Stelt ge belang niet alleen in uw eigen maar ook in anderer Zondagsrust? Mededeelingen. Uit de Gemeente. Uit de oude Doos van het Kerkelijk Zandvoort. FEUILLETON. DRIE KERSTDAGEN UIT DE SPAANSCHE HERVORMING. Te midden van een vroolijk gezelschap kwam eens het woord „wee u, die nu lachtiemand plotseling in de ge dachten. Die mensch werd er door tot inkeer gebracht en heeft er het ware weenen door geleerd. Hoe heerlijk zou het wezen, als er ook onder mijne Lezers een was, al was 't dan maar één, in wiens hart door deze regelen de droefheid naar God is gewekt, een droef heid, die zóó blij eindigt„Ga in in de vreugde uws Heeren P. M Mededeelingen, vragen, berichten enz. moeten, om in het eerstvolgend nummer te worden opgenomen, aan het adres der Redactie worden toegezonden des Dinsdags, vóór 1 uur namiddags. De tot ouderling benoemde Heer W. H. Driehuizen heeft zijne benoeming aangenomen. Tot Notabel is gekozen, en heeft zijn benoeming aan genomen, de Hr. Jb. Hollenberg Jzn. Over de gebeds-ure van Zondag-avond, 26 Jan. 's avonds 8 uur in de consistoriekamer, zie men onder de rubriek „Uit de Gemeente" in den Zondagsbode van 19 Jan. 1.1. Die in de openbare godsdienstoefening voorbede ol dank zegging begeeren, kunnen zulks voortaan öf regelrecht aan mij-zelven, öf aan een der Kerkeraadsleden, öf aan den Koster te kennen geven. De e.v. Doopsbediening is bepaald op Zondag 9 Febr. e.k. Evangelisatie arbeid. Zaterdag, 25 Jan. 's avonds 8 uur in „Ons Huis" Volkssamenkomst, sprekerde Hr. Sevensma, van Amsterdam. Maandag 27 Jan. 's avonds 8 uur in „Ons Huis", Vrouwenkrans. Woensdag, 29 Jan.'s avonds 8 uur Bidstond, Kostverloren straatweg 28 (zomerhuisje). Met attestatie ingekomen uit Heer-Hugowaard H. van Asperen en J. G. A. Spillenaar (Echtelieden). Kiescollege, 20 Januari 1913. Van de vergaderingen van ons Kiescollege kan men, helaas! nog niet zeggen wat in Psalm 72 vs. 20 omtrent de gebeden van David, den zoon van Isaï, geschreven staat. De „oppositie" heeft nu 't onverdacht wereldsch middel der obstructie in dézen vorm aangewend dat ze is weg gebleven. Het bij de wet vereischte aantal leden (2/s) was niet tegenwoordig. Alzoo is de vergadering verdaagd. Inhout van een testament de arme menschen tot Sandvoort gelegateert. Santvoort 1663. Also lek, Adriaen Crommelingh, sone van Joost Crommelingh saliger, sieck te bedde leggende met meer apparentie van sterven als op te komen, ende genegen sijnde te disponeren van de tijtlijcker middelen mij door Gods segen verleent, ende alvorens mijn ziele gerecommandeert hebbende in de protectie Godes met bede mijne veelvoudige sonden tegens mijnen Schepper begaen te willen in de diepte sijner genade verdelgen, ende mijn weerdigh maken tot een vrolijcke opstandinge ende deelachtigh te mogen werden onder dg minste uwer dienaren. Ende nae mijn lichaem gerecommandeert hebbende de aerde waer van het zelve genomen is, so vervolge mij te disponeren. Eerstelijck, etc. Blijvende alle het verdere van mijn gedisponeerde ten prefijte ende behoeve van Onder conditie dat sij alleenlijcken de somma van drie hondert guldens jaerlijcx sullen hebben uijt te keeren of te de waerde van dien ten profijte van den Dorpe van Sandvoort ende arme menschen aldaer eeuwiglijck ende erffelijck waer voren verbonden sal blijven het Huijs so ick tegenwoordig bewoone etc. ter sijden stond A.Di den eersten Noveinb. A° zestienliondert een en sestich, ende was onderteekent Adriaen Crommelingh. HET EERSTE KERSTFEEST. 4. Een oud man met witte haren in priester- kleeding treedt op hem toe en zegt: Hartelijk dank voor uw vat met Bourgogne wijnde inhoud smaakt uitstekend, en wij verlangen hartelijk naar meer!" „Ik ben blijde dat mijn wijn u veilig in handen is gekomen, Senor Garcia gij zult er een goed gebruik van weten te maken En gij, Senor de Leon, hebt gij ook het vat wijn reeds ontvangen, dat ik aan u adres verzond?