/(iemand verloopt op Zondag voor zijn pleizier.
Voor eiken dag-
FEUILLETON.
DRIE KERSTDAGEN UIT
DE SPAANSCHE HERVORMING.
maal liever u-zèlf voor een leugenaar wilt houden, dan ook
maar het duizendste deel van Zijn waarachtigheid betwijfelen.
Dit weet ik wel: indien gij verklaart wel eens iets „in
Jezus' naam" gebeden te hebben, zónder dat Hij het noch
tans heeft gedaan, zeg ik eenvoudig gij liegt
En als ge dan boos wordt en mij tart mijne beschuldiging
waar te maken, ben ik aanstonds bereid aan die sommatie
gehoor te geven.
Luister maar: Jezus heeft gezegd: „Ik zal het doen";
ik zeg dus Hij zal het doen. En tegenover uw „en tóch
doet Hij het niet" blijf ik mij beroepen op „De Waarheid",
en „De Waarheid" zegt: „Ik zal het doen".
Misschien dat iemand nu nog vraagtmaar -hoe zit het
dan? Ik wil wel toegeven dat ik ongelijk heb, maar ik
kan niet toegeven, dat de Heer altijd gedaan heeft, wat ik
Hem „in Jezus naam" heb gevraagd.
Laat mij u antwoorden met een wedervraag. Hebt ge
den tekt misschien ook zóó gelezenzoc wat gij begeeren
zult in mijnen naam, zal ik aanstonds doen 'i Hebt ge ook
vergeten, dat de bidder, ook al heeft hij de belofte van
verhooring, geen belofte heeft omtrent het wanneer daarvan
De Heer laat ons dikwijls wachten. Hij komt en Hij
geeft altijd als „Zijne ure" gekomen is. Soms komt Hij
niet eerder dan aan het einde der vierde nachtwake. Maar:
Hij komt
Maar ook moogt ge niet doen als had Jezus gezegd
„zoo wat gij begeeren zult in mijnen naam, dat zal ik doen,
zooals gij meent dat het gedaan worden moet"Het hoe der
verhooring blijve Hèm overgelaten. Hij kent den rechten
tijd en de rechte wijze, waarop Hij wat Hij doen zal, doen
moet.
Gij bidt b.v. om geestelijken wasdom.
Een gebed in Jezus naam.
Tóch ontvangt ge niet? Maar hebt ge misschien ver
wacht een wasdom als van Jona's wonderboom? Zoosnel,
zoo voorspoedig? Even voorspoedig echter als.die boom
opgroeide, is hij verdord. Echte wasdom gaat langzaam,
geleidelijk, onmerkbaar. Eerst de korrel, dan de halm, dan
de aar, dan pas het volle koren in de aar.
Nog éen ding wil ik vragen hebt ge er wel op gelet
dat Jezus in onzen tekst nadrukkelijk verhooring toezegt
aan hetgeen wij hegeeren in Zijnen naam Er staat niet
maar bidden, maar er staal begeeren. Dat woord „begeeren"
en de zaak die het aanduidt, is door de zonde in discre-
diet gekomen gij zult niet begeeren. Maar een discipel
van Christus moet dit woord weer aandurven, ook en vooral
bij zijn bidden. Begeeren nu is verlangen met. zijn gansche
hart, vurig verlangen, dringend verlangen, zeggen ik moet
het hebben, ik kan er niet buiten, ik zal het hebben. Heel
wat anders dus nog dan vrag.n, wenschen en hopen.
Onderzoek nu eens ernstig en dus rustig of uw bidden
inderdaad reeds is geworden begeeren.
„Zoo wat gij begeeren zult in Mijnen naam, Ik zal het
doen", zegt de Zaligmaker.
Gij kunt Hem tegenspreken.
Gij kunt ook iets anders doen het wagen op Zijn Woord.
Doe dat eens en gij zult Hem niet meer tegenspreken.
P. M.
Verzameld door C. B.
In ieders leven is muziek als men de toetsen maar
op de rechte wijze aanslaat. Ruskin.
Het argument van de kracht blijft ons altijd de kracht
toeschijnen van hen. die geen argumenten hebben.
El Christiano.
Gehoorzaamheid aan het geweten brengt altijd een rijken
en vaak ver reikenden zegen met zich. N. N.
Verstandige menschen zijn het beste conversations Lexicon!
Goethe.
God heeft meer dan één zegenelk persoonlijk leven
en elk oogenblik des levens behoeft en ontvangt een
eigen woord van God.
la Saussaye.
In een mensch, die de zonde dient, is het geweten als
de Kapitein van een schip met een muitende bemanning;
hij is gebonden, en kan niet heersclien, maar protesteert.
Harris.
Het eerste besluit, dat men neemt, is niet altijd het
verstandigste, maar dikwijls toch wel het eeilijkste. E.
HET TWEEDE KERSTFEEST.
6.
