Vragenbus. besprak: de bestaande Inrichting, „Ons Huis" mist den zoo noodigen steun, die ten goede komt aan een geheel nieuwe stichting. Als „Ons Huis" voor de geheel-onthouders te klein is, waarom dan geen geld bijeengebracht om 't te vergrooten „Ons Huis" heeft tóch al aan hevige concur rentie 't hoofd te bieden en de geheel-onthouders, die in haar lokalen altijd zóó n gastvrije ontvangst hebben gehad, mogen wel toezien, dat zij, door de verwerkelijking van hun bouw-plannen „Ons Huis" niet ondergraven en doen vallen. Mede door „Ons Huis" is de geheel-onth. afdeeling alhier een groeiende en bloeiende vereeniging geworden. Een talmudisch spreekwoord zegt: „Spuw niet in de bron, waaruit gij gedronken hebt." Intusschen, de geheel-onthouders kennen mijn bezwaar tegen hun Bouwfonds. Toch blijven zij bij hun voornemen. En nu herhaal ik, wat ik zeide in mijn Openingswoord dien Vrijdagavonduit diepen eerbied en grooten dank voor wat de geheel-onthouders Vereeniging hier in Zand- voort tot stand heeft gebracht, gun ik hun van heeler harte de verwezenlijking van hun droomen. Dit staat vast: zij hebben een eigen hnis dubbel en dwars verdiend. Wie het hier mede eens is, zende zijn gave voor dat doel aan den Penningmeester van het Bouwfonds, den heer V. Bieren broodspot, Haarlemmerstraat 1, die alle ontvangen gelden ook in dezen Zondagsbode dankbaar verantwoorden zal. Zending. Isidor Goldstern. Het is aan vele, maar toch niet aan alle christenen be kend, dat er eene „Nederlandsche Vereeniging voor Israël'1 bestaat, die zich reeds sedert vele jaren ten doel gesteld heeft aan Gods oude voik Jezus Christus als zijn Messias te verkondigen. Dat de evangelisatie onder Israël moeilijk is, daarvan weten de zendelingen te spreken, die zich aan dezen arbeid gevendat zij noodig is, daarover kan bij ware christenen zeker geen twijfel bestaan, en dat zij niet zonder vrucht is gebleven, dat zeggen ons namen als van da Costa, Capadose en andere minder bij de wereld maar evenzeer bij God bekende bekeerlingen uit Abraham's kroost, die in den loop der jaren tot Christus zijn gebracht, De man, wiens naam ik hierboven afschreef, Isidor Gold stern, is daarvan ook een sprekend bewijs. Ik had het voorrecht vele jaren geleden (het was in 1879) hem eens te ontmoetennog zie ik hem voor mij, mager, bleek en met den trek van lijden en smart op het aangezicht, nog hoor ik hem getuigen van zijne liefde voor Christus zijn Heiland en voor zijn broeders, de kinderen Israëls, die hij zoo gaarne tot dien Heiland wilde leiden, en daarom trof het mij, toen ik eenigen tijd geleden de tijding van zijn overlijden las. Laat mij, uit het korte levensbericht, daarbij gevoegd, iets mogen vertellen. Het zal den lezers van den Zondagsbode gewis belang inboezemen. Het is Goldstern zelf die spreekt. „Te Lemberg, de hoofdstad van Galicië, zag ik het levenslicht. Deze stad, die onder haar 130.000 inwoners niet minder dan 30.000 joden telt, was tot den laatsten tijd toe de zetel van bijzondere talnuidische geleerdheid. Mijn eigene familie telde onder haar voorvaderen zeven en dertig rabbijnen. Daarom moest ook ik voor dit hoogste eerambt in Israël opgeleid worden, en reeds op 23-jarigen leeftijd had ik het tot kandidaat-rabbijn gebracht. Sinds 1870 nam ik de werkzaamheden waar van den rabbijn te Lemberg, die door ouderdom verhinderd werd dit zelf te doen, en herhaaldelijk werd ik als zijn opvolger genoemd. „De Heer had echter anders over mij besloten. Door de voortdurende inspanning der laatste jaren had mijn ge zondheid zooveel geleden, dat ik jaarlijks een reis moest maken om weer op krachten te komen. Zoo trad de zomer van 1872 in,; en op raad van den geneesheer zou ik dit maal in de rijnstreek de noodige verpoozing zoeken. Veel schoons had ik reeds gezien en genoten, toen ik op den voor mij altijd onvergetelijken llden Juni in den trein ging om naar den Dresden te reizen. Ik zat alleen in een coupé, maar op een der volgende stations werd de deur geopend en trad een heer groetend binnen. „Een poos zaten wij zwijgend tegenover elkander. Spoe dig bemerkte ik, dat de vreemdeling mij met groote be langstelling gadesloeg, waarna hij mij ondervroeg naar mijn nationaliteit en naar mijn beroep. Vernemend dat ik kandidaat-rabbijn was, wenschte hij mijne meening te ver nemen over de beteekenis van enkele gewichtige profe tische uitspraken, waarin over den Messias gehandeld wordt, terwijl hij tevens daarbij zijn overtuiging uitsprak dat daarin van niemand anders kan gesproken worden dan