* „Zeer zeker," antwoordt de aan gesprokene, „ik dank u recht zeer, en heb reeds hier en daar, overeenkomstig uwen wensch een proefje verzonden, om uw waar aan den man te brengen „Wat praat gij toch van vaten wijn,* valt Dona Isabella hem in de reden, „is onze vriend Julianillo nu wijnhandelaar ge worden,in plaats van colporteur?" „Dat zal ik u uitleggen," antwoordt de oude man, die het eerst gesproken heeft, en prior is van het klooster S. Isidor-del-Campo bij Sevillavoor eenige dagen ontvingen wij een groot vat Bourgognewijn van onzen vriend hiernadat eenige kannen, waren afgetapt, vonden wij een dubbelen bodem, en daaronder eene groote verzameling Testamenten en tr.ktaten ..Ja, als men niet sterk is, moet men slim wezen," zegt Julianillo, „ik moet er nog om lachen, als ik bedenk hoe vriendelijk de grensbeambten mij geholpen hebben mijn wijn te vervoeren Doch hoe gaat het tegenwoordig in uw klooster, Senor Garcia Is er veel liefde voor het Evan gelie onder uwe monniken „Dat gaat vrij wel; er zijn er verscheidenen, die de dwalingen van Rome van ganscher harte hebben vaarwel gezegd en hunnen Heiland aanhangendrie van hen zijn hier ook aanwezig Doch er zijn anderen die mij wantrouwend gadeslaan, en voor welke ik mij steeds in acht moet nemen. Ik heb reeds van verschillende zijden waar schuwingen ontvangen om voorzichtig te zijn." „Mijn huis is heden bevoorrecht," zegt Dona Isabella, „eerst zien wij Hernandez in ons midden, en ziet nu eens vrienden wie daar binnen treedt!" Aller oogen wenden zich naar de deur, en een algemeene uitroep van verwondering en blijdschap doet zich hooren Egidius Welkom, lieve broeder! Ach, hoezeer is hij verouderd!" De aangesprokene begroet de aanwezigen met een vriendelijken glimlach. „Ik ben eerst voor een paar dagen uit Valladolid teruggekomen, en hoewel ik mij nog niet recht wel gevoel, kon ik toch niet aan de begeerte weerstand bieden om dezen Kerstdag in uw midden door te brengen Doch wien zie ik hier Zijt gij ook hier Hernandez? Gij ziet er nog altijd frisch en gezond uit „Helaas, waarde leeraar, ik wenschte dat ik hetzelfde van u kon zeggen; gij zijt zeer vermagerd en verouderd, sedert ik u het laatst voor eenige jaren op den kansel van de kathedraal zagik zou u bijkans niet meer hebben herkend." „Ja, lieve vriend, drie jaren in de gevangenis der inkwisitie door gebracht laten hare sporen naik gevoel dat ik geknakt ben, en misschien niet lang meer te leven heb; doch wat nood: hoewel onze uit wendige mensch verdorven wordt, zoo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag, en zoo ons aardsche huis dezes tabernakels verbroken wordt, hebben wij een gebouw van God, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Ik verlang naar mijn Heilandmet Hem te zijn is zeer verre het beste. Afijn werk hier is afgedaan, God zal er anderen verwekken, krachtiger en beter dan ik. om Zijn werk voort te zetten." „Lieve vrienden," zegt de gastvrouw, „ik geloof dat wij nu allen aanwezig zijnwat zoudt gij er van zeggen, zoo wij plaats namen. Gij, Egidius, zult wel zoo goed willen zijn ons heden voor te gaan ik heb den Bijbel reeds uit zijn geheime bergplaats te voorschijn gehaald en op de tafel gelegd." „Het is toch vreemd om te denken," zegt Garcia, „dat het enkel bezit van dat boek reeds voldoende is om ons allen op den brandstapel te brengen. Gij waagt veel edele Senora, door zoo elke week uw huis voor onze bijeenkomsten open te stellen," „Welnu, en zou men niet gaarne goed en leven overhebben voor den Heiland, die zich zeiven uit liefde voor ons in den dood gaf. Doch komt; laat ons beginnen de tijd dringt." Wordt vervolgd) v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 2