2e Blad van „De Zondagsbode" van Zondag 12 Jan. 1913. Voor eiken dag. Uit de Gemeente. zijn, dat de mogelijkheid bestaat dat ze ooit Christenen zullen worden. En dan tóch maar preeken en blijven preeken Weer een jaar lang, Zondag aan Zondag? Wat hoort daar een moed toe Wat hoort er een moed toe om den moed niet te ver liezen Als ik hem verlies, is 't mijn schuld. Maar 't is nog veel meer uw schuld, Gemeente Gij bidt veel te weinig om vrijmoedigheid voor mij. Erger nog gij verhindert God, door Uw onbekeerlijkheid, uw en mijn gebed te verhooren. De vrijmoedigheid van den Evangelie-dienaar, die gevaar loopt te verkeeren in moedeloosheid, als hij ziet op den ernst van het Evangelie, dat hij te brengen heeft en op het gebrek aan ernst bij de meesten aan wie hij het te brengen heeft, wordt met dit gevaar ook nog, en zeker niet het minste bedreigd, als de Prediker denkt aan zich-zelven. Ik sprak er straks reeds met een enkel woord van, dat het echte profeten-hart bloedt als God hem roept tot 't spreken van harde dingen. Maar 't bloedt niet alleen. Het beèft ook. Ook 'n Evangelie-dienaar is maar n mensch, wien niets menschelijks vreemd is. En menschelijk is de menschen- vrees de eerbied voor „de publieke opinie de huivering iemand boos te maken en zoo zijn gunst en vriendschap te verbeuren de neiging om de menschen te ontzien, zooals 't heet „om des lieven vredes wil Voor deze verzoekingen is ook mijn hart toegankelijk, Gemeente En er gaan zóóveel stemmen op die mij toeroepen dat hier geen verzoeking is. Dat n mensch, en dus ook 'n Evangelie-dienaar geen ergenis mag geven moet weten ook van tijd-tot-tijd wat te ontzien en niet altijd even stand vastig en onbewegelijk te zijn. En die lok-stemmen vinden vaak zooveel weerklank in mijn ziel. Als ik mij voorstel hoeveel gemakkelijker ik het zou hebben in mijn leven, als ik maar wist te geven en te nemen. Als ik mij indenk hoeveel rustiger mijn bestaan zou wezen, als ik maar oogen-dienaar kon wezen. Nu is 't altijd oorlog voor mij. En God-alleen weet hoe zwaar en moeilijk *t mij valt tóch vol te houden en mijn plicht te doen, met opoffering van tal van dingen, die ik zou hebben en houden, als ik maar zweeg en als ik maar tegen den Duivel wilde zeggen dat hij een Engel is, althans geen „duivel Nogmaals ik doe een dringend beroep op de voorbid ding der Gemeente dat zij aanhoude in het gebed om vrijmoedigheid voor mij Maar er is nog iets anders. Ik kan met een eerlijk hart verklaren dat ik nooit den kansel beklim zonder 't zeer levendige besef van mijn onwaardigheid. Vrijmoedigheid in de prediking? Maar begint het oordeel dan niet juist bij het Huis Gods? Treft de oordeels-ver- kondiging dan niet allereerst hem die haar brengt? Is het geen onbegonnen werk anderen den dag der wrake onzes Gods aan te zeggen en te weten daaraan zelf niet te kun nen ontkomen Ik geloof niet dat de Gemeente, als de Voorganger haar kastijdt in den naam Gods, recht beseft dat hij iederen slag éérst voelt neerkomen op zijn eigen h< ofd en zijn eigen hart. Anders zou zij nooit zeggen dat hij er een behagen in had haar te tuchtigen. Vrijmoedigheid in de prediking Maar is 't dan onmoge lijk anderen te prediken en zelf verwerpelijk te worden bevonden Als van hem. wien veel gegeven is, veel zal worden ge- ëischt, hoevéél zal dan wel geëischt worden van hem, die niet maar geroepen is om ontvanger, maar uit-deeler te zijn der verborgenheid Gods Ik moét prediken. Maar die overtuiging is nooit zoo sterk, dat zij geen plaats meer zou laten voor de benauwende vraag mag ik prediken Kan ik prediken, ik, die zelf zoo ontzaggelijk-ver sta beneden de heerlijkheid mijner Evangelie-bediening Wie iets van dit gevoel van verlegenheid verstaat, dat hij mij helpe, ik zeg niet 't te boven te komen, (want dan zou ik niet langer als genade beschouwen dat ik prediken mag en hoe zou ik kunnen prediken, dan alleen bij de gratie Gods maar dat hij mij helpe dat de angst het niet winne van de blijdschap en de vrees niet sterker worde dan de vrijmoedigheid. Die hulp kan hij mij geven door voor mij te bidden. En te blijven bidden, 's Zondags bovenal „Heer geef Uw dienstknecht met alle vrijmoedigheid Uw woord te spreken Dan zal God nóg doen, gelijk hij deed aan de Jerusalem- sche Gemeente, die voor Petrus en Johannes bad. En zie „als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij ver gaderd waren bewogen. En zij werden allen vervuld van den Heiligen Geest en spraken het Woord Gods met vrij moedigheid" (vs 31) AMEN. P. M. Verzameld door C. B. Vijf minuten na zijn dood is het precies hetzelfde hoe iemand gestorven is. Bismarck. Zwijgt de Heer? Zwijgt gij dan niet, maar roept tot Hem, totdat Hij liet stilzwijgen verbreekt. Starke. Er is slechts één weg om de waarheid te leeren kennen, en dat is deze: in de waarheid te zijn. Vinet. Het onnaspeurlijke willen naspeuren en liet ondoor grondelijke willen doorgronden, dat is zooveel als liet onzichtbare willen zien en het onuitsprekelijke willen uitspreken. Augustinus. Er zijn o zoo weinig menschen, die in staat zijn zich duidelijk voor te stellen, dat het voor een ander in een gegeven geval plicht kan zijn anders te handelen, dan zij zelf. Rothe. Niet vertragen in ongeluk en moeite! als God een boom laat omhakken heeft Hij er al voor gezorgd, dat Zijn vogels in de takken van een anderen boom kunnen nestelen. Lavater. De grootste schoolmeester is: de practijk. Carlyle. Namen van gedoopte kinderen op Zondag, 5 Januari 1913. Cornelia, dochter van Gijsbert Keur en Cornelia Terol. Volkert, zoon van Aric Schaap en Gerritje Zwemmer. Arie, zoon van J. Molenaar en A. Paap. Johanna Catharina, dochter van P. van Duivenboden en S. van der Schinkel. Arie, zoon van C. Paap en A. Paap. Cornelis, zoon van A. Molenaar en A. Koning. Diderika Johanna, dochter van Arie Loos en Marijtje Weber. Gerrit, zoon van Cornelis de Roode en Klaartje Zwemmer. Johanna, dochter van Jacob Hollenberg en Catrina van der Werff. Pieter, zoon van Leendert Koper en Trijntje Kerkman. Aaltje, dochter van Hendrik Paap en Marijtje Keur. Magdalena, dochter van H. Belirens en a. C. Wezenaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 3