VOOR Z A N D V O O R T EN AERDENHOUT No. 26 lste Jaargang. Hier geen blijvende stad. ZUI>UAU LI ULlUBfcK 1V1Z DE ZONDAGSBODE VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG Abonnementsprijs Per Jaargang1.50 3 Maanden0.50 Afzonderlijke nummers005 REDACTIE: G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort. Jhr. Dr. M F. van LENNEP - Aerdenhout- Adres voor de Administratie P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13 Zandvoort - Telefoon No. 27 Advertentiën 1 5 regels0.55 Elke regel meer„0.10 Dienstaanbiedingen 1—5 regels 0.35 Elke regel meer0 06 Bij abonnement extra korting Zondag 27 October 1912, Ned. Herv. Gemeente, 10 uur Ds. G. POSTHUMUS MEYJES. Doopsbedieniiig. Extra collecte voor de kerk. Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende. Hebr. 13 14. Wat in het eerste deel van het hier boven geschreven woord staat, geldt in zekeren zin van alle menschen we zijn allen pelgrims en vreemdelingen op aarde ons vader land is hier beneden niet. Maar, is er in dit opzicht geen onderscheid, er is wél onderscheid ten aanzien van de erkenning dezer waarheid. Velen brengen het nooit verder dan tot de verstandelijke overtuiging van hun vreemdelingschap. Met hun mond stemmen ze toe dat ze hier geen blijvende plaats hebben, maar met hun leven doen ze geheel anders. Ze richten zich gemakkelijk in in deze wereld en maken yan hun aardsche tent een goed gefundeerd en geriefelijk huis. Anderen zeggen het met een zuchthier geen blijvende stad Ze vinden het verschrikkelijk akelig dat het zoo is. Konden ze maar houden wat ze hebben en blijven waar ze zijn Liefst denken ze maar zoo min mogelijk aan de toe komst. Ze lachen die wegwerken haar wegdrinken haar wegwant, zeggen ze bepaald worden bij het ver gankelijke maakt een mensch maar somber en slap. Hier geen blijvende stad. Als een Christen het zegt, doet hij het op de wijze der aartsvaders, van wie geschre ven staat, dat ze hebben heieden, dat ze gasten en vreem delingen waren. Die belijdenis was een belijdenis in daden. Ze hebben deze wereld maar niet als een vreemd land beschouwd, doch haar als zoodanig behandeld. Z.66 doet een Christen het ook. Hij hecht geen al te groote waarde aan de dingen, die gezien worden hij verbeuzelt de uren zijner vreemde lingschap niethij is op zijn afreis voortdurend bedacht. Het is hem geen reden tot droefheid, maar veeleer tot blijd schap, dat hij hier geen blijvende stad heeft. O, als deze tegenwoordige wereld eens de eeuwige wereld wasgeen blijvende stad, dat is geen blijvende droefheid geen blij vende eenzaamheid geen blijvende strijd geen blijvende verzoekingen geen blijvende zonden. Het is alles, alles tijdelijk. Daarom is alles, alles lijdelijk. Geen blijvende stad arme mensch, die op hetgeen voor bijgaat bouwt en vertrouwt. Zalig de mensch, die ver wacht de stad, die fundamenten heeft; die weet dat hij straks een onbewegelijk koninkrijk ontvangt. Wat in het tweede deel van den tekst staat„maar wij zoeken de toekomende", kan niet van alle menschen ge zegd worden. Velen klagen met Nietsche „een hoofdbegrip van mijn leven is verloren, het begrip toekomst". Anderen hebben dat begrip wél, maar alleen als een begrip, dus niet als een werkelijkheid. Er zijn er die spotten met den dood is alles uit, er is niets anders dan wat we zien en tasten kunnen. Sommigen verlangen met een onstuimig verlangen naar de toekomende heerlijkheid, zooals vele martelaren, die dongen naar brandstapel en schavot. Er is een smachtend, kwijnend verlangen naar het einde, een ziekelijk zuchten o wanneer, o, wanneer zal ik zijn bij mijnen Heer? Er is een trappelen van ongeduld, omdat men zijn tijd niet afwachten kan. Er is een lijdelijkheid, die een afwachtende houding aanneemt. In mijn tekst is sprake van een zoeken van de toeko mende stad. Iemand kan zoeken in groote droefheid, zeker het ge zochte toch nooit te vinden. Er is een zoeken, dat niet veel meer is dan een vaag vermoeden. Het zoeken der toekomende stad is voor velen een onder zoeken of er wel zoo'n stad isen voor anderen een in het blinde tasten. In den tekst klinken de woorden „wij zoeken de toe komende stad", feestelijk ze zijn de uiting van een blijde verzekerdheid. Gods kinderen zeggen wij loeten, dat er een toekomende stad is en dat wij haar zoekende, zullen vinden ook. Wij zoeken haar, omdat zij ons zoekt. Haar Koning is tot ons afgedaald Hij is tot haar weergekeerd om ons daar plaats te bereiden. Aan zijn hand kunnen wij rustig en moedig voortgaan. In Hem zijn wij van de uitkomst onzer pel- grimsreize volkomen verzekerd, want het is onmogelijk, dat wie één is met Christus, niet ook met hem vereenigd worden zal. De toekomende stad! Welk een heerlijk vooruitzicht! Van die Godsstad worden ons in den Bijbel de heerlijkste dingen gezegd. En de werkelijkheid zal de stoutste verwachtingen nog verre overtreffen. Zoeken wij de toekomende stad Gaan wij den éénigen weg, die tot haar leidt Vermijden wij alles, wat ons op een dwaalspoor zou kunnen brengen Werpen wij alles van ons wat ons zou kunnen hinderen rustig en moedig voort te gaan Wie nog altijd niet zulk een zoekende is, worde het heden nog hij stelle het niet uitDe vindenstijd is nil Maar, late het zoeken een ernstig zoeken zijn. Wie zoekt, betoone zulks in alle dingen. Anders weer houdt hij anderen van het zoeken. Reist uwen weg met blijdschap

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 1