Wij slaan een tijdperk van drie jaren over.
en begeven ons op den 24 December 1559 naar
de burgt Triana, op,den rechteroever van den
Guadalquivir, tegenover Sevilla, alwaar de in-
kwisitie haar paleis en geheime gevangenissen
heeft ingericht. Het is een machtig en gevreesd
lichaam, de inkwisitie in Sevilla, en haar in-
kwisiteur-generaal, Fernando Valdes, een wreed,
listig man. toont dat hij niet te vergeefs dien
post bekleedt. Wij treden eene der onderaardsche
cellen binnen, en nadat ons oog een weinig
gewend is aan het halfduister dat daar heerscht
zien wij een man, met ketenen beladen, die
hem aan den muur kiuisteren, op een steenen
bank nedergezeten Is dat onze vriend Julianillo
Hernandez, dien wij drie jaren geleden sterk
en gezond verlieten? Helaas twee jaren harde
gevangenschap in de donkere, vochtige en ver
peste kerkerholen der inkwisitie, en daarbij
herhaalde wreede pijnigingen hebben dat haar
vergrijsd, die reeds kleine gestalte nog meer
gebogen, dat blozend en vol gelaat verbleekt
en vermagerd
„24 December 59," zoo hooren wij hem tot
zich zeiven zeggen, „reeds meer dan twee jaren
ben ik hier in dezen kerker; morgen wederom
Kerstfeest; ach hoezeer had ik gehoopt dit
Kerstfeest niet meer op aarde te vieren Helaas,
waar zijn zij met wie ik drie jaren geleden het
laatste Kerstfeestin vrijheid mochtdoorbrengen?
Gevangen of reeds voorgegaan! Egidius, voor
twee jaren reeds gestorven ten gevolge van het
lijden gedurende den tijd zijner gevangenschap;
hent heeft nog het gelukkigste lot getroffen
Dona Isabella onze gastvrouw, Dona Maria de
Bohorques, Garcia, de prior van het klooster, mijn
lieve vriend Cristobal Lozada, waar zijn zij
allen? Allen drie maanden geleden verbrand;
ach! hoe gaarne had ik met hen geleden! Zij
juichen nu bij den Heer en ik lijd nog smarten,
alleen! Welke veranderingen in drie jarenMen
zegt dat er verleden jaar bij de duizend personen
zijn gevangen gezet. Ook de prediker Ponce
de la Fuente moet reeds van ontbering in de
gevangenis gestorven zijn Mijn lichaam schijnt
sterker te zijn dan het zijne; ten minste het is
nog niet verbroken hoezeer ook geplaagd en
vaneen gescheurd. Ach Heer, hoe lang nog!
Ach Heer. Gij vergeet mij toch niet! Ik ben
zwak en alleen! Alleen? Neen. ondankbare die
ik ben. niet alleen! de Heiland is met mij. Hij
heeft mij gekocht en verlost; ik ben de Zijne!
Hoe menigmaal heeft Zijn licht dezen donkeren
kerker met hemelschen glans bestraald! Heb
dank, o mijn Heilandvoor Uwe tronwe liefde, en
vergeef uwen armen zwakken dienstknecht!Sta
aan mijn zijde, o Heer! Ik vrees hen niet, wanneer
Gij metmijzijt; mijn lichaam kunnen zij dooden
en verbranden, maar mijne ziel hebt Gij gekocht"!
Daar klinken voetstappen in de gang; de
zware ijzeren deur wordt geopend, en de cipier,
door twee monniken begeleid, treedt den kerker
binnen Zwijgend maakt hij de ketenen van
Hernandez los en geeft dezen een teeken hem
te volgen „Is het om mij wederom te onder
vragen en te pijnigen? Welnu ik ben bereid."
En rustig volgt hij zijne geleiders langs den
hem bekenden weg Helaas! het is niet de eerste
maal, dat hij die donkere gangen heeft betreden,
die van zijne cel naar de folterkamer leiden
Weder treedt hij haar binnen; het is een
somber vertrek, slechts flauw door ecnige flam
bouwen verlicht Daar zitten weder de inkwisi-
teitrs. en daar ginds wacht hem de beul in een
zwart masker vermomd, en met al de afzichtelijke
pijnigingswerktijgen nevens zieh. Weder wor
den hem de gewone vragen gedaan, nu vleiend,
dan dreigend; weder weigert hij den naam van
zijn Heiland te verloochenen, of ook maar één
zijner broederen te verraden; weder kunnen zij
niet wederstaan de wijsheid en den Geest door
welken hij spreekt „Halstarrige ketter! uw
bloed zij op uw hoofd! klinkt het eindelijk
uit den mond van den groot-inkwisiteur, en op
een teeken van dezen, rukt de beul hem de
kleederen af, en strekt hem op de pijnbank uit.
Weder wordt zijn lichaam uit elkander gerekt;
weder worden hem de dunne touwtjes om hoofd,
armen en beenen gekneld, en zoodanig aange
haald, dat zij het vteesch tot op het been door
snijden; van den armen bleeken lijder wordt
niets gehoord dan een flauw gesteun en een
zacht, gedurig gebed. Wordt vervolgd) v. L.