Vragenbus.
Allerlei.
ons een heerlijk terrein braak en het zou onverantwoordelijk
zijn daar niet te arbeiden. Zoolang toch hebben wij aan
het volk gearbeid om het te leeren lezen en nu het lezen
kan, althans in de centra, nu moeten wij daarvan gebruik
maken. Door de zendelingen van geheel Java werd op de
conferentie te Meester Cornelis een commissie benoemd,
die zou zorgen vcor geschikte lectuur ter verspreiding. Op
iederen Hemelvaartsdag wordt voor dit doel gecollecteerd
in alle inlandsche en ook in enkele Europeesclie gemeenten
op Java en van dat geld worden dan kleine boekjes uit
gegeven ter verspreiding, dat wil zeggen, die boekjes worden
verkocht voor 3 cent per stuk. Tot dusver gaven wij zoo
reeds 240000 ex. uit. Maar 1111 is onze kas ledig en toch
moeten wij voort op den ingeslagen weg. Het volgende
jaar hopen wij b.v. ook een Cliristelijken scheurkalender
uit te geven, waaraan alle broeders meewerken. Reeds nu
werden er 4000 ex. door verschillende zendelingen besteld.
Dat belooft dus een heerlijke arbeid te worden.
Mij dunkt, als de lezers van uw blad eens voor dat doel
wat wilden offeren, dan konden zij er zeker van zijn een
heerlijk werk te steunen. Deze arbeid heet: „De papieren
zendeling." Slot volgt.) v. L.
(Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord.)
Vraag. Is, volgens het Nieuwe Testament, de aardsche Overheid
eene goddelijke instelling?
Antwoord I11 Lukas 20 vs. 25 geefl Jezus het antwoord op de
vraag omtrent het geoorloofde van betaling van schatting aan de
Romeinsche overheid.
Uit dat antwoord blijkt dat de Heer niet in verzet komt legenden
bestaanden staatkundigen toestand, maar dien aanvaardt als door
God gewild. Hij kent echter aan godsdienst en staat een eigen ter
rein toe.
Hetzelfde doet Paulus in Rom XIIiMaar hij is uitvoeriger Hij
stelt God en den Keizer niet naast elkander, doch verklaart dat de
Keizer onderhoorig is aan God en „alle ziel' aan den Keizer. Ge
hoorzaamheid aan souvereine machten, dus ook tyrannieke, is bij
Paulus geen speciaal-Christelijke maar een algemeen-menschelijke
plicht. Die zich tegen de macht verzet, verzet zich tegen de orde
ning Gods.
Opmerkelijk is het verschil tusschen Paulus en Petrus
Is volgens den eerste de overheid een Goddelijke instelling, de
laatste noemt haar een menschelijke ordening (1 Petrus 2 vs. 13,
waar wij beter doen, inplaats van door „ordening, het oorspronke
lijk woord te vertalen ^oor .schepping") Wat bij Paulus een men
schelijke plicht is, is bij Petrus Christelijke onderworpenheid, inden
zin van een „zich schikken.'
Een derde opvatting vinden wij in de Openbaring van Johannes.
Zij teekent het Romeinsche imperium onder het beeld van een uit
de zee opstijgend beest, dat zijn kracht en macht had van den draak,
d.i. Satan, en werd aangebeden door de aardbewoners, wier namen
niét stonden in het boek des levens (XIII vs 1, 4, 8) Elders heet
Rome „de groote hoer, dronken van het bloed der heiligen en „het
groote Babel" (XVII, XVIII
Er is dus een markant onderscheid
Bij Paulus is de Romeinsche overheid een goddelijke ordening; bij
Petrus een menschelijke schepping; en in de Openbaring een gewrocht
van den Satan.
Terwijl Paulus de gehoorzaamheid aan de Romeinsche overheid
een menschelijke plicht noemt sluit de Openbaring de aanhangers
van Rome van de zaligheid uit.
Tegenover Romeinen XIII staat Openbaring XIII.
Vraag: U heeft Zondagmorgen in Uw preek gezegd, sprekende
over J0I1 6 37dat er wel haast geen ruimer nitnoodiging denkbaar
was, en ik wil dat ook gaarne gelooven, maar toch als wij het eerste
gedeelte erbij lezen Af wat Mij de Vader geeft zal tot Mij komen,
lijkt het wel wat minder ruim, zoudt U zoo goed willen zijn hiervan
een verklaring te geven in de Zondagsbodc
Antwoord: In vs 37a zegt Jezus dat het de Vader is, die den
Zoon geeft allen, die tot Hem komen. Uit zichzelven komt niemand
kan niemand komen, (zie vs 44aHier is ecliter geen sprake van
een raadsbesluit des Vaders, krachtens hetwelk sommigen wél en
anderen niét bestemd zijn tot het geloof. Er staat niét „al wat mij de
Vader gegeven heeft', maar: „al wat mij de Vader geeft.' De Vader
geeft voortdurend En Hij geeft den Zoon iedere ziel, die zich niet
moedwillig aan de inwerking zijns Geestes en de trekkingen zijner
genade onttrekt Lijkt het 1111 nóg „minder ruim?"
