2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 13 Oct. 1912, Zending. Vragenbus. Allerlei. Tentzending. Wij allen kennen zeker de Tentzending die, door Ds. Couvée, den emeritus-predikant te Utrecht, in het leven geroepen, reeds op zoovele plaatsen van ons vaderland met grooten zegen gewerkt heeft, in het bijzonder onder diegenen, die van de kerk geheel vervreemd waren en de prediking van het Evangelie nooit meer hoorden, of ook wel onder die kerksche menschen, die jaren lang geregeld het Evangelie hadden gehoord zonder zich te bekeeren en thans, als het ware doodgepreekt, door de Tent een nieuwen, machtigen stoot ten leven ontvingen. God heeft vele wegen om den zondaar te roepen en elke weg, ook al gaat hij buiten de gewone, platgetreden paden om, moet den christen welkom wezen. Elke poging om de meer en meer tot heidendom vervallende massa's te bereiken, hetzij dan door het Heilsleger of door de Tent zending, of waardoor ook, is ons hartelijk welkom. Ziehier wat Ds. Couvée van het werk der Tentzending dezen zomer te Utrecht schrijft: „Wegens vernieling' van de Tent door den storm, zullen do samenkomsten worden voortgezet in de Buurkerk." Deze aankondiging was enkele dagen na de Tentopening te Utrecht overal in de stad te lezen. De geweldige storm wind in de Augustusmaand was sterker gebleken dan de touwen van onze tent, en deze had het in den strijd met de elementen moeten afleggen. Dat was het eerste oogen- blik een slag! Zelden zag ik droeviger aanblik. Den avond te voren nog met een groote schare in de electrisch-liel- verlichte tent samen en nu't boekententje nog half overeind. De lieele tent neergezegen als een verongelukte luchtballon. Alles overgoten met stroomen regen. De vaste palen van 't electrisch licht en van 't platform akelig uitstekend tusschen het verscheurde linnen. De trouwe tentbroeders, die den geheelen nacht gearbeid hadden om de tent overeind te houden, als schipbreukelingen er bij 't Was om te schreien. Maar met schreien wordt niets verholpen. Wat nu? was de eerste vraag. Want wij zagen voortdurend de begeerige oogen van die menschenmassa, die nu reeds twee avonden de tent gevuld had. „Wat heeft God er mede te zoggen?" Allerlei, dat ieder 'thest voor zichzelf vertolken kan, maar zeker niet: „geef de dingen maar prijs." Op dit oogen blik is er al heel wat meer te begrijpen, hoeveel vriendelijkheid ook in dit doen des Heeren was. Helaas, dat ook nu weder zooveel geestelijk on verstand openbaar werd. „Een oordeel Gods" verklaarden velen, die zeker nooit Lukas 13:1—6 hadden gelezen, Dit is zeker, dat wij den Heer van harte dankbaar zijn, voor al d'e vriendelijkheid en behulpzaamheid, die van allerlei zijden nu openbaar werden. En burgelijke en kerkelijke autoriteiten hebben als om strijd hun welwillendheid getoond. Daardoor was het mogelijk dat wij denzelfden avond nog in de Buurkerk voortgingen. Een eigenaardige herinnering lag daarin aan de zoo gezegende opwekkingssamenkomsten, aan diezelfde plaats gehouden. Het in haast opgeslagen platform met rood tentdoek omhangen en met enkele tentvaandels voorzien, herinnerde ten minste eenigzins aan de tent. Aanvankelijk hadden velen moeite hun vrees voor den kerkdrempel te overwinnen. Maar dat werd gaandeweg beter. Zoodat ook veel „vreemd volk" in de samenkomst werd gezien. De sluitingssamenkomst had plaats met een overweldigende massa volks. En wat was er voortdurend groote aandacht en beslag op het volk. Het woord Gods werkte door. Wat ik dan nu reeds van dit doen Gods begrijp? Al lereerst dit. Het weder was voortdurend ongunstig, be halve de twee dagen, dat wij in de tent de samenkomst hieldendoch toen werd reeds zeer geklaagd over de koude. Wat zou dat geworden