Vragenbus. Allerlei. met ltaer Man Cornelis Leendertsz Bol en sijn Moeder Maertje Pieters, eenige sware beschuldiginge tegen Dirck Jaspersz voornoemt, heeft ingebracht, met bijvoeginge dat sij niet soude toelaten, so lange hare oogen open stonden, dat de voornoemde Dirck Jaspersz tot het Ampt van Diakonschap soude bevestigt worden. De kerken-Raedt dese beschuldigingen verstaen hebbend, heeft diverse mid delen tot Accomodatie so op den selfden dito als mede op den len en 4en en sesden April, aengewendt, also zij vreesden voor grooter ontroeringe in dese Gemeente, doch te vergeefsEijndelijck is goed gevonden dat Ds. Carolus Spiljardus geliefde dese sake de E. Heeren Predikanten tot Haerlem te communiceren om so veel mogelijck was, dese vlam te stuttendeweicke goed vonden, dat Ds. Abrahamus Oostèrland en Ds. Sainuel üruterus Predikanten tot Haerlem haer sonden begeven nae Santvoort op den elfden April, 't welk is geschiet, alwaer in Presentie van E. Heeren voornoemt als mede in tegenwoordicheijt van kerken-Raedt, van Gerritje Gerfits met de haere getoontis berouw en leedwesen met een ontroeringe in 't gemoeten genegentheijt tot vrientschap, deweicke Dirck Jaspersz met een beweginge verclaerde te beminnen en is also tot beijder sijden vergenoeginge, den vrede getroffen en met de hand malcanderen te geven versterekt. Vóór dese voorgaende moeijte en quaestie is het gebeurt, dat Gerritje Gerrits voornoemt, heeft Leenden Claesz van der Zee beschuldigt, dat hij sijn broot wel een vierendeel te licht gebacken heeft, 't welck sij verclaert had voor de gantsche kerkenraed, te connen bewijsen met Grietje Cnooprock, als mede in de tegenwoordicheijt van E. Heeren voornoemt, van welcke beschuldiginge Leendert Claesz. voornoemt begeerde te hebben satisfactie en wilde hebben dat Gerritje Gerrits, soude voor die selfde vergaderinge daer zij hem voor beschuldigt had, moeten bekennen dat zij sulcs had gelogen; En dit bekennend soude seggen voor die vergaderingeick stae hier als een leugenaar dit is Gerritje Gerrits voorgehouden, en heeft eijndelijck daer op geresolveert en bekent dat sij gelogen had, en dat sij in dit geval stond als een Leugenaersterwaer op Leendert Claesz contentement genomen heeft, en is also den vrede getroffen en met handgevinge bevestigt in onser presentie. Verder is Gerritje Gerrits door de Mond van E. Heeren Broederen voornoemt aengesegt voorsichtiger te sijn in het toecomende, en dat sij moet letten op hare woorden om hare tonge te connen bedwingen; den Predikant en kerken- Raedt te respecteren, en in alle behoorlijcheijt haer ge- hoorsaemlijck aen te stellen en onderdanig te sijn,'t welck sij aennam, daer op is de vergaderinge gescheijden en sijn de E. Heeren Broederen voor hare moeijte bedanckt. NB. Den 15 April sijn de bovengenoemde personen (nadat se verscheijdene malen de gemeijnte waren voorgestelt) inde voorseijde Ampte voor de gemeijnte bevestigt. (Niet onderteekende vragen worden niet beantwoord.) Vraag: 1.1. Zondag hebt U gezegd dat de trekkingen des Vaders Diet altijd het geheele leven door duren. Maar houdt Gods liefde- arbeid aan 'n mensch dan ooit op in dit leven Antwoord: Niemand kan tot den Zoon komen, tenzij de Vader hem trekke. Deze waarheid is voor niemand, die niet gelooft, een verontschuldiging. God trekt op allerlei wijze. Hij roept en ook het geweten is Zijn stem. Maar de trekkingeu des Vaders zijn niet onweerstaanbaar. Men kan voor Zijn roepstemmen het oor sluiten. Wie dat blijvend doet, verhardt zijn eigen hart dat, ongevoelig geworden, van de trekkingen des Vaders niets meer merkt en doof is voor Zijn stem. Dan kan zelfs God zoo'n mensch niet meer bereiken en raoèt hem loslaten. Maar ook: het is niet gezegd dat de gelegenheid, die de Vader den zondaar geeft om tot Christus te komen, juist precies-zoo nog eens terugkeert in zijn leven. Als God zegt: „nü is het de welaan gename tijd, nil is het de dag der zaligheid", dan bedoelt Hijnü, op dit oogenblik. Soms komt dat „nü" nog ééns of méérmalen terug, eer iemand sterft. Maar ook gebeurt het dat het „héden" der genade voor goed, voor eeuwig voorbij