VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT No. 24 ZONDAG 13 OCTOBER 1912 lste Jaargang. EEN SLECHT EN TOCH NAVOLGENSWAARDIG VOORBEELD. DE ZONDAGSBODE VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG a b o n n e m e n t s p r ij s Per Jaargang1.50 3 Maanden0.50 Afzonderlijke nummers005 REDACTIE: O. POSTHUMUS MEVJES - Zandvoort- Jhr. Dr. M. F. van LENNEP - Aerdenhout. Adres voor de Administratie P. SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13 Zandvoort - Telefoon No. 27 Advertentiën 1 5 regels0.55 Elke regel meer„0.10 Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35 Elke regel meer006 Bij abonnement extra korting Zondag 13 October 1912, Ned. Herv. Gemeente, 10 uur Ds. G. POSTHUMUS MEYJES. Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige taber nakelen. Lukas 16 9. Deze woorden zijn genomen uit een gedeelte van de Heilige Schrift, dat ons bij een eerste en oppervlakkige lezing zeer vreemd en onbegrijpelijk voorkomt, maar dat, nauwkeuriger beschouwd, een schat van diepe en ernstige waarheden blijkt te bevatten de gelijkenis van den onrecht vaardigen rentmeester. Deze man wordt terecht bij zijn heer van oneerlijke handelingen beschuldigd hij weet dat hij zal weggejaagd worden. En waar dan heen En hoe te leven Graven kan hij niet, te bedelen schaamt hij zich. Wat zal hij beginnen Daar valt hem iets in. Hij laat de schuldenaars van zijn heer bij zich komen en scheldt hun ieder een gedeelte van de pachtsom kwijt. Wat zijn die menschen dankbaar En als straks de rentmeester wordt weggejaagd en zich bij hen vervoegt, hun vertellende een fraai sprookje dat hij weggezonden wordt omdat hij te goed voor de menschen was, dan is hun medelijden ten diepste opgewekt en zij ontvangen hem in hun huizen, zoodat hij in den eersten tijd althans een onbekommerd leven te gemoet gaat. Tot zoover is alles duidelijk genoeg. Maar dan volgt er: En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester. En wij vragen hoe kan dat nu moet dan oneerlijkheid geprezen worden, en dat nog wel in den Bijbel, in een gelijkenis van onzen Heiland Maar wij moeten goed verstaan, wat er in dien rentmeester geprezen wordt. Niet zijn oneerlijkheid, maar zijn slimheid, waardoor hij, zonder dat hem dit iets kost, zich vrienden weet te verwerven uit het goed zijns heeren, die hem- straks vriendelijk zullen ontvangen. Op die slimheid komt het dus aan. En nu wil de Heiland dit zeggen. Let eens op de slimheid van de menschen dezer wereld, op hun onvermoeidheid, op hun voortvarendheid, op hun energie, wanneer het er op aankomt geld te verdienen, voor zich zelf iets te verkrijgen, zich een positie of een fortuin te veroveren, en vergelijk daarmede nu eens de flauwheid, de slapheid, waarmede de christenen de zaak van hun Heer behartigen. Ach, hadden de kinderen Gods iets meer van die slimheid in goeden zin, waardoor zij de beste wegen wisten uit te zoeken om het koninkrijk Gods te bevorderen, iets meer van die voortvarendheid en die energie, die de handelsmannen, de mannen van zaken kenmerkt, maar dan met betrekking tot de geestelijke dingen, de belangen van den Heer en zijn dienst. Moet het niet, helaas, van de meeste christenen, van hen die zich kinderen Gods noemen en zeggen den Heiland lief te hebben, worden getuigd, dat zij oneindig meer ijver en energie toonen voor hun eigen aardsche, soms zeer ongeestelijke, onbeduidende, lage zaken, dan voor Gods koninkrijk De klacht van Haggai, dat de mannen van Juda, die de Heer uit de ballingschap had wedergebracht, hard liepen om hun eigen huizen te bouwen en te meubelen, maar den tempel Gods als een bouwval lieten liggen, en die andere van Paulus „zij zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is", blijven op de christenen van onzen tijd nog van toe passing. Waarom kwijnt zoo menige arbeid in Gods koninkrijk? Waarom zijn er overal en altijd tekorten? Om dat zoo weinigen met hart en ziel zich aan den dienst des Heeren geven, omdat er zoo weinig belangstelling voor is, omdat de beurs zoo vaak niet mede bekeerd is, omdat de aardsche belangen zoo veel zwaarder wegen dan de hemelsche. Maar nu de woorden die ik boven deze overdenking afschreef, de eigenlijke les, die de Heer uit deze gelijkenis trekt, wat beteekenen zij Evenals de rentmeester met het goed van zijn heer zich vrienden tegen den kwaden dag wist te maken, zoo moet ook de christen van de gaven, hem door zijn Heer toever trouwd, en in het bijzonder van het geld, dat een groote macht ten goede of ten kwade kan wezen en waarvan wij slechts rentmeesters zijn, een zoodanig gebruik maken ten voordeele van Gods koninkrijk en van den naaste, dat, wanneer hem eenmaal ontbreekt, dat is wanneer hij sterft, diegenen die hij beweldadigd heeft en die door zijn toedoen, door zijn geld tot het evangelie en den Heiland zijn gebracht, hem in de eeuwige tabernakelen, dat is in den hemel, zullen ontvangen en danken voor wat hij voor hen deed. Is dat niet een heerlijk schoone gedachte Krijgt het geld, dat zoo dikwijls hier op aarde een Mammon der ongerechtig heid is omdat het onrechtvaardig verkregen gelijk zoo menig groot of klein fortuin en zelfzuchtig verteerd >trordt, hier niet een bijzondere beteekenis en wordt het niet een heerlijke macht ten goede O dat wij het meer bedachten, hoeveel leed wij door ons geld kunnen wegnemen, hoeveel zegen en troost wij kunnen brengen, hoe het Evangelie door middel van het geld kan worden uitgebreid. Gij geeft uw geld voor de nooden der armen, voor de belangen der zending, en gij kunt niet nagaan wat dat geld precies heeft uitgericht, maar gij bidt God dat Hij het zegene. Daar komt de ure van uw heengaan gij sluit de moede oogen en opent ze in den hemel, in de gewesten des lichts. Wie komen u daar te gemoet om u te danken, dat zij, door uw toedoen, den Heer hebben leeren kennen of, in tijden van groote zorg en droefheid zijn geholpen en getroost? Gij kent ze niet en toch hebt gij hun welgedaan. Welk een lieflijke verrassing De Heer make ons getrouw in het beheer van wat Hij ons toevertrouwde. v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 1