3H verblijd mij in degenen die tot mij zeggen
wij zullen in bet bnis des JCeeren gaan.
Mededeelingen.
ar ATTENTIE-ma
FEUILLETON.
DE MAN DIE VOOR MIJ STIERF.
van uw Heer. Gij vindt uw bijbel, lees daarin de kerk, ga
er heen uw binnenkamer, bid uw huisgenoot, wees vrien
delijk den arme, help en troostuw dagelijksch werk,
volbreng het zonder murmureeren uw kinderen, voed ze
op in de vreeze des Heeren de dagelijksche groote en-
kleine plichten doe ze blijmoedig, eerlijk, trouw. Wees
een brief van Christus, een getrouw getuige van den Heer
in woord en werk, een barmhartige Samaritaan.
Is dit niet een schoon levensideaal Zoo leefde de Heiland
op aarde. Dat wij dan op hem zien. Het geheim van zulk
een leven is het gebed, is letten op des Heeren wenken, is
gehoorzaamheid.
v. L.
Mededeelingen, vragen, berichten enz. moeten, om in het eerstvolgend
nummer te worden opgenomen, aan het adres der Redactie worden
toegezonden des Dinsdags, vóór 1 uur namiddags.
Tot nader bericht, moeten alle stukken voor den
Zondagsbode worden geadresseerd aan Jhr. Dr. M.
F. van Lennep te Aerdenhout.
De bibliotheek der afdeeling van de Nat. Christen
Geheelontli.-Vereeniging is gevestigd in een der lokalen
van „Ons Huis".
Boeken kunnen ter lezing worden afgehaald Dinsdag
's avonds van 8 tot 9 uur.
De a.s. Doopsbediening' zal plaats hebben op 27 Oct. a.s.
Bij de aangifte is het medebrengen van de Trouwboekjes
verplicht.
EVANGELISATIE-ARBEID.
Zaterdag 5 October des avonds 8 uur, Volkssamen
komst in „Ons Huis".
Spreker: J. Sevensma van Amsterdam.
Maandag 7 October des avonds 8 uur, in „Ons
Huis". (Vrouwenkransavond).
Woensdag 9 October, des avonds 8 uur, bidstond
Kostverloren straatweg 28.
Onze lezers herinneren zich wellicht uit de nummers
13 en 14 van den Zondagsbode, wat daar van de zingende
kinderen, de „Karrende" te Berlijn verhaald werd. Welnu,
Ds. Scholten te Rotterdam wil voor die stad iets derge
lijks beproeven. In den Rotterdamseken Kerkbode maakt
hij bekend dat een „knapenkoor" zal worden gevormd,
dat hier en daar de straten en hofjes zal bezoeken, waartoe
de burgemeester toestemming heeft verleend. Jongens
van 9—12 jaar kunnen zich, wanneer hun ouders dit
goedkeuren, daartoe aanmelden. De lieer Lips, organist
der Noorderkerk, zal het koor leiden. „Wij willen zoo
gaarne op straat iets anders laten hooren dan de bekende
straatdeunen," zegt Ds. Scholten.
De Ned. Zendingsvereeniging te Rotterdam, die reeds
meer dan een halve eeuw met grooten zegen op West-
Java arbeidt, heeft een aanzienlijk tekort over 1911,
grooter dan het in de drie en vijftig jaren van haar
bestaan nog ooit heeft gekend. Wie helpt mede Om door
een extra-gift de Vereeniging van dit tekort af te helpen
De redactie van den Zondagsbode is gaarne bereid gaven
in ontvangst te nemen en naar Rotterdam over te maken.
Psalm 122 1.
2)
Ik had haar niet besteld, maar God wist, beter
dan ik, wat noodig was.
De man verwelkomde mij weder, evenals
vroeger, met een verschrikkelijken vloek.
Terwijl ik hem frisch water bracht en een
schoonen handdoek voor hem nederlegde
ik deed dit eiken dag en hij gebruikte wat ik
hem gaf, maar had er mij nog nimmer voor
bedankt weerklonk daar op eens de zilveren
lach van een kind.
„Wat is dat?" vroeg de man.
