VOOR ZANDVOORT EN AERDENHOUT
No. 46
ZONDAG 16 MAART 1913
lsteJaargang.
De Lijdende Knecht des Heeren.
DE ZONDAGSBODE
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
Abonnementsprijs
Per Jaargang1.50
3 Maanden0.50
Afzonderlijke nummers005
REDACTIE:
G. POSTHUMUS MEYJES - Zandvoort-
Jhr. Dr. M F. van LENNEP - Aerdenhout-
Adres voor de Administratie
P SAAF, Burgemeester Engelbertsstr. 9-13
ZANDVOORT - TELEFOON No. 27
Advertentiën 1 5 regels0.55
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 1 -5 regels 0.35
Elke regel meer„0 06
Bij abonnement extra korting
Zondag 16 Maart 1913, Ned. Herv. Gemeente
V. m 10 uur, Ds. G. POSTHUMUS MEYJES.
Bevestiging der nieuwe Lidmaten,
extra-collecte voor de Zending.
Goeden Vrijdag, 21 Maart 1913, Ned. Herv. Gemeente
V. m. 10 uur, Ds. G. POSTHUMUS MEYJES.
Bediening van het H. Avondmaal.
(Zijn lijden verklaard en bekroond).
„Doch het behaagde den Heer hem te verbrijzelen;
Hij heeft Hem krank gemaakt: als Zijne ziel zich tot
een schuldoffer zal gesteld hebben, zoo zal Hij zaad
zien Hij zal de dagen verlengen en het welbehagen
des Heeren zal door Zijne hand gelukkiglijk voortgaan.
Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien en ver
zadigd worden; door Zijne kennis zal mijn Knecht,
de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want
Hij zal hunne ongerechtigheden dragen.
Daarom zal ik Hem een deel geven van velen en Hij
zal de machtigen als een roof deelenomdat Hij
Zijn ziel uitgestort heeft in den dood en met de
overtreders is geteld geweest en Hij veler zonden
gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft."
Jesaja 53, vs. 10—12.
„Men heeft Zijn graf bij goddeloozen gesteld en bij boos
doeners Zijne groeve, ofschoon Hij geen onrecht gedaan
heeft en er geen bedrog in Zijnen mond is geweest."
Aldus spreekt de profeet in het 9de vers, met de verkla
ring waarvan wij het vorige artikel besloten.
Maar is dat niet een geweldige tegenstrijdigheid zónder
zonde, en tóch man van smarten en krankheden kennen
de Zónder zonde en tóch gestorven en begraven Op deze
vraag geeft vs. 10a het antwoord.
Ziehier de oplossing van het raadsel Zijns lijdens „het
behaagde den Heer Hem te verbrijzelen. Hij heeft Hem
krank gemaakt."
Het is dus Jehova-zèlf die 't aldus heeft gewild. Zijn
welbehagen wordt daarin vervuld. De Knecht des Heeren
lijdt vrijwillig. Maar, wijl Hij weet dat zóó Gods weg met
Hem is. En per slot van rekening zijn Zijne vijanden niet
anders dan volvoerders van den raad des Heeren. Maar
waartoe heeft Jehova Hem aldus verbrijzeld en verdrukt
Waarlijk, dat is niet zonder doel geweest.
Hierop wijst ons de 2e helft van vs. 10, „als Zijne ziel
zich tot een schuldoffer gesteld heeft, zal Hij zaad zien
Hij zal de dagen verlengen en het welbehagen des Heeren
zal door Zijne hand gelukkiglijk voortgaan."
In die woorden „bijaldien Zijne ziel zich tot een schuld
offer stelt," hebben wij de korte samenvatting van alles wat
er in de vorige verzen van den Knecht des Heeren gezegd
is. Hij heeft zich-zelven gegeven tot een schuldoffer. Bij
deze benaming merk ik op dat, volgens de wetten van
Leviticus en Numeri, het z. g. n. zoen-offer onderscheiden
wordt in het zond-offer én het schllld-offer. Terwijl nu
het zond-offer de óntzondiging en dus de verzoening van
den zondaar met God bedoelt, is bij het schuld-offer de
voldoening het wezenlijke. Het recht Gods is geschonden
die schending moet worden geboet en weer worden goed
gemaakt. Welnu, deze gedachte wordt hier door den profeet
uitgesproken. De Knecht des Heeren heeft zich tot een
schuld-offer voor ons gegeven. Wij hebben gezondigd de
zonde eischt straf Hij heeft die op zich genomen Wij
hebben door onze ongerechtigheden het recht Gods beleedigd;
de gevolgen daarvan kunnen niet uitblijven maar Hij
heeft ze voor Zijne rekening genomen. Nu zijn genezing en
heil weer njogeljjk. Hij heeft voor ons alles goed gemaakt
hersteld-.rwat hersteld worden moest. Hij heeft voldaan aan
den eisch der.-.gerechtigheid Gods En dat, tot den prijs
van Zijn leven.
Na dit gezegd te hebben, laat de profeet het verledene
rusten om op de toekomst zijn blik te vestigen.
En wat bespeurt dan zijn zienersoog?
Allereerst dit de Knecht des Heeren „zal zaad zien"Er
staat niét Hij zal zaad hebbenmaarZien. Is die voor
stelling niet in strijd met hetgeen de profeet in vs. 8 en 9
gezegd heeft, dat Jehova's Knecht is afgesneden uit het land
der levenden en dat Hij bij de goddeloozen is begraven ge
worden En nu heet hetHij zal zaad zién
't Is een hoogst belangrijk verschijnsel, waarop ik hier
uw aandacht vestig.
Wat anders blijkt hier, dan dit dat de profeet over den
dood heenziet Men heeft gezegd dat wij in het O. T. geen
spoor van onsterfelijkheids-geloof vinden. Maar die bewering
is onwaar. Er zijn wel degelijk plaatsen in het O. T. die
ons doen zien dat de gedachte aan een leven na dit leven
ook onder het O. Verbond is te vinden. Zoo b. v. in het
Psalmboek. In Ps. 16. vs. 10, zegt de dichter! „Gij zult
mijne ziel niet overlaten aan het doodenrijk en niet dulden
dat uw gunstgenoot verderving zie." Denk aan die verzeke
ring uit den 73sten Psalm „gij zult mij leiden door uwen
raad en daarna zult gij mij in heerlijkheid opnemen." Of
aan dat woord uit Psalm 49 „Maar God zal mijne ziel van
het geweld des grafs verlossen. Want Hij zal mij opnemen."
En dan is er b. v. nog wat we lezen in Job. 19: „Ik weet
mijn verlosser leeft en Hij zal de laatste over het stof opstaan."
Welnu, datzelfde hebben we nu ook hier in ons tekst
hoofdstuk. De Knecht des Heeren is gestorven en begraven.
Maar daarbij blijft het niet. Hij zal wederom leven. Hij zal
zaad zien.
Daar is nog iets. Deze verzekering „Hij zal zaad zien"
is tevens eene betuiging van des profeten geloof. Des Heeren
Knecht geeft zich-zelven ten offer. Maar dat zal niet te ver
geefs zijn gedaan. Hij zal zaad zien leven uit en door en