van Jezus Christus, den waren Messias. Alles in mij verzette zich daartegen, en ik gaf uiting aan mijn hoogste verontwaar diging, daar ik in hem een zendeling onder de Joden meende te zien, die mij mijn overtuiging wilde ontnemen. Met groot geduld bewees hij mij op de vriendelijkste wijze dat hij een koopman was, maar toch volhardde ik in mijn afstootende bejegening, en sprak verder geen woord tot hem. Ik vyas blijde toen de trein stilstond en de conduc teur „Dresden" riep. De vreemdeling nam zijn reiskoffer en verliet den trein, maar toen zag hij nog om en zeide „Ik wil u niet ontstemmen, maar één wensch wil ik toch nog uitsprekenMoge de Heilige Geest u licht geven, opdat gij de profeten goed moogt verstaan, de waarheid leeren kennen en zalig worden." „Mijn ontroering was zeer groot. Al mijn strijd daartegen baatte niets. Mijn rust was verdwenen en drie dagen later keerde ik tot de mijnen terug, die niet weinig verwonderd waren dat ik zoo spoedig van de reis wederkwam. Twee jaren lang onderzocht ik nu de H. Schrift, ook het N. Testament, en van lieverlede kwam ik door de genade Gods tot de overtuiging dat Jezus de ware Messias is." Het vervolg op deze levensgeschiedenis wensch ik in een volgend nummer te geven. v. L. (Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord Vraag. Wat wordt bedoeld met Prediker 11 vs. 1 „Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen"? Antwoord. Het beeld is ontleend aan den zeehandel. Een koopman zendt hetgeen hij bezit over zeehet gaat ver weg, schijn baar gaat het te loor. Maar hij krijgt het mettertijd met winst terug. De Leidsche vertaling heeft: „zend uw brood uit op zee, want in den loop des tijds vindt gij het terug." Vraag. In de Schrift, ik meen in Spreuken, wordt gesproken van niet al te eerlijk en niet al te oprecht te zijn. Wat kan hiervan de beteekenis wezen, daar toch Gods woord in zijn geheel tot ons komt met den eisch van heiligheid Antwoord. De door u bedoelde uitspraak leest gij in Prediker 7 vs. 16 en 17, waarin wij de les vinden om het „juiste midden" te houden, vergelijk het bij den latijnschen dichter Ovidius voor komend „medio tutissimus ibis" in 't midden gaat gij 't veiligst, d. i. betracht de gulden middelmaat. Deze stelregel staat lijnrecht tegenover den eisch van volmaakt heid, (Matth. 5 vs 48), óók onder het oude verbond geldend (b.v. Leviticus 19 vs 2) Maar we hebben hier een woord uit het boek Prediker, waarvan de grondtoon is dat alles ijdelheid en kwelling des geestes is. De Prediker is geen ongeloovige, maar hij mist den moed om alleen te staan met zijn God en met Hem alles te trot- seeren. Hij vraagtwat zullen de menschen er van zeggen welken indruk zult gij maken wat zullen de gevolgen voor u zijn Handel daarom naar omstandighedengij houdt de menschen het beste te vrind als gij niet al te rechtvaardig zijt en niet al te goddeloos. Deze raadgeving beantwoordt stellig aan den eisch der praktijk. Als men weet te geven en te nemen bewaart men zichzelf voor allerlei moeilijkheden Maar hoe verstandig 't ook wezen moge, den Christen past geen andere houding dan dezeonder en bij alles alléén te vragenHeer wat wilt gij dat ik doen zal Vraag. Wat zijn de Mormonen? Antwoord. De juiste naam voor de „Mormonen" is: de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste dagen. Deze organi satie dateert van 6 April 1830, en kwam tot stand door Joseph Smith Jr. De naam „Mormonen" is afkomstig van „Mormon," volgens hen een profeet uit het begin der 5de eeuw, wiens geschriften door Smith zijn vertaald en uitgegeven als het Boek van Mormon, dat als de Bijbel der Mormonen is te beschouwen. Hun kerk ves tigde zich eerst in den Staat Missouri, daarna in Illinois, waar zij de stad Nouvoo, de schoone, bouwden met een tempel, volgens een van den hemel geopenbaard plan. Daarvandaan verdreven, trokken zij naar Iowa, waar Winter Quarters, op de oevers van den Missouri- stroom werd gesticht ln 1847 verhuisden zij, onder leiding van den opvolger van Smith, Brigham Joung genaamd, naar Utah en sticht ten Salt Lake City. De kerk telt omtrent 400 000 zielen. Haar zen delingen. tot een aantal dat afwisselt tusschen 1400 en 2000, arbeiden in de Vereenigde Staten. Engeland, Schotland, Ierland, Wallis, het eiland Man en Jersey. Frankrijk, Duitschland, Zwitserland, Italië, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland, Oostenrijk, Nederland, België, IJsland, Malta, Hindoestan, Japan, Nieuw-Zeeland, Kaap de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 4