Voor eiken dag.
Vragenbus.
Ingezonden.
Verzameld door C. B.
Als gij een beroep doet op des menschen rede, dan
doet gij slechts een beroep op zijne helft, en nog wel op
de kleinste helft.
N. N.
Het leven bestaat uit kleinigheden, evenals het lichaam
uit cellen is opgebouwd.
schkeiner.
Bedenk dat hel eenvoudig doen van het goede, dat u
voor de hand komt, beter is dan op te klimmen in den
derden hemel.
KingslEy.
Wie geen overtuiging heeft, liegt altijd, hij moge zeggen
wat hij wil.
E.
Van eene vrouw eischt men vier dingen dat de deugd
in haar harte woont, dat de zedigheid op haar voorhoofd
schittert, dat de zachtlieid van hare lippen vloeit, en dat
het werk: hare handen bezig houdt.
Jules Janin.
Een kleine vlek op het goede en reine valt meer in
het oog dan tien vlekken op hetgeen slecht is en vuil.
N. N.
Hij alleen leeft, die niet voor zichzelven leeft.
Dickens.
(Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord.)
Vraag: Beschouwt U alles wat in de z. g. n. „historische
boeken'' van het O. T. staat, als werkelijk zoo gebeurd?
Antwoord: De naam „historische boeken" is onjuist. De joodsche
Canon kent de onderscheiding tnsschen „geschiedkundige" en andere
boeken niet. Slechts één boek wordt door zijn hebreeuwschen titel
als een „historisch" boek aangeduid, n.l. „Kronieken", waarmede de
boeken Ezra en Nehemia in den grond der zaak één geheel uitmaken.
Wij rekenen tot de geschiedboeken des O. V. Genesis—Esther. Maar
de hebreeuwsche Bijbel heeft een andere verdeeling en andere be
namingen. Daarin dragen de z. g. 11. 5 boeken van Mozes de naam
thora, d. i. de wet Josua, Richteren, Samuel en Koningen vormen
den bundel der éérste profeten", terwijl de boeken Jesaja, Jeremia,
Ezechiël en de z. g. n. 12 kleine profeten worden samengevat onder
de benaming laatste profeten.''
Hieruit volgt dus dat de Joden aan de boeken Josua, Richteren,
Samuel en Koningen geen geschiedkundig, maar een profetisch ka
rakter toekenden. Het is in die boeken niet om het geschiedverhaal
te doen, maar om de prediking, de gedachte, de leering, de kennisse
Gods. Het geschiedverhaal is daarin geen doel, doch middel. Deze
boeken zijn niet „een vaderlandsche geschiedenis van Israël". Zoo
wel legende als historie, worden door de Profeten gebruikt voor hun
doelde prediking van het woord Gods.
Vraag: Wordt aan Maria goddelijke eer bewezen door de R. C. Kerk?
Antwoord: Deze kwestie is in den laatsten tijd opnieuw door
bladen van allerlei richting ter sprake gebracht. De Roomschen
houden vol dat er van Mariavergoding geen sprake is. Zij noemen
haar zelfs een anti-Katholieke fabel.
Wel geven zij toe dat Maria tegenwoordig bijzonder gehuldigd en
vereerd wordt. Maar, zeggen zij, er is een groot onderscheid tusschen
vereeren (venerare) en aanbidden (adorare). De aanbidding (adoratio)
komt alléén aan God toedc vereering (veneratio) komt toe aan de
Heiligen, in 't bijzonder aan de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods
Maria. Haar bijzondere vereering berust op deze drie gronden
lo. omdat zij de moeder Gods is en ook onze moeder; 2o. omdat
zij alle Engelen en Heiligen in genaden en heiligheid verre over
treft; 3o. omdat zij door haar voorspraak alles van God kan ver
krijgen. Om deze redenen heeft de Kerk aan den dienst van Maria
de voornaamste plaats ingeruimd. Maar de Maria-verheerlijking is
geen Maria-vergoding. Immers: nooit smeekt men rechtstreeks Maria
zélve om gunsten en genaden. Steeds wordt zij aangeroepen als de
machtigste Heilige, die bemiddelaarster is tusschen God en de men
schen. Wie zegt dat er in de R. C- Kerk Maria-vergoding is, dwaalt.
Tegenover deze krasse ontkenning, handhaaf ik echter de beschul
diging dat de Roomsche Kerk een afgodische Kerk is. Ik denk hier
bij ook aan antwoord 80 van onzen Heidelb. Catechismus waarin de
Mis „eene vervloekte afgoderij'' wordt genoemd, eene kwalificatie
die de stembus-leuze van al die „Calvinisten* en Hervormden „Rome
is een zuster-Kerk" in haar leugenachtigheid aan de kaak stelt. Maar
het gaat nu over de Maria-vergoding.
En dan blijkt ook hier weer het verschil tusschen theorie enprac-
tijk. Zeker, in theorie wordt ook in de R. C. Kerk alleen aan God
goddelijke eer bewezen. Maar de practijk spot met die onderschei
ding tusschen „vereeren" en „aanbidden Maria is feitelijk niet alleen
de eerste onder al de Heiligen; zij is: Godin. Dat is ook weer dui
delijk gebleken uit hetgeen op het Maria-Congres, van 15 18 Aug.
