2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 8 Dee. 1912.
Zending.
Voor eiken dag.
Uit de Gemeente.
De stoel van den Zendeling.
Vervolg.)
Alle stichting en bewondering die eene aandachtige be
schouwing der Zendinggeschiedenis met al haar helden en
trouwe dienaren des Heeren, den ernstigen mensch aanbrengt,
kunnen de schade niet vergoeden, die één verhaal omtrent
de onvriendelijkheid of liefdeloosheid van een enkelen
zendeling veroorzaakt.
Menschen die de geschiedenis van een Williams, Riedel,
Patteson, Livingstone, zelfs niet bij name kennen, worden
tegenstanders der zending met een vijftal anecdoten omtrent
onbeleefde, trage, heerschzuchtige zendelingen en lluie of
trotsche inlandsche christenen, die vooral van kracht zijn,
wanneer de verhaler zelf het kanaal van Suez of de
Kaap de Goede Hoop gepasseerd is.
Daartegenover kunnen de vrienden van den Heer en der
menschheid niets doen, dan getrouw te wezen in het kleine.
Stel u eens voor, dat toen Dr. R. den gelukkig ongenoemden
zendeling uit de Minehasa om een gemakkelijken stoel
vroeg, deze terstond bereidwillig den sterksten zijner wrakke
stoelen had uitgezochtdat hij medegeholpen had om den
armen Ketjil daarop zoo zacht mogelijk neder te vleien
dat hij, die als zendeling de meeste geschiktheid had om
met den inlander om te gaan, vervolgens bij den zieke
was gaan zitten om hem wat te verkwikken en op te wekken
dat hij hem wat belangstelling en liefde had bewezen en
als die aangenomen werden, beproefd had of hij de bron
van die liefde ook aan den kranke kon doen kennen. Stel
u eens voor dat de geschiedenis van den stoel des zendelings
dien loop had genomen. Misschien had Dr. R. het dan niet
der moeite waardig gevonden haar te verhalen wij zouden
haar dan niet geweten hebben, maar Gods engelen zouden
haar hebben onthouden. En toen Ketjil twee dagen later
in het hospitaal te Ambon bezweek, zoude hij dan uit de
herinnering aan dien vriendelijken dienstknecht van den
Heer Jezus, hoop en vrijmoedigheid geput hebben om dien
Heer zeiven te ontmoeten en wellicht was in het hart van
Dr. R., door de trouwe plichtsvervulling van den zendeling,
iets gevoeld van de kracht der liefde van diens Zender.
Ja, als de zendeling daaraan gedacht had, toen hem om
den stoel gevraagd werd, zoude hij zeker niet nagelaten
hebben zóo te handelen. Maar wie kan ook overal aan
denken? misschien was hem dien dag reeds zooveel ge
vraagd, of had hij hoofdpijn hij zat te lezen of overdacht
eene leerredeware de vrager vijf minuten vroeger of later
gekomen, hij zoude hem in een betere stemming gevonden
hebben en er zoude niets bedorven en veel goeds gemaakt
zijn.
Immers zoo gaat het ons zoo dikwijls. Wij allen bedenken
vaak te laat wat wij hadden moeten doen, en hoe wij
misschien met een enkelen cent of een enkel vriendelijk
woord een werk van onzen Heer hadden kunnen verrichten,
dat wij nu verzuimd hebben.
Wij doen er niet alleen ons zeiven schade mede, maar
de zaak van Hem, naar wiens naam wij ons noemen.
De menschen weten wie christenen heeten de menschen,
ook die hen niet als zoodanig erkennen, letten scherp op
de vertegenwoordigers van het evangelie.
Voor de groote, heilige liefde die hen misschien vervult,
hebben zij geen oog, wél voor de geringe uitingen daarvan
in beleefdheden, kleine diensten, vriendelijke woorden.
Waarom zouden wij hen daarin niet te gemoet komen
Die het groote wil, moet ook het kleine vermogen. Wij
zouden iemands hart stormenderhand voor den Heer willen
winnenwij zouden hem het evangelie in een uur tijds
willen duidelijk maken, en moeten nu wellicht beginnen
met hem een sigaar aan te bieden of een voetenbankje toe
te schuiven, ook ongevraagd, hoeveel te meer als hij er op
rekent.
Wordt vervolgd, v. L.
Verzameld door C. B.
Een leven zonder lijden zou wezen als een schilderij
zonder schaduw. Jones.
In de goot van de straat kunt gij zien óf vuilnis, óf de
weerspiegeling van de blauwe lucht, alnaar gij verkiest.
Ruskin.
Als gij met vleiers dineert, zit de duivel mee aan tafel;
niemand vleit de vrouw, die hij liefheeft. Tuekerman.
De mensch is soms krachtig uit zwakheid, en zwak uit
kracht. Hegel.
De kunst van schertsen verstaat alleen de mensch, die
in een vroolijk kloppend hart teedere en fijne gewaar
wordingen omdraagt. E.
Vriendschap wil, evenals het vuur, gevoed worden
anders sterft zij. Lavater.
Ware vriendschap zegt wat geen andere lippen zeggen,
en ware vriendschap verzwijgt, wat geene andere lippen
verzwijgen. Lavater.
Landkolonisatie.
Deze „Lezing met Lichtbeelden", Maandagavond in
„Ons Huis" door Ds. J. A. Visscher gegeven, is niet meer
dan een bevredigende opkomst ten deel gevallen. Toch
bestond de lezing uit een onderhoudende causerie en, al
bleken de lichtbeelden ook al geen projecties van een
cinema, toch waren ze belangwekkend genoeg voor hem,
die belang stelt in „de arme Friesche Heide" en der-
zelver bewoners.
In vrij eenvormige serie volgden de platen elkander op,
echter afwisseling vertoonend in rijke nuanceering. Hutten
van leem, van plaggen, van turf, van houtsoms van alle
deze materialen in velerlei combineering; oudjes en
nog eens oudjes, de een nog stakkeriger dan de ander.
Kippendieven van professie in de kracht van hun leven
grijsaards, met eere de meer dan negentig jaren torsend,
zwoegend in het zweet huns aanschijns voor een maar al
te sober stuk brood. Een paardenvilder, voor Uittelen prijs
de heide vergastend op de schonken van een rampspoe
digen knol; een waarzegster, de toekomst lezend uit drabbig
koffiedik of grillig eierstruif.
Maar gelukkig passeerden ook meer verkwikkelijke beel
den de revueeen vrij geciviliseerde Zondagsschool-bevolking,
een openluchtsamenkomst van heilbegeerige arbeiderseen
eenvoudig, maar vriendelijk kerkje, akkers golvend graan,
die de schrale heide vervangen hebben.
En terwijl de platen voortgleden, verhaalde de geachte
spreker in een soms ietwat te gejaagd tempo uit den rijken
schat zijner ervaringen als predikant te Rottevalleschetste
hij eerst het zendingswerk, stelde hij later de vruchten van
landkolonisatie in het licht; toonde hij aan, hoe beide op
de arme Friesche heide onafscheidelijk dienen samen te
gaan; zette hij ten slotte uiteen, hoe landkolonisatie een
natuurlijk tegenwicht vormt van den trek der plattelands
bevolking naar de groote steden.
In de pauze werd door de Zangvereeniging „God is mijn
Lied" de compositie „Op de Heide" voortreffelijk ten ge-
hoore gebracht. Ook werden toen en tevens aan het einde
der lezing nog enkele schoone nummers uit den geheel
onthoudersbundel ten beste gegeven.