2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 5 Jan. 1913, Voor eiken dag. Uit de Gemeente. Vijanden aan alle zijden Bóven ons de geestelijke boosheden in de lucht. Om ons de begeerlijkheid der oogen, en de begeerlijkheid des vleesches en de grootschheid des levens. In ons dat hart, dat altijd heulende is met de zonde en altijd klaar ons aan haar over te leveren. Maar: „ijzer en koper zal onder onzen schoen zijn". God laat ons niet hulpeloos staan tegenover zoo n overmacht. Hij stelt ter onzer beschikking een machtig wapen het wapen des gebeds. En dat wapen is een slagzwaard waartegen zelfs de reusachtigste macht machteloos is. Met dat wapen ten strijde trekkende, kunnen we over winnen moeten we overwinnen zullen we overwinnen hebben wij, in beginsel, reeds overwonnen. Het stelt ons in staat defensief op te treden wij houden er de vijanden ons mee van 't lijf. Het stelt ons ook in staat offensief op te treden wij drijven er de vijanden mee voor ons uit. Heerlijk! Heerlijk! O, mijn Lezer, hanteer dat wapen iederen dag. telkens weer. Die bidt, ontvangtontvangt kracht om te staan, en om, alles verricht hebbende, staande te blijven. In dit alles zijn wij, biddende, méér dan overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad. P. M. Verzameld door C. B. De menschen moeten hun oogen wijd open doen voordat ze trouwen, en als ze getrouwd zijn moeten ze hun oogen halverwege sluiten. Scuderi. De wereldling is als de mol, die meent dat het hoogste goed isin de aarde te wroeten. Egydius. Hij die werkelijk iels wil slaagt ook, maar werkelijk iets te willengeen moeilijker en zeldzamer ding in de wereld dan dit. N. N. Het leven is als een boek: de dwazen vliegen het haastig door, de wijze leest het met aandacht, wetende dat hij maar eenmaal de gelegenheid heeft om het te lezen. Richter. Wij moeten ons zeiven willen verliezen, als wij God zullen vinden. T. Kuiper. Wie lijdt aan lichtgeraaktheid loopt geen dag zonder wonden. A. S. Een ezel wordt nooit heftig, een leeuw welE. Zuster Sia's begrafenis. Op maandag, 30 December, hebben we haar ten grave gebracht, in dat plekje grond van de Algemeene Begraaf plaats te Haarlem, dat aan het Haarlemsche Diaconessen- huis is geschonken met de bestemming om daar de Zusters ter ruste te leggen van haren arbeid, die haar tijdens het leven zoo weinig rust vergunde. Ter wille van de Zandvoortsche vrienden van Zuster Sia, die bij de begrafenis niet tegenwoordig konden zijn, deel ik hier het volgende mede: Ruim 12 ure kwam de stoet op den doodenakker aan; de baar werd uit de lijkkoets genomen en gedragen naar het graf, gevolgd door de naaste familie-leden, en tal van belangstellenden en vrienden. Toen de eiken kist in de groeve was neergelaten en de donkere kuil met het lijkkleed was overdekt, schaarden zich de aanwezigen daar rondom en heb ik (terwijl Dr. M. F. van Lennep den lijkdienst in het Diaconessenhuis had geleid) het volgende gesproken Met een dankbaar hart maak ik gebruik van de gelegenheid, mij thans geboden, om aan dit graf een enkel woord te spreken, aan de nagedachtenis van Zuster Sia Elizabeth van Melle gewijd. Geen overzicht van haar Diaconessen-leven geen herinnering aan wat zij gearbeid heeft, vóór zij op trad als Besturende Zuster van het Zandvoortsche Diaconiehuis. Enkel een betuiging van diepgevoelde eerbiedige hulde voor haar hartelijke toewijding aan de ouden van dagen, voor wie zij de trouwe verzorgster is geweest, al den tijd gedurende welken zij met stille plichtsbetrachting en rustigen eenvoud onder ons heeft gewoond. Populair is Zuster Sia in Zandvoort niet geweest. Daarvoor was zij te nuchter, te stii, bij het stugge af. Zij wist den afstand te bewaren haar kloeke degelijkheid, haar diepe ernst, haar strenge levens wijze, haar sober woord boezemden te veel ontzag in, dan dat men meende op vertrouwelijken voet met haar te kunnen omgaan. En tóchwie het voorrecht hadden haar meer van nabij te leeren kennen, weten dat Zuster Sia aan haar flinkheid zachtheid paarde. Dat ze een teeder hart had, vol van warme be langstelling in het leven der Gemeente, dat zij meeleefde als eene, die, zich in onze blijdschap en droefheid mee verblijdende en mee weenende, deelde. Wie haar hulp ooit noodig had, vond haar altijd klaar om te helpen, en om dat dadelijk te doen, zonder ophef en zonder berekening; kalm en goed. „Een best mensch" is het korte en toch zooveel zeggende getuigenis, dat de door haar verpleegde mannen en vrouwen haar nageven en in dit getui genis stemt mijn gansche gemeente van heeler harte in. Nu is zij van ons heengegaan. En haar heengaan is ook voor Zandvoort een groot verlies. In zoo velerlei opzicht zal zij pijnlijk worden gemist. Maaróns gemis is haar winst. Zij heeft het niet aan ons verdiend dat wij óns verlies zwaarder zouden laten wegen dan haar winst. Daarvoor gunnen we haar ook te zeer van heeler harte de rust en de blijdschap, die zij nu geniet. Bovendienals een zalige het Paradijs ingaat, waait den achterblijvendeu iets tegemoet van Paradijs weelde en Paradijs heerlijkheid. Naar haar graf ziende, is er weemoed in onze ziel. Maar over haar graf heenziende, wint de vreugde het van onzen rouw. En terwijl wij ons van tweeën gedrongen voelen, niet wetende wat te kiezen, of we zullen schreien om haar heengaan van ons, of dat we zullen jubelen om haar heengaan tot den Vader, willen we de oplossing vinden in het danken Haar nog eens danken voor al wat ze voor de Zandvoortsche gemeente geweest is. BovenalGod danken, Die ons haar gaf, Die ons haar ontnam. En Die, wie ons ooit ontvalle, blijft; Dezèlfde blijftgisteren en heden en tot in eeuwigheid. Amen. Toen trad Diaken van der Mije naarvoren en legde, namens de Diaconiehuisbewoners een palmtak met witte bloemen en witte linten, waarop stond dat dit een hulde van de oudjes was, op het rouwkleed neer. Ds. van Melle uit Nijkerk dankte allen voor hun belang stelling en toen gingen wij huiswaarts. Maar een vijftal oudjes uit ons Diaconiehuis, die de tocht van Zandvoort naar Schoten per rijtuig hadden gedaan, en die diep geroerd van de graflegging hunner trouwe verzorgster getuigen waren geweest, bleven nog even staan, traden wat dichterbij en schudden meewarig de hoofden, terwijl tranen over hun rimpelig gelaat stroomden als tolken van hun dankbaarheid,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 3