Vragenbus. is liet waarschijnlijk oï zeker, dat die nabestaanden weinig of niets voor het koninkrijk Gods over hebben, dat dan de christenen reeds bij hun leven of per testament hun gift zoo groot mogelijk maken. Droevig, zeer droevig is het, zoo de arbeid in Gods koninkrijk door onze zorgeloosheid schade zou lijden, en heerlijk daarentegen, zoo wij, zelfs na onzen dood op deze wijze dien arbeid nog kunnen voortzetten. Na den dood te willen heerschen, is af te keurenmaar na den dood, zoo mogelijk nog voor den Heer iets te doen, is heerlijk en gewenscht. v. L. (Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord Vraag: Wat is de beteekenis van het woord dat meermalen in de Psalmen voorkomt: „De Heer is mij een Hoog Vertrek?" Antwoord: De uitdrukking „Hoog Vertrek'', die voorkomt in tal van Psalmen, in it Samuël 22 vs. 3, tweemaal in het Spreuken- boek, Jesaja 33 vs. 16 en Jeremia 48 vs 1 heeft de beteekenis van „Toevluchtsoord Vraag: Hoe moet in I Corinthe 13 vs. 12a verstaan worden, dat we door een spiegel in een duistere rede zien"? Antwoord: De uitleggers gaan in twee richtingen uit elkander. Sommigen denken aan een spiegel van geslepen, gepolijst metaal, waarin de voorwerpen slechts flauw worden weerkaatst Dat we door en niet in zulk een spiegel zien, zou dan in over eenstemming wezen met het gezichtsbedrog, waardoor het is als bevond zich het beeld achter den spiegel. Voor de uitdrukking „in een duistere rede staat in het oorspronke lijk „in een raadsel,,. Dan krijgen we dns dezen zin: we zien door een spiegel heen in een donkere ons nog raadselachtige leer De bedoeling is dan echter niet heel duidelijk. Immers een duistere leer kunnen we toch niet in een spiegel zien Andere uitleggers willen dan ook niet van een eigenlijken spiegel weten, maar houden het ervoor, dat Paulus denkt aan de „specularia" der Ouden, de schijf van het z.g n. Maria-glas, die diende om de vensteropeningen te sluiten; ze hield den wind tegen, maar liet het licht door en gaf de voorwerpen slechts flauw in onbepaalde om trekken terug. De Rabbijnen plachten te zeggen: „de Profeten heb ben slechts gezien door specularia, maar Mozes onze Meester heeft gezien van aangezicht tot aangezicht." Ook zoo blijft de bedoeling duister. Daargelaten nog de vraag of we het oorspronkelijke woord wel door venster, inplaats van door spiegel moeten vertalen, blijft deze moeielijkheidwat de Apostel dan toch met dat venster kan hebben bedoeld. Bij de lezing van Origenes vallen de moeielijkheden weg. Hij heeft wij zien door (n.l door middel van, met behulp van) eèn spiegele/! in een raadsel, di in iets dat ons niet duidelijk is; later, „als het volmaakte zal gekomen zijn", zullen we zien onmiddellijk, dus zonder eenig instrument, en het zal ons alles helder en klaar zijn. Vraag: Waar is Johannes de Dooper geboren? Antwoord: In Lukas 1 vs. 39 is sprake van „een stad van Juda." De geboorteplaats is dus niet nader aangeduid. In het Grieksch staat echter „een stad Juda,'' waarmede dan het tegenwoordige „Jutta" zal bedoeld zijn, dat reeds in Jozua 21 vs. 16 voorkomt en, aanvankelijk aan den stam Juda toebedeeld. (Jozua 15 vs. 55) later een priester-stad is geworden. In het „Zeitschrift des Deutschen Palaestina-Vereins," komt tegen deze verklaring de Jerusalemsche „Baurat" Schick op Hij zegt dat Juda niet hetzelfde is als Jutta. De plaats wordt nog tegenwoordig, evenals in de tijden van Jozua met een „t" geschreven. De woonplaats van Zacharias en Elizabeth zoeke men in de nabijheid van Jerusalem en wel. overeenkomstig de traditie, te Ain-Karim, een dorp anderhalf uur ten Westen van de Heilige Stad Merkwaardig dat hier een ruïne is „Mar-Zakarja" (Zacharia) geheeten, een overoud gebouw aan de rotsachtige helling van een berg. Ook is het merkwaardig dat deze streek het „Gebergte* heet. De uitdrukking „Gebergte" in Lukas 1 vs 39 dient dus tot aanduiding van het gebied waar Zacharias en Elizabeth woonden. Allerlei. Verzameld door C. B. OORSPRONG VAN DE GEBEDSBRIEFKAART. Een inededeeling, den redacteur van de Ciirl. Welt toe gezonden (zie no. 2, 1913), brengt ons omtrent het ontstaan van de gebedsbriefkaart, vermoedelijk