloos. Nu durft hij zijn hooge roeping niet aan.
Nu behoeft hij 't niet eens te probeeren. Eerst moet het
ontbrekende worden aangevuld-, eerst moet aan het stuk
geloof, dat hij bezit, nog een ander stuk worden toegevoegd.
Dan zal hem waarlijk geen ding onmogelijk zijn. En dus:
Heer, vermeerder ons het geloof!
Hoe verkeerd Jezus die bede om geloofsvermeerdering
acht, blijkt op ondubbelzinnige wijze uit Zijn antwoord.
Wat zegt de Heer? Belooft Hij: „uw geloof worde vermeer
derd"? of: „zalig gij, die zoo bidt, want gij zult ontvangen"?
Is der Apostelen geloof vermeerderd?
Onze Staten-vertaling laat ons in het onzekere. Maar de
Grieksche tekst niet. In het oorspronkelijke' staat niét: „en
de Heer zeide"; er staat; „maar de Heer zeide".
Dat is een groot verschil. Dat woordje „maar" geeft te
kennen dat de bede is afgewezen. Precies als in de gelijkenis
van den rijken man en Lazarus. De eerste, zijnde in de
pijn, riep en zeide; „Vader Abraham 1 ontferm u mijner,
en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het
water doope en verkoele mijne tong, want ik lijde smarten
in deze vlam". En dat volgt er: „Maar Abraham zeide."
En al wisten we niet wat er verder volgde, dat woordje
„maar" zou ons genoeg zeggen om te weten: Abraham
heeft des rijken mans verzoek afgewezen.
Zoo doet Jezus ook met de bede zijner jongeren. Zij
vragen: „vermeerder ons het geloof!" „Maar de Heer zeide:
zoo gij een geloof had als een mosterdzaad, gij zoudt tegen
dezen moerbeziënboom zeggen word ontworteld, en in de
zee geplant! en hij zou u gehoorzaam zijn".
Verstaat gij de bedoeling van Jezus'antwoord? Er is sprake
van een geloof „als een mosterdzaad"Gij herinnert u de
gelijkenis van het mosterdzaad, dat een mensch heeft genomen
en in zijnen akker gezaaid; dat wel het minste is onder
al de zaden, d.w.z. het geringste, het kleinste. Een geloof
als een mosterdzaadje is dus; een uiterst kleine hoeveelheid geloof
Van zoo'n weinig je geloof zeggen de discipelen: daarmede
valt niets te beginnen, wat moeten wij daarmede doen?
Maar Jezus zegt: ook de kleinste, ook de aller-kleinste
hoeveelheid geloof is bij machte om ongeloofelijk-groote
dingen te doen.
Als het geloof waarlijk „geloof" is; geloof van den echten
stempel, levend geloof, dan staat het voor niets.
Let er op dat de Heer geen almacht toekent aan een
dood geloof! Hij zegt niet: als gij een geloof had als een
znwd-korreltje; maar: als een mosterd korreltje.
Een zandkorreltje is ook iets heel kleins. Maar het is dood.
In het mosterdkorreltje echter is een levens-kiem.
Zaai een Zandkorrel, en ge oogst: niets.
Zaai een mosterdkorrel, en ge oogst: een boom, alzoo dat
de vogelen des hemels komen en nestelen in zijne takken.
Een dood geloof is geen geloof. Het is niets en kan niets.
Alleen een lerend geloof is geloof. Het is alles en kan alles.
Maar dan moet het toch zeker in een bijzonder groote
mate aanwezig zijn? Een levend geloof kan toch zeker alleen
maar groote dingen, als het zoo kolossaal is als een berg?
Neen, zegt Jezus. Een levend geloof is reeds almachtig,
al is het maar zoo klein als een mosterdzaadje,
En dan neemt de Heer een voorbeeld, om te doen zien
hoe groot wel de macht is van een kleine hooveelheid ge
loof: als zulk een geloof van de geringste kwantiteit een
moerbeziënboom commandeert word ontworteld en in de
zee geplant, dan gehoorzaamt hij.
Sterker kan 't wel niet.
't Zou al een krachttoer zijn als de moerbeziënboom ge-