Niet iemand die zelf weet wat werken is, welk nut er in de ontspanning ligt en hoe bemoedigend en daardoor verheffend zelfs eene feestviering kan werken. Neen, het eenige dat allengs nu een onderwerp van gedachtenwisseling behoorde te zijn geworden is de vraag of het karakter der vereeniging en de geest der statuten niet redelijkerwijze eischen, dat men voorzichtig met de kasgelden omgaat, bij het gebruik van die gelden steeds het hoofddoel der vereeniging in het oog houdt, en mitsdien als vereeniging voor hulp in nood, ook zooveel mogelijk oplegt voor dien nood en zoo weinig doenlijk beschikbaar stelt voor nevendoeleinden. Nu is het plan. naar men zegt, reeds te ver gevorderd om nog op herziening en gedeeltelijken terugkeer te hopen. Maar ik vraag is dit beweren van algeheele onherstelbaarheid wel zoo zeker Men heeft in eene vereeniging wel eens forschere terugtreden gedaan En daartoe ware eene ledenvergadering te beleggen. Doch in de tweede plaats kan eene onverbloemde critiek als de Uwe grootelijks haar nut hebben voor volgende gelegenheden. Inzonderheid in eene badplaats, die gedurende een deel van het jaar tot druk werken noodzaakt, maar tevens tot veel weelde en ijdelheid verleidt Mijn eenige wensch is, dat de zaak nog tot bevrediging van allen, ook van de minderheid in de Vereeniging zelve, zal worden geschikt Zandvoort, 6 Nov. 1912. G. G Mijnheer de Redacteur, Uw stukje in den Zondagsbode gelezen hebbende als antwoord op de vraag: „voor 1200 gulden feestvieren." ga ik bijna geheel met U medealleen het begin van Uw schrijveij heeft mijns inziens niets met de geheele geschiedenis te maken Gemeentezaken staan daar buiten zoo ik meen. En niet alleen de voorzitter van Onderling Hulpbetoon heeft de 1200 gulden toegestaan. De heer Z. heeft voor de vereeniging O H veel gedaan en doet er nog veel voor. Ook anderen instellingen heeft hij zijn krachten gegeven, en aan vele doet hij het nog. En dat niet om eigen voordeel daar uit te slaan, dat weten wij Zandvoortsche ingezetenen allen Moge de rest van Uw schrijven den heer Z. en anderen tot andere gedachten brengen Dankend X. IJ. Z. Een enkel woord aan X IJ Z. voeg ik hierbij Heb ik in mijn vorig schrijven den Voorzitter van O. H aansprakelijk gesteld voor het heilloos besluit, dat werd genomen, de bewering dat deze Voorzitter voor O H. zooveel gedaan heeft en nóg doet geheel belangeloos, kan mijn overtuiging geenszins wijzigen Immers: ieder weet dat de Voorz. van O. H de man is die in deze vereeniging alles te zeggen heeft. Zulk een macht te hebben, is gevaarlijk Haar niet te gebruiken om uitspattingen tegen te gaan, is onverantwoordelijk. Art. 13 v/h huishoud regl. dier vereeniging zegt „De kasgelden worden, na aftrek der door het bestuur ten behoeve der vereeniging noodzakelijk geachte onkosten, besteed tot uitvoering van het doel der vereeniging." Als doel wordt, in Art. 2 genoemd het bevorderen en onderhouden van eendracht, verbroedering en vriendschappelijk verkeer. En dit doel wil men bereiken, zegt Art. 3, „door met alle wettelijke middelen den maatschappelijken toestand der leden te verbeterendaaronder wordt verstaan het houden van vergaderingen, ten einde de belangen der Vereeniging te bespreken, elkander bij ziekte of ongeval geldelijk te ondersteunen en hulp te verleenen, en door coöperatie hunnen toestand te verbeteren." Let nu eens goed op deze artt. en vraag U dan eens afwat te denken van een Voorzitter die zóó met de statuten laat spotten, dat hij medebewilligt in een uitgave van f 1200.— uit de kas der vereeni ging voor een doel. dat lijnrecht tegen het doel, dat O H. zich stelt, indruischt? Begin Oct. heeft „de Harmonie", onderafd. van O. H. een feest aangeboden aan deze vereeniging. Vraag maar niet wat dat gekost heeft en uit welke kas dat betaald is. En nu weèr een feest. Alles ter bevordering van den maatschappelijken toestand der leden van OH? In onzen tijd wordt er voor den werkman ontzettend veel gedaan. Soms schijnt het wel of er geen andere belangen meer zijn dan die der werklieden. Door zulke buitensporigheden als nu aan staande zijn, toonen zij echter niet't minste besef te hebben dat ze niet alleen rechten hebben, maar ook verplichtingen. Straks, als de winter komt, zal de werkeloosheid weer groot zijn. Dan wordt aangeklopt bij de Armbesturen om hulp 't Zal hun eigen schuld zijn, als zij de deur gesloten vinden. Met f 1200.