op het rechte spoor. Volgens den berichtgever zou het kettinggebed samenhangen met de zoogenaamde „brieven uit den hemel." Indien dit werkelijk het geval is, is deze geestelijke sneeuwbal haast zoo oud als het Christendom zelf en de Prediker krijgt nog eens gelijk, dat er niets nieuws onder de zon is. En het bewijs, dat ondanks vooruitgang dei- beschaving primitieve voorstellingen zoo goed als onuit roeibaar zijn, is nogmaals geleverd. Wat zijn echter „brieven uit den hemel" In de Pitaval der Gegenwart, een tijdschrift waarin interessante recht zaken worden gepubliceerd, wordt èen zaak besproken, waarin door middel van „brieven uit den hemel" een een voudige, goedgeloovige familie tot den bedelstaf is gebracht, (1 Band. 1904). Een sluwe oplichtster schrijft brieven, onderteekend „Jezus" of „Maria", waarin voor allerlei doeleinden geld wordt gevraagd, dat door haar bemiddeling aan het rechte adres komt. Men moet al zeer simpel en bijgeloovig zijn om een prooi van zoo plompe oplichterij te worden en toch is deze bijgeloovigheid de bodem, waarop tenslotte alle geestelijke bedriegerij als de gebeds briefkaart, welig tiert. Genoemd voorbeeld van het bezigen van „hemelsche brieven" staat niet op zichzelf. In de Blatter zurHessische Volkskunde worden herhaaldelijk „Himmeibriefe" afgedrukt. De bedoeling van deze „Himmeibriefe" is den ontvanger een vermaning tot Zondagsheiliging te doen toekomen, regelrecht uit den hemel. Christus zelf is in deze voor schriften aan het woord. Voor het niet nakomen wordt gedreigd met straffen van brandschade, veeziekte en dergelijke. Terwijl het opvolgen beloond wordt met allerlei zegen, vruchtbaarheid van land en vee o.a. Het gevolg is dat deze „Himmeibriefe" gedrukt en wel, als een soort amulet in vele boerenhoeven in de achterlijkste streken van Duitschland worden bewaard. Nu is het de scherpzinnigheid van enkele geleerden gelukt, de historische wording van deze „brieven uit den hemel" aan te toonen. Reeds omstreeks 300 n.C. circuleert er in Spanje en Gallië een „hemelsche brief" die de Zondagsrust tracht te bevorderen. Van Karei den Groote bestaat een capitulare, in 789 uitgevaardigd, dat o.a. „de goddelooze en onware brieven verbiedt, dievoorgevenv.au den hemel in Jerusalem neergevallen te zijn". In verschillende redacties heeft deze „hemelsche brief" eengroote verspreiding! beleefd. In 1260 was hij het voornaamste agitatiemidde vam de Flagellanten, die zichzelven geeselende onder he' uitstooten van klaagzangen en boetevermaningen, in Italië en andere landen van Europa rondtrokken. Maar ook in de nieuwe geschiedenis is deze „brief uit den hemel" bekend. In de Archives Nationales te Parijs berust een document, waaruit blijkt, dat ten tijde van de Fransche revolutie de brief als gevaarlijk voor den staat is gesignaleerd. Onder de Katholieke reactie der Bourbons wordt hij weer populair in Frankrijk en Pius IX staat hem zelfs het „imprimatur" toe. Waarin schuilt echter de samenhang met onze gebeds briefkaart? Het gebed is te kort om, vergeleken met den vrij langen „brief uit den hemel", woordelijke overeenkomst aan te wijzen. Maar het eenige zekere gegeven in de toe lichting onder dit gebed, namelijk het voorkomen van den naam J e r u z a 1 e m, wijst op eenige verwantschap. Van den brief uit den hemel wordt ook in alle lezingen beweerd, dat hij te Jeruzalem gevonden is. En zeer werkwaardig is de mededeeling door ons gevonden in het lexicon van Schiele-Zscharnack, Die Religion in Geschichte und Gegen wart, deel 3, 1912 (waaraan wij het meerendeel van deze gegevens ontleeneri), dat nog heden ten dage aan het heilige graf te Jeruzalem „brieven uit den hemel" worden verkocht. Verder wijst het sneeuwbalkarakter van den „brief uit den hemel" op samenhang met de gebedsbriefkaart. Ook in den „brief uit den hemel" wordt, zelfs in zijn oudste lezingen, zegen beloofd aan elk, die hem afschrijft en verder doorgeeft. Hieraan is dan ook vooral de groote verbreiding van deze afschriften te danken, die zoowel in het Westen als in het Oosten door de gansche Christenheid verspreid zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 4