zijn, bij den guren wind en de neerplassende regenvlagen, die nu op het kerkdak nederkwamenEn zou, bij het steeds wassende water, er genoeg houvast in ons terrein gebleven zijn, om de palen, die de tent schoren, te houden Als deze eens was omgezakt gedurende een samenkomstWelk een ramp zou daaruit voorgekomen zijn. En nog iets. Door dit on geluk kwam iemand er toe mij naar den kas- toestand te vragen. Die was niet schitterend. Een schuld van zes honderd gulden. Deze werd oogenblïkkelijk betaald. Zoo verstaat gij wel, mijn lezer, hoe het hart ons klein werd, haast nog meer door de vriendelijkheden Gods dan door de moeiten die Hij zond. En dat wij niet bezorgd zijn waar de vierhonderd en vijftig gulden vandaan zullen komen, die voor de reparatie noodig zijn. De Heer zal voorzien. Het is onuitsprekelijk goed op hem te vertouwen, „ge heel en al." Psalm 73. v, L. (Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord.) Vraag: Waarom gebeuren er heden ten dage geen wonderen meer Dan zou het zooveel gemakkelijker zijn te gelooven. Antwoord: Wie zegt u dat er heden ten dage geen wonderen meer gebeuren Lees de zendingsgeschiedenis der laatste eeuw en gij zult telkens op hoogstmerkwaardige feiten, gebedsverhoringen, uitreddingen enz. stuiten, waarbij gij moet uitroependat is Gods vinger, dit is een wonder van Zijn macht en genade. Indien wij minder aardsgezind en ongeloovig en meer toegewijd en gehoorzaam waren, zou de belofte van den Heiland in ons leven ook meer vervuld worden; „Voorwaar, voorwaar zeg ik uliedendie in mij gelooft, de werken die ik doe, zal hij ook doen en zal meerdere doen dan deze; want ik ga heen tot mijn Vader." (Joh. 14:12). En dan, wij hebben de Heilige Schriften, die ons wijs kunnen maken tot zaligheid en de heerlijke ervaring van negentien eeuwen christen dom, zoodat wij de wonderen „ter bevestiging en aanprijzing van de evangelieprediking", waarvan de Evangeliën en Handelingen ons spreken, minder noodig hebben dan de heidenvolken, in wier midden zij nog plaats hebben. Uw tweede opmerking, dat het dan zooveel gemakkelijker zou zijn te gelooven, is ook niet juist. Wij zien dat duidelijk in de geschiedenis van Jezus' omwandeling op aarde Telkens willen zijn tegenstanders een nieuw teeken zien, zoodat klaarblijkelijk de vroegere wonderen hen niet tot het geloof hebben gebracht. Hoogst leerzaam en ernstig is in dit opzicht de gelijkenis van den rijken man en Lazarus. De eerste vraagt Abraham, dat hij Lazarus tot zijn broeders op aarde zende om hen te waarschuwen en, op het antwoord van den aard- vader„zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die hooren", merkt hij op„ja, maar als er iemand van de dooden tot hen heenging, zij zouden zich bekeeren". Dan volgt het, ook nog voor dezen tijd zeer behartigenswaardig woord van Abraham: -indien zij Mozes en de profeten niet hooren, zoo zullen zij ook, al ware het dat er iemand uit de dooden opstond, zich niet laten gezeggen." Verzameld door C. B. NAAR BOVEN ZIEN. Een knaap stond op een lioogen ladder. Zijn vader stond beneden en staarde hem met bezorgden blik na. Opeens zag hij, dat zijn zoon duizelig werd en begon te wankelen. Zie naar bovenriep hij hem uit alle macht toe. Dat was zijn behoud, Hoe menigmaal begint het ons ook te duizelen, als wij zien op de gevaren, die ons dreigen, op de tallooze raadselen in het menschelijk leven. Zie naar boven! klinkt het ons toe; zie op tot God den Vader, en twijfel niet of Hij zal alles wél maken. VERLEDEN, HEDEN EN TOEKOMST. „Ach! zal mijn einde goed eens wezen?" Waar gij het antwoord hierop vindt?" Uw „heden" wortelt in 't„voor dezen", Uw toekomst in het „heden" - vrind,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 3