Verzameld door C. B.
HOE MOET IK DEN BIJBEL LEZEN?
De zoo oorspronkelijke Deen Kierkegaard zegt in een
zijner werken, dat men Gods Woord moet lezen, zooals
een liefhebbende bruid een brief leest van haren bruidegom,
die verre van haar verwijderd is. Zij is niet tevreden, als
zij oppervlakkig van den inhoud heeft kennis genomen.
Integendeel zij dringt door die woorden in de gemoeds
stemming, in de stille gedachten en overleggingen van
haren liefste, in de gansche atmosfeer der ziel, waaruit
die brief is voortgekomen. Zij hoort er uit de stent van
haren geliefde. Zij ziet hem eindelijk zeiven. De woorden
krijgen gloed en leven en de naar het vleesch van elkander
afwezigen worden daar te zamen door verbonden
DRIEËRLEI STANDPUNT.
„Toen mijne zoons 16 tot 20 jaar oud waren, wisten zij
veel meer dan ik vertelde een oude boer. „Toen zij 25
jaar oud waren, wisten zij precies evenveel als ik; op hun
30e jaar verklaarden zij zich bereid om naar mij te luisteren,
en te hooien wat ik te zeggen had; op hun 35e jaar vroe
gen zij mij om raad; en ik ben van oordeel, dat zij, wan
neer zij 40 jaar oud zijn geworden, zullen toegeven, dat
de oude man toch werkelijk óók wel iets weet en begrijpt!"
Of het alleen bij boeren zoo gaat?
ZINNEBEELDEN DER PROFETEN.
Jesaja wordt gewoonlijk afgebeeld met een zaag; Jeretnia
met een roede; Ezechiël met een torenpoort; Daniël met
twee leeuwen; Amos met-een herdersstaf; Jona met een
walvisch; Maleachi met een engel; Joel met een leeuw;
Zacharia met een tempel; Nahum met een berg; Elia met
een raaf; Eliza met een tweekoppigen arend. Nu eens heb
ben die beelden betrekking op den naam, dan weder op
een bekende plaats uit het geschrift, ook wel op een merk
waardige gebeurtenis uit het leven of op de eene of andere
overlevering omtrent den marteldood van den profeet.
GOED KWAADDOEN.
Als ge kwaad doet, doe het goed.
'k Ga u zeggen, hoe dat moet:
Houd in 't kwaad nooit middelmaat,
Want dan zegt men: 'tis een kwaad;
Maar pleeg roof en moord voor drie,
Want dan zegt men: 'tis manie
Laurillard.
DER WERELD GEKRUISIGD.
Eenmaal eeuwen geleden kwam een jongeling tot
een grijsaard met de vraagWat beteekent het toch, „der
wereld gekruisigd te zijnl" „Ga naar buiten," sprak de
grijsaard, „naar het kerkhof, roep de dooden en spreek:
„Komt uit, de schoone Meimaand is daar, de hemel is
blauw en de vogeltjes zingen!" De jongeling ging heen,
en toen hij terugkwam, vroeg de grijsaard
„Wat hebben zij geantwoord?" „Niets," zeide de
jongeling. „Ga weder heen," gebood de grijsaard, „roep
de dooden en spreek: „Een onweder is in aantocht, maakt
11 op, haast u, dat gij onder dak komt, want het zal spoedig
losbarsten
Toen de jongeling terugkwam, vroeg de oude weder.
„Wat hebben zij geantwoord?" „Niets," sprak de jonge
ling. „Zoo ga nogmaals heen en prijs hen, en als zij
daarnaar niet hooi en scheld hen dan." „Ach, mijn vader,"
hernam de jongeling, „dat zal ook vruchteloos zijn, zij
zullen mij op beide wederom niets antwoorden
Toen sprak de grijsaard: „Zie mijn zoon, naar's werelds
lust en onlust, lokken en dreigen, prijzen en schelden even
weinig vragen als de dooden, dat heet ,,der wereld ge
kruisigd te zijn."