Vroegtijdig eindigen van den arbeid op Zaterdag, ook voor de vrouw een goede voorbereiding voor de rust van den Zondag. FEUILLETON. „EL PASO" in Hem. Een groote schare, die uit Zijne striemen genezing heeft ontvangen die vrede verwierf door de straf welke op Hem is geweest. Uit Zijn graf verrijst het leven. En dan „het welbehagen des Heeren zal door Zijne hand gelukkiglijk voortgaan." Alles wat God met Israël voorhad, zal worden bereikt. De Knecht des Heeren zal wezen een licht der volkeren om Jehova's heil te zijn tot aan de einden der aarde. Nu volgt het 11de vers, waarin Jehova-zèlf sprekende wordt ingevoerd. Zóó luidt het begin daarvan „om den arbeid Zijner ziel, zal Hij het zien en verzadigd worden." Het hebreeuwsche woord, in onze vertaling door „arbeid" overgezet, duidt bepaaldelijk het moeitevolle van den arbeid aan. De Profeet denkt aan alles wat hij in de vorige verzen van dien smartelijken lijdensweg heeft gezegd. O, de Knecht des Heeren heeft niet slechts onze smarten gedragenmaar Hij heeft ze getorscllt. Hij heeft de uiterste krachten moeten inspannen om niet te bezwijken onder dien last. Om staande te blijven moest Hij zwoegen. Zijn gehééle persoon heeft er in gedeeld. Vandaar: de arbeid Zijner ziel. Welnu, die arbeid is niet tevergeefs geweest. Al Zijn moeite is heerlijk bekroond. „Van wege den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien en verzadigd worden". Eigenlijk staat er „zal Hij verzadiging zien", d.i. Hij zal genietenbevrediging vinden vervulling van Zijn diepst verlangen. Het lijden is geleden de strijd volstreden. Nu is er verzadiging van vreugde voor Zijn aangezichtlief lijkheden in Zijne rechterhand, eeuwiglijk en altoos. Maar, niet alleen hij-zèlf plukt de vrucht Zijns lijdens. Immers, zoo lees ik verder in vs. I I „door Zijne kennis zal mijn Knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardigheid geven", d.i. vrijspraak, bevrijding van alle straf, „want Hij torscht hun ongerechtigheid". Hij heeft alzoo aan Gods recht voldaan en daarmede onze schuld betaald en al onze zonde geboet, zoodat wij nu als rechtvaardigen voor God staan. Velen zal Hij rechtvaardigheid geven staat er. En bedoeld is eenvoudig aan een groote schare. Zijn schuld offer komt aan heel een menigte van menschen ten goede. En wat nu stelt den Knecht des Heeren in staat om te doen wat Hij doet De Profeet zegt „door Zijne kennis zal Hij velen rechtvaardigheid geven". Over de bedoeling van die woorden „door Zijne kennis" loopen de gevoelens der schriftverklaarders uiteen. Ik wijd daar hier niet verder over uit. Ik meen dat wij dat woord „kennis" hier te nemen hebben in den zin van „kennisse Gods" eene uitdrukking die in het O. T. niet zelden de beteekenis heeft van omgang hebben, gemeenschap oefenen met God. Welnu, dit is het geheim van Zijn kracht dit doet den Knecht des Heeren ook voor den smadelijksten dood niet terugdeinzen Zijne kennis van God. Hij is ingeleid in Diens raad Hij heeft geen andere begeerte dan Zijn wel behagen te doen Hij weet wat het einde zal zijn. Daarom betreedt Hij Zijn bangen lijdensweg. En nu nog het laatste, het 12de vers! „Daarom zal Ik - aldus spreekt Jehova Hem een deel geven van velen" of liever„een deel geven onder grooten". „En Hij zal machtigen als een roof deelen". Beter: „Hij zal met machtigen roof deelen". De Profeet bedoelt met deze woorden eene sterke tegenstelling te maken tusschen den tegenwoordigen toestand van den Knecht des Heeren en dien, waarin Hij dan wezen zal. Nü is Hij diep vernederddan krijgt Hij een deel onder grooten. Nil is Hij door niemand geachtdan zal Hij zijn den buit deelend met machtige heerschers. De lijder wordt verhoogd volkeren springen voor