— (ongerekend de verteringen) had heel wat nood gelenigd kunnen worden. Wie zegt dat ik den werklieden geen feest gun, spreekt alleen in zooverre de waarheid, als ik hun zeker allerminst een feest gun ten koste van hun maatschappelijken én zedelijken toestand. Geen zonderling- hulpbetoonAls er met lijsten was rondgegaan, voor bijdragen tot een genoeglijken avond, ook ik zou daarop naar mijn bescheiden draagkracht, gaarne hebben geteekend Maar nu heb ik gedurende 'n 8-tal jaar een jaarl. bijdrage als Donateur gegeven ten behoeve van de ondersteuning van ziekenen 'n operetten-troep gaat met dat geld strijken. Ik heb tal van Donateurs voorde Vereeniging gewonnen. Maar geen hunner zou zijn toegetreden, als zij geweten hadden dat de Vereeniging zóó met hun geld zou omspringen. Nóg kan de Voorz. door zijn invloed alles ten beste keeren. O H waarvan hij de vader is, zal naar hèm luisteren. Laat hij de schoone gelegenheid voorbij gaan, dan vermoordt hij zijn eigen kind. misschien financieel. Dat 's nog het ergste niet, maar zeker moreel. En dat is 't aller-ergste. P. M. Allerlei. Verzameld door C. B. EEN HOOO IDEAAL. Twee dingen zijn absoluut noodzakelijk voor elk leven dat iets zal beteekenen het eene is één doel te hebben, en het andere een verheven doel te hebben. Een zeker voornemen of doel vestigt zich gewoonlijk reeds vroeg in een kinderhart. Dit doel is dikwijls een kinderlijke illusie, die zich telkens wijzigt of verplaatstmaar als ooit een waardig en hoog ideaal zich vastzet in het gemoed van een jongmensch, als hij dit blijft koesteren en nastreven, lijdt het bijna altoos tot een nuttig en edel leven. Maar al te veel jonge mannen loopen er rond in de wereld, zonder ideaal of met een laag en onwaardig doel. Men verhaalt dat St. Thomas, de groote sociale hervormer, die zooveel deed voor den arbeidenden stand in Frankrijk, aan zijn kamerdienaar bevel gaf, hem eiken morgen te wekken met de woorden: „Bedenk, mijnheer de graaf, dat u groote dingen te doen hebt;" en van Cicero wordt gezegd dat de leuze van zijn leven was: „Streef altoos omhoog: wees altoos vooraan in den wedloop," Geen leven kon ooit voldoening schenken aan God of onszelf, dan dat, waarin wij ons gansche zijn stellen in dienst van het beste ideaal. Geen halfheid maar ons gan sche hart is noodig, zullen wij slagen in den wedloop des levens, ter eere van onzen God. DE MACHT DER WAARHEID. Toen voor jaren te Genève onder de arbeiders een oproer uitgebroken was trad de heer De Gasparin onder de woelende en joelende arbeiders op en sprak deze woorden: „Twee woorden proclameeren de gelijkheid aller menschen: „verloren" en „verlost." Verloren door de zonde, verlost door Christus, voor allen dezelfde strijd, hetzelfde doel. Ook de inrichtingen van het Evangelie rusten op het be ginsel der gelijkheid van allen: het is één Bijbel, dien allen lezen, ééne godsdienstoefening waaraan allen deel nemen, één Zondag, dien allen vieren. Men zegt dat de godsdienst een uitvinding is der rijke lieden. Het Evangelie zeker niet, want het prijst de armen zalig. De maatschappij bestaat alleen uit arbeiders. Wij allen zijn arbeiders aan het groote werk Gods. Maar tot arbeid is vrede noodig ;daar- om zegt de Schrift: „Zalig zijn de vredestichters"Zeker, er zijn ongerechtigheden, onderdrukkingen, lijden van allerlei aard. Maar van waar hebben zij alle hun oorsprong? Uit de zonde. En wat bestrijdt ze, om het lot der lijdende menschfieid te verzachten? Het Evangelie, dat den wortel van het lijden, de zonde, vernietigen wil. Het Evangelie maakt alles nieuw door de liefde, het werkt als 't ware eene stille revolutie, die niets omverwerpt en toch alles verandert. Welaan, mijne broeders, laat ons streven naar dat einddoel der gelijkheid in het verlost zijnhet is de ware, de hoogste, de schoonste, de zaligste gelijkheid, die er bestaat." Overweldigd door deze woorden gingen de arbeiders aan het werk en Genève had rust. BEMOEDIGING. Thomas a Kempis bezocht eens een grijsaard, die, hoe wel door ziekte noch lijden gekweld, het goede in dit leven voorbijzag uit verlangen om „ontbonden te worden en bij den Heer te zijn!" - „Zeker," sprak Thomas, „ik weet, Paulus noemt dat het beste. Maar dat uur is voor u nog niet gekomen. God laat u nog een tijd hier, en misschien is 't een tijd van stille overpeinzing, misschien van strijd en lijden. Maar bedenk, dat, waar gij nog niet opgeroepen wordt, gij door onderworpenheid aan Hooger Wil, door geduld en vriendelijkheid, ja, in één woord; door oprechte vroomheid, maken kunt, dat de Heer woning bij u zoekt. Zoo zult gij reeds hier op aarde een voorsmaak kunnen hebben van de eeuwige zaligheid."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1912 | | pagina 6