Wijk-Arbeid. Maandverslag „December". 15 patiënten werden 13 maal daags geholpen. Daarvan behooren er 12 tot de Ned. Hervormde, 2 tot de Luthersche en 1 tot de R. C. Kerk. In het geheel werd 388 maal hulp verleend. Jaarverslag van den Wijkarbeid gedurende 1912. In het geheel werden er 63 patiënten geholpen die 13 maal daags hulp ontvingen. Daarvan behooren er 55 tot de Ned. Hervormde, 5 tot de R. C., 2 tot de Luthersche en 1 tot de Israëlitiesche Kerk. Allen te zamen ontvingen zij 3370 maal hulp. Daarbij werd 12 maal onverwachts hulp verleend; 14 maal aan huis geholpen 1 nacht gewaakt en 5 patiënten afgelegd. Namens de gemeente zij aan Zuster Dina nog eens een hartelijk woord van dank gebracht, niet alleen voor alles wat zij in het afgeloopen jaar voor onze kranken is geweest, maar ook voor de wijze waarop zij haar liefde-werk heeft verricht, zoo geheel in harmonie met Rom. 12 vs, 8d „die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid." Kiescollege-Vergadering, 6 Jan., 's avonds 71/2 uur. Opgeroepen ter benoeming van twee Ouderlingen, hebben de zestien aanwezige leden allereerst moeten voorzien in de vacature-üroen, voortdurende door het bedanken van den Heer O. Schrikkema. Toen de groslijst was opgemaakt, en de gelegenheid was gegeven over de daarop voor komende personen het woord te voeren, heb ik, namens den Kerkeraad, de candidatuur van den Diaken J. van Brummelen aanbevolen. De Kerkeraad achtte dezen Broeder alleszins het Ouderlingschap waardig en voor de uitoefening daarvan ten zeerste geschikt. Niet alzoo de meerderheid van het Kiescollege, die den Heer M. Koning als zoodanig begeerde. Op mijne vraag wie zijn candidatuur wilde verdedigen, werd een algemeen stilzwijgen bewaard. Toen heb ik zijn candidatuur, als inderdaad on verdedig baar, bestreden. Niet om persoonlijke redenen Nadrukkelijk heb ik verklaard den persoon des Heeren Koning buiten bespreking te willen laten. Evenwel, de Heer Koning maakt van de Avondmaalsviering geen gebruik. Natuurlijk kan iemand daarom toch een in handel en wandel onberispelijk mensch zijn. Maar voor het Ouderling schap moet hij niet in aanmerking komen, evenmin als hij die, welk een braaf en vroom man hij overigens zij, geen Ouderling kan wezen als hij nooit in de kerk komt. Dat voelt ieder, die zich onbevooroordeeld van het ambt en werk der Ouderlingen rekenschap geeft. Op mijn herhaald aandringen dat het Kiescollege zich openlijk zou uitspreken op dit punt, werd in het stommetje- spelen volhard, 't Was ook nu van 't eéne uiterste in het anderede heftige interrupties van voorheen hadden plaats gemaakt voor doodsche stilte. Toen is de Heer Koning met 8 stemmen gekozen. Op den Heer Van Brummelen waren er 7 uitgebracht en 1 blanco. Derhalve is de Heer Koning tot Ouderling benoemd. Eu derhalve heeft de meerderheid van het Kiescollege de gehoorzaamheid aan 's Heeren wil om getrouw gedach tenis te vieren van Zijn verzoenend lijden en sterven voor een Ouderling niet noodig geoordeeld. Natuurlijk zal men zich nu verschuilen achter de ver ontschuldiging dat de Heer Koning geldige redenen had om van 't Avondmaal weg te blijven. Hij-zelf sprak daarvan met een enkel woord, toen hij den Predikant daarvoor aansprakelijk stelde. Nu weet ieder dat de eén zijn verzuimen der Avondmaals viering hiérmede en de ander daarmede verontschuldigt. Deze heeft dit en die heeft dat excuus. Maar daarmede is, dit spreekt van zelf, geen rekening te houden. Evenmin als het de vraag iswaarom komt A wel ten Avondmaal Wanneer hij genoemd wordt voor 't Ouderlingschap, is het de vraag: waarom komt B niét? De yraag is maken A en B van de Avondmaalsviering een trouw gebruik? En omdat diè vraag,' ten aanzien van den Heer Koning, ontkennend moet beantwoord worden, hij is, zoolang ik mij herinner, nooit aan 't Avondmaal geweest, moest hij ook voor het Ouderlingschap niet eens in aanmerking