verwijderd dienen te worden. Want hun bevestiging, met
pinnen in den grond, is niet berekend op de woeligheid
van 'n 300 kinderen. De lengte der banken (drie aan
eikaar bevestigd) is zóó, dat ze bij heen-en-weer-bewegen
móeten breken. Bovendien, de in feeststemming-verkeerende
jeugd is, (getuige andere jaren) niet „bank-vast" te houden.
Zóó heb je gezegd „zitten blijven", of daar staan er opnieuw
weer boven op de banken. En dan moet het zoo'n avond
vuil weer zijn, regen of sneeuwEn dan moeten er nog
bij de kleintjes zijn, die 't, uit agitatie, met de zindelijkheid
niet al te nauw nemenDe banken móeten er onder
lijden. Daarom zouden ze dienen weggenomen te worden.
Maarwaar moet men ze heenbrengen Er is geen berg
plaats voor. Dus moeten ze blijven staan. En omdat ze
moeten blijven staan, en dan noodwendig zullen beschadigd
worden, is de Kerstfeeslviering in de kerk uitgesloten.
Maar behalve de nieuwe kerkbanken is er méér.
Dat binnen-sjorren van zoo n Kerstboom gaat niet zonder
schade voor verf- en stukadoorwerk in portaal en van
deuren. De walm der honderden kaarsjes maakt de helder
gewitte muren vuil. De druipende was verontreinigt den
grond en maakt op de schoone planken vetvlekken.
En dan het publiek! Bijna ondoenlijk is het alleen de
kinderen met hun ouders binnen te laten. Toen we voor
twee jaar in de Concertzaal van 't Groote Badhuis den
Kerstboom hadden, ging 't veel ordelijker toe, dan 't ooit
in de kerk is geweest. Daar voelde men zich op particulier
terrein en de kerk, de kerk is immers gemeenschappelijk
eigendom, oók van degenen die er 's Zondags nooit een
voet zetten? óók van Jan Rap en zijn maat?
En tóch is er, ook in den gang die naar de Concertzaal
leidde, nog allerlei ongerechtigheid gebeurd. Opgeschoten
jongens stonden er te spuwen op den grond en, vermaand
dat te laten, presenteeren zij den vermaner een pak slaag
De Kerstfeestviering in de kerk is altijd een rommel
geweest van nög-zoo. Men heeft mij verteld dat 't onder
mijn régime lang niet zoo erg was als vroeger. Een oordeel
dat me alléén maar een kijk gaf op dat „vroeger,,. Hoe
erg moet 't tóen niet zijn geweest, als 't, onder mijn régime,
al zóó erg was
Nu zeggen sommigen: maar laat dan alléén de kinderen
met hun ouders toe
Gemakkelijker gezegd, dan gedaan. Maar bovendien
die 300 kinderen kunnen geen paar uur stil op hun plaats
zitten. En ze aldoor verbieden, is toch zeker aan hun
plezier ook niet bevorderlijk. In 'n andere omgeving mogen
ze gerust eens opstaan. Maar dat kan in onze kerk niet,
zonder dat de minder gewenschte gevolgen niet uitblijven.
En dan buiten 't KerkgebouwHet nieuwe hek zal tegen
Kerstmis zeker klaar zijn. Binnen het Kerkhek wordt 't
terrein aangelegd. De grond wordt omgespit, boomen worden
geplant, de paden uitgezet, gras wordt gezaaid.
Als nu 't feest om 6 uur begint, zijn er al kleinen en
grooteren om 4 uur present bij de Kerk. De hekken zijn
gesloten. Maar wie houdt de jeugd van het steenen muurtje
af, waarop 't nieuwe hek rust Wie verhindert de uitgelaten
kinderen op 't frisch-gelakte of-geverfde hek te klauteren
Hoe sterk moet het cordon wel zijn, dat om de Kerk zou
moeten worden getrokken, teneinde liet hek te beschermen
En als dan de hekken worden geopendDan stroomt
alles naar binnen en vertrapt wat met zooveel zorg is aan
gelegd. In de donkerte wordt naar geen paden gekeken.
Den volgenden dag zou de aangebrachte schade niet gering
blijken 1
Neen, Kerkvoogden hebben gróót gelijk Zij toonen ook
nü, besef van verantwoordelijkheid te bezitten. Zij zijn geen
eigenaarsmaar beheerders van Kerk en kerkegrond. En
daarom zijn zij de aansprakelijke personen voor den staat
van hetgeen zij administreeren.
-
En nu heb ik over de vraag „waarom geen kertfeest-
viering in de Kerk?" breedvoerig gesproken. Men moet de
dingen wel niet willen begrijpen, om nü nog te zeggen ik
begrijp niet waarom 't in de Kerk niet kan.