„Dat is een klein meisje, dat mij staat op
te wachten".
„Mag zij niet even binnenkomen vroeg hij,
op een heel anderen toon dan te voren.
Ik riep haar en, haar bij de hand nemende,
zeide ik: „kom eens even binnen, Marietje,
hier is een arme, zieke man."
Zij schrikte terug, toen zij zijn gelaat zag, en
zeide „ik ben bang
Maar ik stelde haar gerust met een „arme,
zieke manhij kan niet opstaan en zou je zoo
graag even willen zien.''
Zij zag er uit als een engel, met haar mooie
blonde lokken, haar vriendelijke, medelijdende
oogen, en terwijl zij zich over hem heenboog,
zeide zij: „ik vind het heel naar dat u ziek bent,
arme manwil u een bloemetje ik heb er
wat geplukt."
Hij legde zijn groote, beenige hand op de
bloemen en het kleine handje van het kind en,
terwijl de tranen hem in de oogen schoten,
zeide hij„Ik had ook eens een klein meisje
en zij stierf. Zij heette Marietje. Zij hield van
mij. Niemand anders heeft ooit van mij gehouden.
Ik zou anders geworden zijn, als zij geleefd
had. Ik heb de geherele wereld gehaat, sedert
zij stierf".
Toen wist ik, dat ik den sieutei tot het hart
van dien ruwen man gevonden had.
Ik zeide: „Toen ik over uw moeder en uw
vrouw sprak, hebt gij ze vervloektdaaruit be
greep ik, dat zij geen goede vrouwen waren
geweest; want ik heb nooit een man gezien,
die een goede moeder vervloeken kon."
„Goede vrouwen? O, gij weet niets hoege
naamd van dat soort van vrouwen af, dat zij
waren
„Welnu, indien uw dochtertje niet gestorven,
maar met haar opgegroeid was, zou zij dan
ook niet slecht geworden zijn? Gij zoudthaar
toch niet slecht hebben willen zien worden,
evenals uw vrouw en uw moeder?"
Daaraan had hij blijkbaar nooit gedacht
en op eens riep hij uit: „O, ik zou haar liever
zelf gedood hebben Ik ben blij, dat zij ge
storven is."
Ik nam zijn hand in de mijne en zeide: „De
lieve Heiland wilde niet, dat uw Marietje slecht
werd Hij had haar lief, nog liever dan gjj.
Daarom heeft Hij haar tot zich genomen om
haar te bewaren en op te voeden. Nu wacht
zij op u. Zoudt gij haar niet willen terugzien?"
,.0, ik zou wel duizendmaal verbrand willen
worden als ik mijn kleine Marietje daardoor
nog eens kon terugzien."
O, welk een heerlijk Evangelie kon ik toen
brengenEn ik was dien nacht zoo dicht bij
Golgotha geweest, dat ik het waarlijk brengen
kon.
Het gelaat van den zieke werd doodsbleek,
terwijl ik sprak, en nu en dan scheen het, alsof
de aandoening hem te sterk werd. Dan hijgde
hij naar adem Daarop greep hij mij bij den arm
en vroeg„Wat hebt u verleden gezegd over
het spreken tot iemand, dien wij niet zien
„Dat is bidden Ik vertel aan den Heer Jezus
alles wat ik op mijn hart heb."
„O, bid dan gauwZeg Hem, dat ik mijn
kleine meisje zoo graag terugzag! Zeg Hem
alles wat u maar verlangt!"
ik nam de handen van het kind en plaatste
ze op de bevende handen van den zieke. Daar
op knielden wij neder, en ik zeide haar om
voor den man te bidden, die zijn kleine Marie
tje had verloren en haar zoo graag terug wilde
zien.
Zij bad
„Lieve Heer Jezus, deze arme man is ziek.
Hij heeft zijn kleine meisje verloren en hij is
er zoo bedroefd over. Ik ben ook bedroefd. Wil
de lieve Heer hem alsjeblieft helpen en wijzen
waar hij zijn kleine meisje kan terugvinden
Alsjeblieft, lieve Heer, amen 1"
(Slot volgt) v. L.