zijn gekomen, laat staan daartoe zijn benoemd, hij zij overigens een zoo respectabel en vroom man als iemand maar wezen kan. Die zegtmaar wat niet is, kan komeneenmaal tot Ouderling gemaakt, komt de benoemde misschien wel, vergeet dat 't Ouderlingschap niet is de erkenning van mogelijkheden, maar van werkelijkheden. Tot dat ambt behoort niemand gekozen te worden met 't oog op zijn mogelijk gedrag in de toekomst, maar met het oog op zijn feitelijk gedrag, zoowel in het verleden, als in het heden; anders zou men wel ik weet niet wat voor slecht mensch tot Ouderling kunnen benoemen, omdat hij zich misschien, als hij eenmaal de vooraanzitting heeft, wel beteren zal. Intusschende meerderheid in het Kiescollege acht 't vóórgaan in een nauwgezet gebruik van het Avondmaal voor een Ouderling absoluut önnoodig. Men wete intusschen dat deze opvatting enkel en alleen wordt gehuldigd omdat des Heeren Konings bezwaren den Predikant gelden. Nü moest hij, al was 't alleen daarom, juist in den Kerkeraad worden gebracht. Niet het belang der Gemeente heeft bij deze keuze den doorslag gegeven, maar de vraag: hoe kunnen wij den Predikant nil weer eens plagen? Des Heeren Konings kansen hadden stellig heel wat zwakker gestaan als hij b.v. gewetensbezwaren tegen het ten Avondmaal komen had gehad. Maar nu 't den dominé geldt, was hij juist de man. Ook al was zijn tegencandidaat de Heer Van Brummelen, die buiten eenigen twijfel ook door de Gemeente begeerd wordt. Voorloopig dient nu afgewacht te worden of de Heer Koning zijn benoeming aanneemt. In de tweede vacature heeft 't Kiescollege nog eigenaardiger trachten te voorzien. Gekozen is de candidaat van den Kerkeraad, de Heer W. H. Driehuizen. Maar hij had slechts één stem meer dan de op Oudejaarsdag ontslagen Voorlezer- Voorzanger, die 7 stemmen had, terwijl weer 1 stem in blanco was uitgebracht. Het scheelde dus maar een bitter beetje of we hadden 't beleefd dat hier op kerkelijk terrein iets dergelijks was gebeuid wat indertijd op ander gebied heeft plaats gehad te Amsterdam, toen de ontslagen ambtenaar, mijnheer Gulden, door de sociaal-democraten is gekozen in den Gemeenteraad. Over het ontslag des Heeren Schumacher spreek ik hier niet. Hij-zelf heeft het wereldkundig gemaakt op eene wijze, die de beste verdediging is van den Kerkeraad, die hem als Voorlezer-Voorzanger zijn congé gaf. Maar wél zij hier nog eens geconstateerd dat de zeven leden van het Kiescollege, die hem stemden, opnieuw niét gevraagd hebben wie staat onder ons bekend als iemand die, krachtens zijn handel en wandel, zijn geloof, ootmoed en liefde, bekwaam is om als Opziener der Gemeente te worden gekozen? doch alleen: wie is een geschikte protest-candidaat Dat dit het éénige motief is geweest dier zeven stemmers, (die van de gelegenheid om hun candidaat mondeling aan te bevelen geen gebruik maakten) blijkt ten overvloede genoegzaam uit de namen die zij mede op de groslijst plaatsten, n.l. die van den Heer W. Groen, secretaris van het Kiescollege, F. Zwaan, voorzitter van Onderling Hulpbe toon en V. Bierenbroodspot, welke laatste twee H.H. evenmin ooit ten Avondmaal komen, terwijl de laatste, door zijn misbruik maken van de lijst der abonnés op dit blad, zulk een weerzinwekkende dubbelhartige rol heeft gespeeld. En nu genoeg van al dit onheilige gedoe. Ik eindig met een citaat uit Dr. Gunnings „onze Eeredienst", waarin hij klaagt over het verval, waarin het heilig en bijbelsch ambt van ouderlingen en diakenen is geraakt. Hij schrijft: „zouden de meesten van onze.hedendaagsche Kerkeraadsleden zeiven niet vreemd opzien wanneer hun werd medegedeeld dat eertijds, zoowel ouderlingen als diakenen, bij absentie van den leeraar niet alleen het gebed doen en Gods Woord in de openbare samenkomst lezen en kortelijks toelichten mochten, maar zelfs, volgens een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 4