1.1. te Maastricht gehouden, plaats heeft gegrepen. Daar is een beeld
van „Maria, de Sterre der Zee" door den bisschop van Roermond
gekroond met een kroon die f13 000 heeft gekost en op de buiten-
sporigste wijze gehuldigd.
Bij de plechtige processie werd dat beeld, omringd door ridders
van de Malthezer-orde, rondgedragen en te Maastricht werden aller
lei dingen te koop aangeboden „door het Miraculeus Beeld aange
raakt" en ten bewijze daarvan met een stempel voorzien.
Toch géén afgoderij? Laten de Roomschen dat maar volhouden;
maar als een Protestant 't doet, zit er „hooge politiek", d.i. politiek
uit den afgrond achter. Volgens antw. 95 van genoemden Catechis
mus is óók dit afgoderijbenevens den eenigen waren God iets
anders te versieren of te hebben, waarop de mensch zijn vertrouwen
zet".,
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Wanneer men te Zandvoort rondziet, wat al een werkzaamheden
voor verschillende doeleinden 1 Wat al vereenigingen zijn er in de
laatste jaren opgericht, steeds nog toenemende in aantal. Als al die
nieuwe vereenigingen de oude, tenminste de goede oude, maar niet
verdringen. Elk lichaam heeft voedsel noodig, en wanneer men het
dit onthoudt, kan het niet blijven voortbestaan. Onthouding is een
zeer goede zaak, ik bedoel de Geheelonthouding, zooals de N. C.G.
O. V die voorstaat. Maar onthouding van steun aan nuttige instellingen
is ten sterkste af te keuren
En die onthouding past men maar al te veel toeMen denke
slechts aan Ziekenzorg" nog te weinig bekend. Men denke ook vooral
aan de Diaconie en Wijkverpleging. Daarvoor hééft men tot dusverre
gewoonlijk vreemdelingen laten zorgen en nimmer is er door hen,
die er de aangewezen personen voor waren, een ernstige poging tot
verbetering van den toestand gedaan. Doch thans is een weg gebaand.
Een begin is gemaakt met een lijst, waarop men een zeker bedrag
kan teekenen als gift in eens of als jaarlijksche bijdrage. Dit laatste
zal natuurlijk het meest afdoende zijn. En dit begin is goed geweest!
Men toont zich zoowel te Zandvoort als Aerdenhout dit werk zeer
genegen.
Verreweg de meeste menschen wien de lijst werd aangeboden,
toonden zich verheugd, de goede zaak te kunnen steunen. En dat is
heerlijk, dat geeft hoop op de toekomst, en maakt, dat zij, die hun
krachten er aan geven, het met nog meer toewijding doen.
Intusschen, er zijn nog te veel menschen, die zich met allerlei
gezochte redenen van deze, zoo goede zaak afmaken.
Een viertal staaltjes: „Als ik wat te geven heb, geef ik'taan mijn
oude moeder". Goed, als 't maar gebeurt ook! „Ik heb genoeg te
doen, om voor mijn eigen onderhoud te zorgen." Is dat altijd waar?
„Ik lever niet aan de menschen, die aan het hoofd van die stichting
staan, noch aan hun dienstboden en ze laten zelfs niet repareeren bij
mij." De brave man, die dit zeide, was nog wel notabel der kerk!
„Waar blijft al dat geld 't Kan veel goedkooperkijk maar eens
naar het Oude mannenhuis. Daar drijven een man en vrouw de zaak
voor heel vijftig gulden per jaar." 't Is waar, een diacones kost meer,
maar is zij, die met ware liefde aan den naaste haar geheele leven
wijdt, het niet waard? Een zeker soort menschen zou ik nog vergeten.
Dat zijn zij, die volgens hun eigen woorden al zooveel voor ver
schillende dingen weggeven. Zet men echter het gesprek met hen
voort, dan komt men al spoedig tot de overtuiging dat zij nooit, of
bijna nooit iets geven. De nietgevers, voor welk doel dan ook, zijn
trouwens bijna altijd dezelfde menschen; schrijver dezer regelen,die
dikwijls om het een of ander komt vragen, weet het bij ervaring.
Maar genoeg hierover, dankbaarheid is plicht, waar door verreweg
de meeste aangezochten is gesteund. En de hoop bezielt ons, dat
nog velen zullen volgenV. B.
Geachte Redactie!
Van ganscher harte heb ik velen opgewekt, armen en zieken te
steunen, met dankbaarheid gedenk ik hen, die steun verleend hebben
Maar, voorkomen is nog beter dan genezen en, zonder iemand te
beschuldigen, weten wij allen, dat „alcohol-misbruik", één der wegen
is, die voeren tot armoede en ziekte. Daarom, steunt de zaak der
Nuchterheidsbeweging, door uw gebed, door uw persoon, door uw
geld Helpt ons, onze medemenschen voor tijd en eeuwigheid gelukkig
te maken Gelooft oris niet drijvers, die een nieuwe secte in het
leven willen roepen, zooals onze vijanden zeggen, doch gelooft ons
vrienden van het goedeHelpt ons aan een eigen lokaal, ten dienste
van ons groote doel! De penningmeester ontvangt gaarne van iederen
lezer antwoord.
V. BIERENBROODSPOT.
Penningmeester v h Bouwfonds afd. Zandvoort N.C.G. O. V.