2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag IB Sept. 1912 Uit de Gemeente. Zending. Uit de oude Doos van het Kerkelijk Zandvoort. DE GEZANGEN IN ZANDVOORT INGEVOERD. Anno MDCCCVII. Zandvoort. Ingevolge het bericht nopens de invoering der Evang. Gezangen, 't welk ter kennisse van de gemeente gebracht was, is vervolgens in onzen Kerkenraad besloten, dat ook de invoering alhier ter plaatse zo veel doenlijk zou be werkstelligd worden; tot welk einde de gein: vriendelijk en dringend door den Leeraar hier toe is opgewekt, welke op 't Einde van 't vorige jaar een Leerrede toepasselijk op dezelve gehouden had naar aanleiding van Coloss III vs. 16, 17 over het plichtmatige, het noodzakelijke, en voor- deelige van een godverheelijkend gezang mede toegewijd aan onzen groten God en Zaligmaker; J. Chr. en den H. Geest, gelijk men dan een aanvang hier mede gemaakt heeft op Zondag 1 Maart, en om hieraan dus te meer te kunnen voldoen en in deze behoefte te voorzien, heeft men eenige Exemplaren aan de behoeftigen uitgedeeld vermits veele zig als onvermogend zijnde, met rede ver schoonden; inmiddels blijven wij op gunstiger gelegenheid en meer toereikende middelen hoopen. (Was geteekend) Zandvoort Pieter van duijn, 80 Maart 1807. ouderling Ary volkers Groen, ouderling CORELIS VAN DüIVENIiOODEN, Akent Groeneveld, diacone. Bijbelverspreiding. Aan het protestantisme komt, gelijk wij weten, de eer toe den Bijbel, dien Rome angstvallig verborgen en streng verboden had, weder in handen van het volk te hebben gegeven, en de verspreiding van de Heilige Schrift onder diegenen die lezen kunnen, is dan ook altijd een middel tot evangelisatie geweest dat de protestantsche zending naast de prediking heeft aangewend, wetende dat waai de Bijbel in de gezinnen en in de harten komt, zij wijs heid en licht brengt. Het Britsch en Buitenlaudsch Bijbelgenootschap, het oudste en dat tevens den grootsten omvang van arbeid heeft, werd in 1804 gesticht, vooral op aansporen van den ijverigen predikant Thomas Charles van Bala in het Engelsche graafschap Wales, die maar al te vaak het droevig gebrek aan Bijbels in die streken had leeren kennen. De laatste geschiedenis die den druppel deed overloopen en hem deed besluiten naar Londen te gaan opdat, zoo mogelijk, aan dien bijbelnood een einde gemaakt werd, was het bezoek aan zijn pastorie van een arm meisje, Mary Jones, die maanden lang gespaard en mijlen ver geloopen had om den grootsten wensch haars harten, een Bijbel te bekomen, en die hij, helaas ongetroost moest wegzenden, daar hij geen Bijbel in de Welsche taal be zat. In Londen wist hij vrome en invloedrijke mannen voor zijn plan om een bijbelgenootschap voor Wales te stichten, te winnen, een voornemen, dat echter onder de leiding Gods, veel wijder van strekking werd en tot het vestigen van het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenoot schap leidde, dat niet slechts Wales maar de geheele wereld tot zijn arbeidsveld koos. Aan het verslag van dit genootschap over 1910 ont- leenen wij het volgende Het aantal Bijbels in dat jaar verspreid, bedroeg 833,748, Nieuwe Testamenten 1.198.226 en gedeelten des Bijbels 4.578.014, dus in 't geheel 6.620.024. Dat is dus in een jaar bijna 1 millioen Bijbels, ruim 1 millioen Testamenten en 4'/.,millioen gedeelten. Als wij daar de cijfers van ons Neder- landsch Bijbelgenootschap tegenover plaatsen, dan zien wij welk een ontzaglijk verschil daar is in omzet. In het geheel verspreidde het laatste in 95 jaar 1.275.770 Bijbels en 2.149.497 Testamenten, afzonderlijke gedeelten en kerk boekjes, te zamen nog geen 3'/» millioen exemplaren. Maar wij willen niet ondankbaar zijn en bedenken, dat ons land een klein land is en ons genootschap zijn arbeid beperkt tot wie de Nederlandsche taal spreken en tot onze bezittingen in Oost en West, onder wier inwoners het een schoone en gezegende taak steeds beter vervult. Van die ruim 6'/2 millioen exemplaren, door het Britsch Bijbelgenootschap verspreid, gingen er 1.600.000 naar China, 356.000 naar Korea, 305.000 naar Japan, 780.000 naar Engelsch-Indië, 155.000 naar Zuid-Amerika en 148.000 naar Canada. Op het vasteland van Europa werden 1.415.000 exemplaren verspreid. In Engeland zelf 493.000 geheele Bijbels. Drieduizend deelen waren in blindenschrift. De ontvangsten bedroegen f2.816.736 en de uitgaven f2.914.680. Wij willen nu verder aan dat verslag enkele bijzonder heden ontleenen, waaraan het rijk is en die ons den in vloed der bijbelverspreiding doen kennen. Een der colporteurs in Zuid-Frankrijk deelde het volgende medeToen ik aanschelde bij een huis te St. Mitre, opende een vrouw de deur en riep uit: „Is het mogelijk?" en een andere stem liet zich hooren„Ja hij is het. Kom binnen vriend." Ik was geheel verbaasd over deze ontvangst en vroeg naar dereden. Zij verhaal den mij dat zij in 1905 een N.-Testament van mij hadden gekocht. „Door dat boek leerden wij den Zaligmaker kennen en liefhebben, en dat niet alleen, maar dat boek was ook het middel om onzen zoon tot ons terug te brengen. Hij was naar Italië vertrokken, waar hij een slecht leven leidde. Wij moesten hem schrijven en schreven hem een langen brief, waarin wij gewaagden van de blijdschap die wij genoten door Christus te kennen. Wij zonden hem ook ons Testament. God heeft onze gebeden verhoord, want twee maanden later was onze zoon weel bij ons en hij is nu een geheel ander mensch geworden. Hij is getrouwd en woont in de buurt. Weldra zullen wij bij hem gaan inwonen. Wij zullen dan u schrijven en gij moet dan nog eens komen en ons bezoeken." Eens in de Cevennen, toen er dik sneeuw lag, had de colporteur reeds sedert een uur onderdak gezocht en vond ten laatste een boerenwoning, waar men hem op nam en waar hij in den stal mocht slapen. Voor den avondmaaltijd van aardappelen en liavermeelpap sprak de boer het „Benedicite" uit. Ik zeide „Amen", schrijft de colporteur, en zij waren verbaasd. „Hoe kunt gij, die een protestant zijt, Amen zeggen op een roomsch gebed Daarmede was de deur geopend voor een gods dienstig gesprek. „Ik zou den Bijbel wel willen lezen", zeide de huisvader, „maar het is verboden. Maar als gij er ons uit wildet voorlezen na den maaltijd, dan zouden icij er niet in lezen, en het luisteren er naar is ons niet verboden." De geheele avond werd toen besteed aan lezen en uitleggen, en den volgenden morgen stond de boer den colporteur reeds op te wachten. „Mijn vrouw en ik heb ben er nog eens over nagedacht. Geef ons het boek. De kinderen slapen nog en behoeven het niet te weten." Zij kochten een Nieuw Testament en bij 't heengaan stopte de boer den colporteur een pakje met wat boter hammen in de hand. „Neem dat mee; waar gij komt, zal de pastoor u geen boterhammen geven." Wordt vervolgd. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 3