Hem op en koningen sluiten voor Hem hunnen mond En nu richt de Profeet den blik nog eenmaal op den lijdensweg die de Knecht des Heeren tot de glorie heeft gebracht. „Omdat Hij zijn ziel uitgestort heeft in den dood en met de overtreders is geteld geweest en Hij veler zonden gedragen heeft. En Hij voor de overtreders gebeden heeft". Over deze laatste bijzonderheden nog een woord Het hebreeuwsche werkwoord, in ónze vertaling door bidden weergegeven „en voor de overtreders gebeden heeft", beteekent eigenlijk bij iemand aandringen ten gunste van een ander. Daarom is het woord „bidden" hier te zwak. Wat be doeld is, dat is niet een enkele bede, niet een gebed, in den eigenlijken zin van het woord, maar alles wat de Knecht des Heeren voor zondaren doet. Het is het gebed van de daadhet geven van zich-zelven ten behoeve van velen het tusschentreden bij God. 2. Hoe meer wij de plaats der voorstelling naderden, des te dichter ineengedrongen werd de menschenmassa, en om te kunnen voortkomen werd het noodig een weinig ter zijde te gaan en de bedding te volgen van een opgedroogden bergstroom tusschen driehonderd meter hooge heuvelen. Bij de velen die tot dit voor hen godsdienstig feest opgingen, hadden wij verwacht althans bij sommigen onder hen eene ernstige stemming te vinden, maar hierin werden wij teleurgesteld; op ieders gelaat was luchthartige vroolijkheid te lezen sommige groepen, die uit de verte gekomen waren, zetten zich neder op het gras om onder vroolijke scherts een maal te gebruiken. De meesten hadden ham en ander vleesch bij zich, waarvan zij ons vriendelijk het een en ander aanboden; en toen ik tot een hunner zeide: Zijt gij Roomsch Katholiek en houdt gij het vasten niet, dat op dezen dag meer dan op eenig ander strikt verplichtend is?" ant woordde hij: „Roomsch Katholiek ben ik wel, omdat dit de godsdienst mijner vaderen was, maar dat God zich zou bekommeren of ik vleesch dan wel visch ete, dat geloof ik niet. Daarbij zocht hij ons over te halen een stuk ham en een glas wijn van hem aan te nemen' waarvoor wij echter bedankten Het aloude geloof gaat allengs verloren, hetgeen o. a. blijkt uit de vele soortgelijke maaltijden in hetopenbaargehouden, zonder dat iemand er zich over verwondert of er zich aan ergert. Bij een bocht van den weg vertoonde zich opeens de vallei in haar geheele lengte, aan welker uiteinde een ovaal gevormd wordt door den loop van het water; en op dat gedeelte was het tooneel opgesteld voorde voorstelling. De hooge heuvelen aan weerzijden waren bezet met nagenoeg zesduizend menschen, die bij rijen trapsgewijze boven elkander gezeten waren. Aan den noordkant zag men de witte huizen van het dorp door boomen omgeven en op den top van de met bloeiende brem bedekte bergen graasden twee kudden een van geiten en een van schapen, bewaakt door hunne herders, die ongetwijfeld ook aldaar gekomen waren om dit vreemde schouwspel gade te slaan en die, onbewegelijk geleund op hun staf, hunne blik ken lieten rondgaan over de wijde uitgestrekt heid, die voor hen lag, en waarvan de schoonheid nog verhoogd was door het diep donkerblauw van den hemel en den tintelenden gloed der avondzonnestralen, waardoor de bergen slechts ten deele waren beschenen, want de dag neigde ten einde. Lang bleven wij staren op dit verrukkelijk uitzicht, waar zoo veel genot en levensvreugde in zulk een wonderschoone natuur werd gesmaakt, en waar de zuivere, doorschijnende lucht alle tinten en kleuren deed uitkomen der duizenden, die, tegen de hellingen gezeten, als 't ware een grooten regenboog vormden. Wordt vervolgd, v. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zondagsbode voor Zandvoort en Aerdenhout | 1913 | | pagina 2