Of zou het argument dat 't b. v. in Haarlem óok wel in
Kerk gebeurt, overtuigend wezen?
Ik vraagdoen ze 't daar oók in de mooiste Kerk, in
de Bavo- of Groote-Kerk? De Kerkvoogden zouden de
menschen zien aankomenWèl in de Jans-Kerk. Maar
Jaar doet zelfs een blind paard geen kwaad. Wij hebben
maar één Kerk. En die is met veel zorg en moeite gebracht
in den toestand van tegenwoordig. Natuurlijk ook met heel
veel kosten. Zoo'n èènig ooilam moet zorgvuldiger bewaard
worden en ontzien dan een-uit-velen. Hadden we hier nóg
'n Kerk, 'n oud en minderwaardig gebouw, ik zou zeggen
„dié er maar aan gespendeerd Maar nü zeg ik laten we
ons èènig bezit op geen manier veronachtzamen 1
Daarbij komt nóg iets: ik ben, behalve om andererede
nen, altijd innig dankbaar geweest als alles weer goed en
wel achter den rug was met dien Kerstboom, ook en voor
al om déze oorzaak: uit 'n oogpunt van veiligheid is onze
Kerk hèèl wat ten achter bij andere Kerken in andere
plaatsen. Ik denk aan 't brandgevaar. Alle deuren gaan
naar binnen open. Komt er 'n paniek (de boom vat b. v.
vlam of er ontstaat brand in de onmiddellijke omgeving der
Kerk of iemand heeft de lafheid „brand" te roepen,) dan
komt er uit zoo'n ei volle Kerk geen muis uit.
Alles vliegt naar de uitgangen ende deuren
kunnen door 't gedrang niet open. Ik ben, met het oog
op dit gevaar, 'n paar jaar geleden bij 't Hoofd der politie
geweest en heb daarop gewezen. De hoofd-uitgang, onder
den toren, is eigendom der burgerlijke Gemeente. Ik ver
zocht, gelijk in mijn vorige gemeente Dubbeldam aan
stonds is geschied, toen ik de autoriteiten er op had ge
wezen, de deuren zóó te maken, dat ze naar buiten
zouden openslaan.
Maar deze noodzakelijke voorzorgs maatregelen zijn in
Zandvoort niét genomen. Hier moet 't kalf altijd eerst ver
drinken dan gaat men de put dempen als men 't dan al doet!
Maar ik neem die verantwoordelijkheid niet op mij. Ik
speel niet met die honderden levens. Al hadden Kerk
voogden gezegd: „je doe maar!" zou ik 't tóch niet
hebben aangedurfd.
En nu eindig ik. Maar met 't noemen van mijn hoofd
bezwaar tegen 't gebruik der Kerk voor de kerstfeestviering.
Voor mijn gevoel is de Kerk daarvoor de plaats niet.
Ik geloof natuurlijk niet dat God woont in tempelen met
handen gemaakt, als woonde Hij daar alléén. Maar wèl geloof
ik dat de Kerk de plaats is, waar God zich zeer bijzonder
aan ons kan en wil openbaren. Ook ónze dorps-kerk is een
heiligdom.
En daarin behoort stilte en eerbied te wezen. Daar
komen we samen om te aanbidden. Om de stilte alleen te
verbreken door de verkondiging van het Evangelie, door
ons gemeenscliappelijk gebed, door onze liederen, gezongen
tot eer van Hem, die troont op de lofzangen van zijn volk.
Ik kan 't nooit goed hebben als iemand, ook wanneer de
kerk leeg is, met 'n sigaar in zijn mond zich daar bevindt.
En St. Nicolaas-poppen in de kerk, sinaasappelen en speel
goed, ik zou een geesel van touwkens willen
vlechten om al die dingen de kerk uit te geeselenIn de
kerk omzweven ons de heiligste herinneringen aan ont
dekkende woorden, daar gehoord; aan vertroostingen, daar
gesmaakt; aan ziels-ontroering, daar doorvoeld. Daar zaten
met ons onder de prediking onze vrome, nu ontslapen
vrienden. Daar stonden we eens in 't midden der gemeente,
om belijdenis te doen van ons geloof. Dóar wijdden we onze
kinderkens in den Doop aan den Heer. Daar knielden we
neder voor 't echtaltaar. Maar daar hoort dan ook geen
gejoel en gedrang en vroolijk gesnap.
Als ik Kerkvoogd was, ik gaf om déze reden het kerk
gebouw dan ook nóóit voor een ander, dan een gewijd
doel.
Eere aan 't Kerkbestuur, dat er óók zoo over denkt