is, als 't „heden" „morgen" is geworden, Wie „nü" niet wil, kan misschien „straks" niet meer. Daarom is het zuo roekeloos zijn komen tot Christus uit te stellen. Felix is '11 waarschuwend voorbeeld. Hij gevoelt onder Paulus' prediking de trekking des Vaders. Maar hij rukt zich los, zeggende „Voor ditmaal ga henen, en als ik gelegenen tijd zal hebben bekomen, zoo zal ik u tot mij roepen." (Hand. 24 vs. 25b.) Die „gelegen tijd - kwam echter nooit meer terug. Immers (vs. 27) „als twee jaar vervuld waren, kreeg Felix Porsius Festus in zijn plaats." Soms is het: nü ên latermaar ook is het soms: nü óf nooit V raag: Hoe is het mogelijk dat men den Antichrist, van wien in de Schrift sprake is, heelt kunnen vereenzelvigen met het pausdom Antwoord: Die vereenzelviging is nog zoo ongerijmd niet. De Schrift doet ons, nog voor het einde der wereldgeschiedenis, het optreden verwachten een er anti-christelijke persoonlijkheid, in wien de geest des kwaads zich als belichamen zalin wien de hoogmoed zijn toppunt zal bereiken; die de verpersoonlijking zal zijn der grenzelooze zelfverheffing tegenover alle aardsche en hemelsche macht. Fn deuk nu eens aan de pauselijke aanmatiging Wij behoeven niet 't verledene te laten spreken; het héden is illustratie genoeg De frausche pastoor Arsène-Pierre Millet heeft in het jaar 1904 het traktaat „De la Dévotion du Pape" openbaar gemaakt, dat aldus besluit: „Alle vereering waartoe ons het licht van ons geloof kan bewegen jegens Jezus, den Priester, Herder en Vader, bereikt haar toppunt in de vereering van den Paus. Als men de Engelen ver eert, de Paus is de zichtbare engel van de gansche kerk. Als men de heiligen vereert, de Paus is op aarde de bron der heili ging en heet: Zijne Heiligheid. Als men de Heilige Schrift wil vereeren, de Paus is de levende en sprekende Bijbel. Als het onze plicht is de Sacramenten te vereeren, is de Paus niet het Sacrament van Jezus, daar hij zijn plaatsbekleeder is?" Aan dit traktaat heeft de aartsbisschop van Tours zijn „impri matur'' verleend (vergunning voor den druk van 't boek), en Paus Pius X heeft den schrijver door den kardinaal-staatssecretaris laten weten dat het boekje geheel gedrenkt is van den geest van dat inzicht en die vroomheid, die den waren Katholiek en den voor- beeldigen priester kenmerken. Wie nu nog weet dat in genoemd traktaat Markus 12 vs. 30 Gij zult den Heer, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod'' op den Paus wordt toegepast, denkt aan 2 Thessal, 2 vs. 3 en waarin van den Antichrist wordt gezegd „die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzoo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zich zeiven vertoonende dat hij God is." Verzameld door C. B. „BLIND GELOOF." Gij smaalt op blind gelooven Gelooven op gezag. Meelijdend, met een lach, Waant gij t u ver te boven. 'k Wil 't laken thans nog loven Zoo 'k dit slechts vragen mag: Dat zelfde blind gelooven Doet gij 't niet slag op slag? Ja, kon het één u rooven Gij leefdet meer geen dag! NACHTUIL EN VALK. Terwijl een geweldig onweer den hemel verduisterde, vluchtte een valk in den ouden toren van een vervallen slot en zag daar in een donkeren hoek een nachtuil zitten. Toen de storm uitgeraasd had, wilde de valk weer naar buiten. De ander zei„lk begrijp niet, hoe je zoo gek bent van in dien dusgenaamden zonneschijn rond te vliegen, in plaats van kalm en bedaard in een stil en donker hoekje te gaan nadenken over dat bedriegelijk licht. De duisternis is immers de oorspronkelijke en echte werkelijkheid, zij alléén leert ons de ware wijsheid Maar de valk ontplooide zijn sterke wieken en antwoordde „Voor mij is alleen het licht werkelijkheidin de duisternis slaap ik." En hij vloog weg. ,,'t Is toch een onverbeterlijk optimist!" bromde de uil en sloot zijn oogen om het licht niet te zien. EEN GOEDE RAAD. Na veeljarige ervaringen schrijft een patroon die in zijne groote zaken rijk aan ondervinding is geworden heb ik het tot mijn stelregel gemaakt, nooit een mijner knechts in de opgewondenheid over een door hem gepleegd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 4